Page 153 of 282

152
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE STORINGS-
MELDING (geel)
Het lampje gaat bij de volgende
omstandigheden branden.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een storing in
de motoroliedruksensor. Wendt u zo snel
mogelijk tot de Fiat-dealer om de storing
te laten verhelpen.
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakelaar inschakelt.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
è
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
(geel)
Het lampje gaat branden (be-
paalde uitvoeringen) als er een storing is
in een van de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
De storing kan betreffen: doorbranden
van een of meer lampen, doorbranden van
de bijbehorende zekering of een onder-
breking in de elektrische verbinding.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
W
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de
mistachterlichten worden ingeschakeld.
4
Storing regensensor (uitvoeringen
met multifunctioneel display)
Het lampje gaat branden als er een storing
is in de regensensor. Wendt u tot de Fiat-
dealer.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
Storing parkeersensoren
(uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Page 154 of 282

VERSTOPT
ROETFILTER
Het lampje gaat branden als het
roetfilter verstopt is en de rijomstandig-
heden verhinderen dat de regeneratie-
procedure automatisch wordt uitgevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en vervol-
gens het reinigen van het filter raden wij u
aan te blijven rijden, totdat de weergave
van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
153
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ESP/ASR-
SYSTEEM (geel)
(indien aanwezig)
STORING HILL
HOLDER (geel)
(indien aanwezig)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Storing ESP/ASR-systeem
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-
den blijft branden en het lampje in de ASR-
knop gaat branden, wendt u dan tot de
Fiat-dealer.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
OpmerkingAls het lampje knippert tij-
dens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP in werking is getreden.
Storing Hill Holder-systeem
Als het lampje gaat branden, is er een sto-
ring in het Hill Holder-systeem. Wendt u
in dat geval zo snel mogelijk tot de Fiat-
dealer.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
áh
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje op het instrumen-
tenpaneel gaat branden als de remblokken
voor versleten zijn; laat deze in dat geval
zo snel mogelijk vervangen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
d
Page 155 of 282

MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
5
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen -
knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de rech-
ter richtingaanwijzer, als de drukknop
voor de waarschuwingsknipperlichten
wordt ingedrukt.
F
STORING
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig) (geel)
Het lampje gaat branden als er een storing
is in de parkeersensoren.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje è
branden.
Wendt u in dit geval tot de Fiat-dealer.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
t
154
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlichten
Het lampje gaat branden als de buiten-
verlichting of het dimlicht wordt inge-
schakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem
wordt gebruikt (zie “Follow me home” in
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
3
Page 156 of 282

155
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
CRUISE-CONTROL
(indien aanwezig) (groen)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel
brandt als de draaiknop van de cruise-con-
trol in stand ON staat.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorend bericht op het display.
Ü
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje brandt als het
grootlicht is ingeschakeld.
1
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen -
knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de linker
richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt inge-
drukt.
D
ASR-SYSTEEM (indien
aanwezig) (geel)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven. Het
lampje in de ASR-knop gaat branden als het
systeem is uitgeschakeld. Het lampje knip-
pert als het ASR-systeem inschakelt, om de
bestuurder te waarschuwen dat het sys-
teem zich aanpast aan de grip op het weg-
dek.
Het lampje gaat branden, er verschijnt een
bericht op het display en er klinkt een
akoestisch signaal (zoemer) als het ASR-
systeem defect is. Wendt u in dat geval zo
snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
De berichten op het display verschijnen
als handmatig de ASR-functie wordt in-/
uitgeschakeld (zie “ASR”-systeem in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Op uitvoeringen met alleen een ASR-sys-
teem, blijft bij uitschakeling (ASR OFF) het
lampje altijd branden.
V
STORING STUUR-
BEKRACHTIGING
(rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden, het bericht
op het display blijft weergegeven en er een
akoestisch signaal (zoemer) klinkt, dan
werkt de stuurbekrachtiging niet en is
meer kracht nodig voor het draaien van
het stuur. Wendt u tot de Fiat-dealer.
g
Page 157 of 282

