Page 89 of 282

88
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 97F0N0056m
fig. 98F0N0057m
ZONNEKLEPPEN fig. 97
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de binnenspiegel. Ze kunnen voor
de voorruit of voor de zijruit worden ge-
draaid.
STEKKERDOOS (indien aanwezig)
Deze is in het midden op het dashboard
geplaatst, naast de aansteker fig. 98.
Open voor gebruik de dop A.SCHRIJF/LEESTAFELTJE
(indien aanwezig)
In het midden van het dashboard, boven
de inbouwplaats van de autoradio, bevindt
zich een schrijftafeltje A-fig. 99; op enkele
uitvoeringen kan het schrijftafeltje gebruikt
worden als leestafeltje door het aan de
achterzijde omhoog te trekken en de
steun op het dashboard te laten rusten,
zoals afgebeeld.
Op uitvoeringen met airbag aan passa-
gierszijde is het schrijftafeltje vast inge-
bouwd.BOVENSTE OPBERGRUIMTE IN
CABINE fig. 100 (indien aanwezig)
Deze ruimte bevindt zich boven in de be-
stuurderscabine en is geschikt voor het
opbergen van lichte voorwerpen.
Maximale belasting:
– op één plaats ...................................10 kg
– verdeeld over de gehele ruimte ...20 kg
fig. 99F0N0058mfig. 100F0N0190m
Page 90 of 282

89
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 102F0N0149mfig. 103F0N0217m
TAFEL OP BANK (indien aanwezig)
Trek voor gebruik aan het lipje
A-fig. 102en klap de tafel neer.
De tafel is voorzien van twee bekerhou-
ders en een steunvlak met kaartenklem.
fig. 101F0N0191m
OPBERGRUIMTE IN CABINE
(ALKOOF) fig. 101 (indien
aanwezig)
De opbergruimte bevindt zich boven de
zonnekleppen en is zo ontworpen dat u
er snel lichte voorwerpen in kunt opber-
gen (bijv. documenten, wegenkaarten
enz.).ACHTERUITRIJCAMERA EN
MONITOR (indien aanwezig)
Met de achteruitrijcamera fig. 103kan de
bestuurder de omgeving achter de auto
zien via een monitor A-fig. 104die in het
interieur van de auto is geplaatst.
Het systeem bestaat uit een videocame-
ra die in een kunststof huis is geplaatst op
de achtertraverse van het dak, waarin ook
het derde remlicht is opgenomen, en een
monitor in een kunststof huis bij het bo-
venste dashboardkastje.
Page 91 of 282

90
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De monitor is voorzien van toetsen
(On/Off, lichtsterkte, achtergrondverlich-
ting); om de monitor te gebruiken moet u
de ontgrendelknop bedienen en de mo-
nitor uitklappen.
De monitor geeft een gespiegelde weer-
gave (“mirror”) van het zicht naar achte-
ren. Als de monitor niet gebruikt wordt,
kan deze worden ingeklapt bij het boven-
ste dashboardkastje.
INSCHAKELING
Het systeem schakelt in als de contact-
sleutel in het contactslot zit en u de ach-
teruit inschakelt of als u de betreffende
toets indrukt; als de auto in beweging is,
bijvoorbeeld tijdens achteruitrijden, werkt
het systeem tot een snelheid van ongeveer
15 km/h en schakelt uit als de snelheid bo-
ven ongeveer 18 km/h komt. Als de ach-
teruit wordt uitgeschakeld, wordt het
beeld nog ongeveer 5 seconden op de mo-
nitor weergegeven. ALGEMENE OPMERKINGEN
Gezichtsveld
Het gezichtsveld kan variëren afhankelijk
van de stand van de auto (bijv. een volbe-
laden auto), afhankelijk van de specificaties
van de auto en afhankelijk van de weers-
omstandigheden (helder, regen, sneeuw en
mist); bij weinig buitenlicht of bij een vol-
beladen auto, kan het gezichtsveld beperkt
zijn.
Het gebied dat de camera bestrijkt, is on-
geveer 3 m lang en maximaal 5,5 m breed
fig. 105.
fig. 104F0N0214mfig. 105F0N0215m
Aanwijzingen voor het gebruik
Als de lens van de videocamera vuil is of
met ijzel is bedekt (aan de buitenzijde), rei-
nig de lens dan met een zachte doek. Ge-
bruik absoluut geen andere voorwerpen
voor het reinigen van de lens, om kras-
sen te voorkomen.
Ook voor het reinigen van de monitor is
het raadzaam een zachte, droge doek te
gebruiken. Stof kan van de monitor wor-
den verwijderd met een daarvoor ge-
schikte zachte kwast. Gebruik geen enkel
oplosmiddel voor het reinigen.
Bij een ongeval kan het glas van de moni-
tor breken. Raak in dit geval de vloeistof
die er uitstroomt niet aan. Mocht dit toch
gebeuren, was dan snel de verontreinig-
de delen met water en zeep.
Page 92 of 282

