Page 209 of 227
UITSTOOT BEHEERSSYSTEEM............................... 7-2
KATALYSATOR ........................................................... 7-3
EGR-SYSTEEM ........................................................... 7-4
7
EMISSIE REGELSYSTEEM
7
Page 210 of 227

7EMISSIE REGELSYSTEEM
2UITSTOOT BEHEERSSYSTEEM
SH010A1-FX Uw Hyundai is uitgerust met een uitstoot beheerssysteem om te voorzien in alle eisen van de voor uwland van toepassing zijnde overheidseisen. Er zijn drie uitstoot beheerssystemen, nl.:
1. Carterdamp beheerssysteem
2. Brandstofdamp beheerssysteem
3. Uitlaatgas beheerssysteem Om er zeker van te zijn dat dit regelsysteem optimaal blijft function- eren moet uw wagen overeenkomstig het onderhoudsschema in dezehandleiding door een Hyundai dealer worden onderhouden. SH010B1-FX
1. CARTERVENTILATIE-
SYSTEEM
Het gesloten carterventilatiesysteemis ontworpen teneinde te voorkomen dat carterdampen in de atmosfeerterecht komen. Dit systeem zorgt er voor dat het carter via het luchtfilter wordt geventileerd. Deze verse lucht vermengt zich met de carterdampen waarna deze lucht via de positieve carterventilatieklepnaar het inlaatsysteem van de motor wordt teruggevoerd. H010C02E-GXT
2. BEHEERSINGSSYSTEEM
DAMPUITSTOOT
Het beheersingssysteem van de
dampuitstoot is ontworpen om te voorkomen dat brandstofdampenontsnappen naar de buitenlucht.
Koolstoffilter Brandstofdampen uit de brandstoftank
worden geabsorbeerd en opgeslagen in het koolstoffilter. Als de motor draait, worden de in het koolstoffliter opgeslagen brandstofdampen via debrandstofdampafzuigklep naar het inlaatsysteem van de motor gevoerd.
Elektrisch bediende klep De elektrisch bediende klep wordt
"Gestuurd" door de Elektronische Bedieningseenheid; als de motorkoel-vloeistoftemperatuur laag is, en tijdens stationair draaien van de motor is de klep gesloten, waardoor géénbrandstofdamp in de inlaatbuis van het luchtinlaatsysteem komt.
Page 211 of 227

7
EMISSIE REGELSYSTEEM
3KATALYSATOR
HLC5022Katalysator
Nadat de motortemperatuur op bedrijfsniveau is gekomen, engedurende normaal rijden, wordt brandstofdamp door de geopende klep naar de luchtinlaatbuis afgevoerd. SH010D1-FX
3. REGELING VAN DE UITLAAT-
GASEMISSIE
Dit systeem beperkt de uitstoot van schadelijke bestanddelen in deuitlaatgassen terwijl goede motorpres- taties worden gehandhaafd. H020A01S-GXT; Voor een benzinemotor De katalysator is een onderdeel van
het uitlaatsysteem. De katalysator heeft tot taak bepaalde schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas op tenemen. De katalysator lijkt op een uitlaat-
demper en is aan de onderzijde vande wagen aangebracht. SH030A1-FX Katalysator De uitlaatgassen die door de katalysator worden gevoerd zorgenvoor zeer hoge temperaturen. Het toevoeren van grote hoeveelheden onverbrande benzine kanoververhitting en brand tot gevolg hebben. Let daarom op onderstaande voorzorgsmaatregelen:
o Gebruik uitsluitend loodvrije ben-
zine.
H020D01S-GXT Katalysator ; Voor een dieselmotor Alle Hyundai automobielen met dieselmotor zijn voorzien van een oxidatiekatalysator. Deze vermindertde hoeveelheid koolmonoxide, koolwaterstoffen en roetdeeltjes in het uitlaatgas.
Page 212 of 227