STORING AUTOMATI-
SCHE VERSNELLINGS-
BAK/MAXIMUM
OLIETEMPERATUUR
IN VERSNELLINGSBAK
(indien aanwezig) (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het instrumen-
tenpaneel branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
knipperen (op het display verschijnt ook
een bericht en er klinkt een akoestisch sig-
naal) als er storing is in de versnellingsbak.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
constant branden (op het display verschijnt
ook een bericht en er klinkt een akoestisch
signaal) bij een te hoge temperatuur van de
transmissie-olie. GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
(indien aanwezig)
Dit lampje gaat en blijft constant
branden en er verschijnen berichten over
het geprogrammeerd onderhoud als een
servicebeurt moet worden uitgevoerd.
Het lampje dooft nadat de servicebeurt
door de Fiat-dealer is uitgevoerd of nadat
1000 km is afgelegd nadat een servicebeurt
had moeten worden uitgevoerd.STORING
AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
(indien aanwezig) (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er een storing
is in de automatische niveauregeling.
156
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager wordt dan 3°C, dan knippert de tem-
peratuuraanduiding om aan te geven dat
er kans op gladheid bestaat.
Op het display verschijnt een bijbehoren-
de melding (alleen bij uitvoeringen met mul-
tifunctioneel display).
BEPERKTE ACTIERADIUS
(uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Op het display verschijnt een bericht om
de gebruiker te waarschuwen als de ac-
tieradius van de auto kleiner wordt dan 50
km.
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Op het display verschijnt een bericht als de
ingestelde snelheidslimiet wordt over-
schreden (zie “Multifunctioneel display” in
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
õŒ
t
Page 158 of 282

157
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 158
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 159
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic ........................................................... 163
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 168
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 170
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ........................................................................176
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 177
ACCU OPLADEN ............................................................... 185
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 186
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 186
N
N N N
O O O O
O O O O
D D D D
G G G G
E E E E
V V V V
A A A A
L L L L
L L L L
E E E E
N N N N
Page 159 of 282

MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als het lampje
Yop het instrumen-
tenpaneel constant blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
STARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1-2
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
Het is raadzaam de accu door de Fiat-
dealer te laten controleren/vervangen.
158
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒til het klepje Aomhoog zodat de ver-
binding met de pluspool van de accu
bereikbaar is fig. 1;
❒verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een
startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting zoals afgebeeld in
fig. 2;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 1F0N0075m
Laat deze procedure door ge-
specialiseerd personeel uit-
voeren. Onjuiste handelingen kunnen
leiden tot vonken. De vloeistof in de
accu is giftig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Kom
ook niet dicht bij een accu met open
vuur of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken.
ATTENTIE
fig. 2F0N0076m
Page 160 of 282

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een hel-
ling af te laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor
het juiste gebruik van de krik en het
reservewiel moeten de onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht worden ge-
nomen.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande au-
to m.b.v: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-
dens het verwisselen van een wiel
moeten alle inzittenden de auto heb-
ben verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is, en op een veilige af-
stand van het verkeer wachten, tot-
dat het wiel verwisseld is. Trek de
handrem aan.
ATTENTIE
Het reservewiel behoort bij
de auto waarbij het geleverd
is. Gebruik het reservewiel niet bij an-
dere auto’s en monteer geen reserve-
wielen van andere auto’s. De wiel-
bouten behoren bij de auto: gebruik
de wielbouten niet bij andere auto’s
en gebruik geen wielbouten van an-
dere auto’s.
ATTENTIE
Laat het verwisselde wiel zo
snel mogelijk repareren en
monteren. Smeer de schroefdraad
van de wielbouten niet met vet in,
voordat u ze monteert: de bouten
kunnen loslopen.
ATTENTIE