91
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het gebruik
van de tachograaf de gebruikshandleiding
die door de fabrikant is bijgeleverd.
Het is wettelijk verplicht de tachograaf in
de auto te installeren als het gewicht van
de auto (met of zonder aanhanger) meer
dan 3,5 ton bedraagt.
BELANGRIJK Iedere verandering aan het
controle-instrument of aan het signaal-
overbrengingssysteem die invloed heeft op
de registratie door het controle-instru-
ment, vooral als dit bedoeld is om te frau-
deren, is strafbaar.
BELANGRIJK Als een tachograaf in de au-
to geïnstalleerd is en de auto 5 dagen niet
wordt gebruikt, is het raadzaam de min-
pool van de accu los te koppelen om te
acculading te behouden. BEDIENINGSTOETSEN
De bedieningstoetsen van de monitor
fig. 106:
❒Lichtsterkteregeling: 2 toetsen
❒Achtergrondverlichting instellen: 2
toetsen
❒Toets ON/OFF: hiermee kunt u de
beelden van de videocamera ook zien
als de achteruit is uitgeschakeld
U kunt terugkeren naar de standaardcon-
figuratie door de toets ON/OFF ongeveer
3 seconden ingedrukt te houden als het
systeem is uitgeschakeld. In dat geval knip-
pert de toets ON/OFF 2 keer om de han-
deling te bevestigen.
BERICHTEN OP HET SCHERM
in de volgende gevallen wordt er infor-
matie op het scherm weergegeven:
❒Na het inschakelen van de achteruit
wordt 5 seconden een waarschu-
wingsbericht weergegeven.
❒Als de snelheid boven ongeveer 18
km/h komt en alleen als de inschakel-
toets is ingeschakeld (ON), verdwijnt
het beeld en verschijnt ongeveer 5 se-
conden een waarschuwingsbericht dat
het systeem in stand-by staat.
❒Als de snelheid boven ongeveer 18
km/h komt en de achteruit is inge-
schakeld, verdwijnt het beeld en ver-
schijnt een waarschuwingsbericht dat
blijft weergegeven totdat de snelheid
onder ongeveer 15 km/h komt. In dat
geval wordt het beeld weer weerge-
geven.
U kunt de taal wijzigen waarin de berich-
ten worden weergegeven. Druk hiervoor,
bij uitgeschakeld systeem, gelijktijdig op de
toets ON/OFF en een willekeurige ande-
re toets en selecteer vervolgens de taal in
het menu met de toets ON/OFF. Als u de
gewenste taal geselecteerd hebt, wacht
dan 3 seconden zodat de taal wordt op-
geslagen.fig. 106F0N0216m
Page 93 of 282