7EMISSIE REGELSYSTEEM
4EGR-SYSTEEM
o Houd de motor in een goede conditie.
Extreem hoge temperaturen van
de katalysator kunnen een onjuiste werking van het ontstekingssys-teem of het benzine- injectiesysteem tot gevolg hebben.
o Als de motor afslaat, pingelt of slecht start, moet hij direct door uw Hyundai dealer wordengerepareerd.
o Vermijd het rijden met een vrijwel
lege tank. Als de motor overslaatheeft dit tot gevolg dat de katalysator onverbrande benzine krijgt toegevoerd.
o Tracht te voorkomen dat de motor
langer dan 10 minuten stationairdraait.
o Probeer de motor niet te starten door de wagen aan te slepen ofaan te duwen.
o Let bij het parkeren op brandbaar materiaal zoals gras, papier, bladeren etc. Als dergelijk materiaal met de katalysator incontact komt kan dit brand tot gevolg hebben. H020C01S-GXT; Voor een dieselmotor Dit uitlaatgasrecirculatiesysteem zorgt voor een vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden door een gedeeltevan het uitlaatgas terug te voeren naar het inlaatluchtsysteem, waardoor de verbrandingstemperaturen in demotor worden verlaagd.
o Raak de katalysator of een ander
component van het uitlaatsysteembij draaiende motor niet aan omdat dit brandwonden tot gevolg kan hebben.
o Uw Hyundai dealer is de aangewezen vakman als uassistentie nodig heeft.
Page 213 of 227
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER (VIN).............. 8-2
MOTORNUMMER ....................................................... 8-2
AANBEVOLEN BANDENSPANNING ......................... 8-3
WINTERBANDEN ........................................................ 8-4
SNEEUWKETTINGEN ................................................ 8-4
ONDERLING VERWISSELEN VAN DE WIELEN ...... 8-4
WIELEN BALANCEREN .............................................. 8-5
GRIP OP HET WEGDEK ............................................ 8-5BANDEN VERVANGEN .............................................. 8-5
RESERVEWIEL EN GEREEDSCHAP ....................... 8-6
8
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
8
Page 214 of 227
8INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
2MOTORNUMMERVOERTUIGIDENTIFICAT- IENUMMER (VIN)
I010A01A I010B01A-GXT Benzinemotor (1,3/1,5 SOHC)
I010A02A-GXT Het voertuigidentificatienummer (VIN)
is het registratienummer van de auto dat wordt gebruikt voor alle wettelijke zaken zoals de tenaamstelling etc.
Het bevindt zich op een
identificatieplaatje in de motorruimte op het schutbord. Het motornummer is in het motorblokgeslagen; zie de afbeelding.
Benzinemotor (1,6 DOHC) Dieselmotor
I010B01A
F040A02TB-1 I010B03A
Page 215 of 227

8
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
3BANDEN
I030A03A-GXT AANBEVOLEN BANDENSPANNING
SI010C1-FX De banden waarmee uw Hyundai is uitgerust zorgen voor optimale rij- eigenschappen onder normaleomstandigheden.
Deze bandenspanningen zijn gekozen
voor een optimale combinatie tussenrijcomfort, bandenslijtage enkoersstabiliteit onder normale omstandigheden.
De bandenspanningen moeten
minstens één keer per maand worden gecontroleerd.
De juiste bandenspanning is
noodzakelijk om de volgende redenen:
o een te lage spanning heeft een ongelijkmatige bandenslijtage en een vermindering van het rijgedrag tot gevolg.
o een te hoge spanning verhoogt de kans op beschadigingen onderinvloed van schokken en heeft eenongelijkmatige bandenslijtage tot gevolg. LET OP:
Let op het volgende:
o Controleer de bandenspanning als de banden koud zijn. Dit betekent dat tenminste gedur- ende drie uur niet met de wagen is gereden en niet verder isgereden dan circa 1,6 km vanaf het begin van de rit.
o Controleer ook de spanning van het reservewiel.
o Overschrijd het laadvermogen niet. Let hierbij vooral op als tijdens de vakantiereis met eenimperiaal wordt gereden.
!
In het dashboardkastje bevindt zich een sticker met de voor uw auto aanbevolen bandenspanningen. 5Jx13 5Jx14
5,5Jx15 5Jx135Jx14
5,5Jx15 Banden-
maat
Velg-
maat Bandenspanning, KPA (PSI)
175/70R13185/60R14185/55R15175/70R13185/60R14 185/55R15 achter
207(30) 207(30) voor
230(33) 230(33)
Tot max.
2 personen Tot de max.
belading
achter
230(33)230(33)
voor
207(30)220(32)Motor
Die- sel- motor
Ben zine-motor
I030A01A
Page 216 of 227

8INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
4
I040A02A-GXT WINTERBANDEN Winterbanden moeten dezelfde maat
en hetzelfde draagvermogen hebben als de originele banden.
Winterbanden moeten op alle vier de
wielen worden aangebracht, omdat dit anders slechte rijeigenschappen tot gevolg heeft.
De bandenspanning voor
sneeuwbanden moet 0,3 bar hoger zijn dan de maximum spanning zoals aangegeven op de bandentabel inhet dashboardkastje maar niet hoger dan de maximale druk zoals aangegeven op de bandwang.
Rijd met winterbanden niet sneller
dan 120 km/u. I060A01A-GXT ONDERLING VERWISSELEN
VAN DE WIELEN
I050A01TB-GXT SNEEUWKETTINGEN Breng de sneeuwkettingen aan op de
voorwielen. Let erop dat de kettingen van de juiste afmetingen zijn en datze worden aangebracht overeen- komstig de instructies van de fabrikant.
Vermijd extreme slijtage aan banden
en sneeuwkettingen door de sneeuw- kettingen niet op sneeuwvrije wegen te gebruiken. o Wanneer de ketting lawaai
veroorzaakt doordat deze tegende carrosserie komt, de ketting opnieuw spannen.
o Om schade aan de carrosserie te voorkomen de kettingen na0,5 - 1 km opnieuw spannen.
WAARSCHUWING:
o Op wegen die bedekt zijn met sneeuw en ijs niet harder rijden dan 30 km/h (20 mph).
o Gebruik kettingen van klasse
SAE "S" of kettingen van staal/kunststof.
o Gebruik geen kettingen op 185/
55 R15 banden om schade aan de carrosserie te voorkomen.
!
HA1409Reservewiel