92
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
Gebruik geen schuurmiddelen of oplos-
middelen voor het reinigen van het appa-
raat. Gebruik voor het reinigen van de bui-
tenkant van het apparaat een vochtige
doek of eventueel speciale producten
voor het onderhoud van synthetische ma-
terialen.
De tachograaf wordt door geautoriseerd
personeel geïnstalleerd en verzegeld: voer
geen werkzaamheden uit aan het systeem
en de bijbehorende voedings- en registra-
tiekabels.
De bezitter van de auto waarin de tacho-
graaf is geïnstalleerd, moet de tachograaf
periodiek laten keuren. Het systeem moet
ten minste iedere twee jaar gekeurd en ge-
test worden op de juiste werking.
Zorg ervoor dat na iedere controle het
plaatje wordt vernieuwd en dat het de
voorgeschreven gegevens bevat.PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVER-/
ONTGRENDELING
PORTIERVERGRENDELING VAN
BUITENAF
Druk bij gesloten portieren op de knop
Øop de afstandsbediening fig. 107of steek
de metalen baard in het slot van het be-
stuurdersportier en draai de sleutel rechts-
om.
Alleen als alle portieren gesloten zijn,
wordt de portiervergrendeling ingescha-
keld. Als een of meerdere portieren niet
vergrendeld zijn na het indrukken van de
knop
Øop de afstandsbediening fig. 107,
gaan de richtingaanwijzers en het lampje
op de knop A-fig. 110ongeveer 3 se-
conden snel knipperen.
Als de portiervergrendeling is ingescha-
keld, zijn de knoppen Aen B fig. 110 uit-
geschakeld.
fig. 107F0N0060m
Als u de knop Øop de afstandsbediening
fig. 107twee keer kort indrukt, schakelt
het dead lock-systeem in (zie de paragraaf
“Dead lock-systeem”).
Portierontgrendeling van buitenaf
Druk kort op de knop
Æfig. 107of Ëfig. 108, afhankelijk van de uitvoering,
voor het op afstand ontgrendelen van de
voorportieren. Gelijktijdig wordt de pla-
fondverlichting tijdelijk ingeschakeld en
fig. 108F0N0145m
Page 94 of 282

93
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer. Als u de metalen baard in het slot
van het bestuurdersportier linksom draait
fig. 109, kunt u alle portieren/deuren ont-
grendelen.
Portierver-/ontgrendeling vanuit
het interieur
Druk op de knop A-fig. 110om de por-
tieren/deuren te vergrendelen en op de
knop Bom de portieren/deuren te ont-
grendelen. De portieren (voor en achter)
worden centraal ver-/ontgrendeld. Als de
portieren/deuren vergrendeld zijn, brandt
het lampje op de knop A; als de knop B
wordt ingedrukt, worden alle portie-
ren/deuren ontgrendeld en dooft het
lampje. Als de portieren/deuren zijn ont-
grendeld, is het lampje gedoofd; als de
knop wordt ingedrukt, worden alle por-
tieren/deuren vergrendeld. De portier-
vergrendeling wordt alleen ingeschakeld
als alle portieren goed gesloten zijn.
fig. 109F0N0059mfig. 110F0N0047m
fig. 111F0N0132m
een van de achterdeuren van binnenuit
wordt geopend met de handgreep, dan
wordt de betreffende deur ontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische
voeding (doorgebrande zekering, losge-
koppelde accu enz.) kunnen de portie-
ren/deuren altijd met de hand worden ver-
grendeld.
Als u harder dan 20 km/h rijdt, worden al-
le portieren automatisch vergrendeld als
in het setup-menu deze functie is inge-
schakeld (zie de paragraaf “Multifunctio-
neel display” in dit hoofdstuk).
TOETS LAADRUIMTE fig. 111
De vergrendeling wordt aangegeven door
een lampje op de toets.
Het lampje gaat in de volgende gevallen
branden:
❒iedere keer nadat met de toets zelf of
met de toets Øop het dashboard het
commando voor vergrendeling is ge-
geven;
❒als het instrumentenpaneel wordt
ingeschakeld;
❒als een van de voorportieren wordt
geopend;
❒als de portieren bij 20 km/h worden
vergrendeld (indien ingeschakeld in
het menu).
Het lampje dooft als een van de deuren
van de laadruimte wordt geopend of als
het commando voor portierontgrendeling
wordt gegeven (laadruimte of centraal), of Als de portieren/deuren zijn vergrendeld
met behulp van:
❒de afstandsbediening;
❒het portierslot;
kunt u de portieren/deuren niet meer ont-
grendelen met de knop
A-fig. 110op het
schakelaarpaneel op het dashboard.
BELANGRIJK Als de centrale portierver-
grendeling is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt van binnenuit ge-
opend met de handgreep, dan wordt de
portiervergrendeling uitgeschakeld. Als
Page 95 of 282

94
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
als via de afstandsbediening of het por-
tierslot het commando voor ontgrende-
ling wordt gegeven.
DEAD LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-
king van:
❒de binnenhandgrepen;
❒de ont-/vergrendelknoppen A-B fig.
110;
hierdoor kunnen de portieren niet van bin-
nenuit worden geopend bij een inbraakpo-
ging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een
ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de beste
bescherming tegen inbraakpogingen. Daar-
om raden wij u aan om iedere keer als u
de auto verlaat, het systeem in te scha-
kelen.
Als het dead lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de
portieren op geen enkele wijze van
binnenuit worden geopend. Contro-
leer daarom, voordat u de auto ver-
laat, of er geen personen meer aan
boord zijn. Als de batterij van de sleu-
tel met afstandsbediening leeg is, kan
het systeem alleen worden uitge-
schakeld door de metalen baard van
de sleutel in beide portiersloten te
steken en te draaien, zoals hiervoor
is beschreven: in dat geval blijft het
systeem alleen op de achterportieren
ingeschakeld.
ATTENTIESysteem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portie-
ren/deuren automatisch in als de knop
Øop de sleutel met afstandsbediening fig.
107twee keer snel wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen
de richtingaanwijzers 3 keer en knippert
het lampje op de knop A-fig. 110op het
schakelaarpaneel op het dashboard.
Het systeem schakelt niet in als een of
meerdere portieren niet goed gesloten zijn:
zo wordt voorkomen dat een persoon via
het geopende portier het interieur van de
auto kan betreden en, als het portier ver-
volgens wordt gesloten, de auto niet meer
kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch op alle portieren/deu-
ren uit:
❒als de contactsleutel in het bestuurders-
portier wordt gestoken en de sleutel
rechtsom wordt gedraaid;
❒als de portieren/deuren op afstand
worden ontgrendeld;
❒als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.
Page 96 of 282

95
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SCHUIFDEUR ZIJKANTTrek voor het openen van de zijschuifdeur
de handgreep Aomhoog en begeleid de
deur bij het openen.
In geheel geopende stand wordt de zijdeur
door een vangmechanisme opengehou-
den. Bedien om de deur te sluiten, de
handgreep Aaan de buitenkant (of de
handgreep aan de binnenkant) en duw de
deur dicht.
Zorg er in ieder geval voor dat de ge-
opende deur op de juiste wijze is vastge-
haakt aan het vangmechanisme.
SCHUIFRAAM ZIJKANT (indien
aanwezig) fig. 112a
Houd voor het openen de twee handgre-
penBnaar elkaar gedrukt en schuif de ruit
open.
Als u de twee handgrepen loslaat, kan de
schuifruit in een tussenliggende stand wor-
den gezet.OPSTAPTREDE fig. 113
(indien aanwezig)
Als u de zijschuifdeur van de passagiers-
ruimte of de laadruimte opent, schuift aan
de onderzijde een opstapje uit om ge-
makkelijker in te stappen.
fig. 112F0N0061m
Als de auto wordt gepar-
keerd met geopende schuif-
deuren, controleer dan of deze goed
vergrendeld zijn.
ATTENTIE
Verplaats de auto niet bij ge-
opende schuifdeuren.
ATTENTIE
Controleer voordat u weg-
rijdt of het opstapje weer ge-
heel is ingeschoven. Omdat de bewe-
ging van het opstapje gekoppeld is
aan die van de schuifdeur, wordt het
niet volledig inschuiven van het op-
stapje, net als eventueel geopende
achterdeuren, aangegeven door een
brandend lampje
´op het instru-
mentenpaneel.
ATTENTIE
fig. 113F0N0176mfig. 112aF0N0240m