Page 57 of 292

55
Ergonomie en comfort
3De aansluitpanelen worden met een magneet tegen
de rugleuningen aan gehouden.
Deze aansluitpanelen zijn niet ontworpen om een gewicht van meer dan 30 kg te
dragen.
Controleer voordat u de aansluitpanelen uitklapt of de stoelen van de 2e zitrij zo ver
mogelijk naar achteren zijn gezet.
Toegang tot de derde zitrij
De derde zitrij is toegankelijk via de tweede zitrij.
Van buitenaf of vanaf de derde zitrij:
► Controleer of de uitklaptafeltjes op de rugleuning
van de voorstoelen volledig zijn ingeklapt.
►
T
rek aan de hendel D , beweeg de rugleuning
naar voren om deze te kantelen en schuif de stoel
naar voren.
De stoel weer terugzetten in de normale positie:
► Zet de rugleuning rechtop tot de stoel wordt
vergrendeld.
Ongeacht de oorspronkelijke stand van de stoel
wordt deze automatisch op een derde van het
bereik van de verstelling in lengterichting gezet om
voldoende ruimte over te houden voor de passagiers
op de derde zitrij.
Als dit systeem niet werkt (hendel D ),
kunnen de passagiers op de derde zitrij ook
uitstappen door de rugleuning van de stoelen op
de tweede zitrij neer te klappen met behulp van
de lus C .
Laat kinderen de stoelen niet zonder toezicht van
volwassenen bedienen.
Stoelen van de derde zitrij
De twee zitplaatsen van de derde zitrij zijn in hun
weggeklapte positie onderin de bagageruimte
opgeborgen. Ze zijn afgedekt met stijve
vouwpanelen die aan het voertuig zijn bevestigd.
Laat kinderen de stoelen niet zonder toezicht van volwassenen bedienen.
Elk vouwpaneel kan een gewicht van maximaal 100
kg dragen als de stoelen van
de derde zitrij zijn weggeklapt.
Als de stoelen van de derde zitrij zijn
verwijderd en de verwijderbare steunen van de
vouwpanelen gemonteerd, dan is de maximale
belasting beperkt tot 50
kg.
Als er een stoel in de bagageruimte aanwezig is, is
de verwijderbare steun tegen de voorwand van de
houder bevestigd.
Als de stoel voor extra opbergruimte uit de
bagageruimte is verwijderd, moet de verwijderbare
steun worden gemonteerd op de twee nokken op de
middenwand.
Page 58 of 292

56
Ergonomie en comfort
Samenvouwen van de
vouwpanelen
► Trek aan de lus; de 3 delen van het
desbetreffende vouwpaneel worden
samengevouwen.
Wanneer de stoelen van de 3
e zitrij rechtop staan,
kunnen de samengevouwen vouwpanelen rechtop
of plat achter de stoelen worden gelaten (waardoor
de stoel en bagageruimte vrijkomen).
De stoelen plaatsen
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.
► Verwijder de bagageafdekking.
► Zet de aansluitpanelen van de stoelen van de 2e
zitrij rechtop.
►
Klap het vouwpaneel terug en zet dit rechtop
(verticaal).
►
T
rek aan de zwarte riem E aan de achterzijde
van de rugleuning.
De rugleuning kantelt naar achteren, waardoor de
zitting omhoogkomt; de stoel wordt in de opgeklapte
positie vergrendeld.
De bagageafdekking kan achter de rugleuningen
van de 3
e zitrij worden opgeborgen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor meer
informatie over voorzieningen bagageruimte en
met name over de bagageafdekking.
De stoelen wegklappen
► Zet de aansluitpanelen van de stoelen van de 2e
zitrij rechtop.
►
Zet de hoofdsteun in de laagste stand.
►
Controleer dat de veiligheidsgordels in de 3e zitrij
correct en zonder vouwen of verdraaien langs de
zijbekleding zijn opgeborgen.
►
T
rek aan de rode riem F onderaan de rugleuning.
De stoel wordt ontgrendeld.
►
Duw de rugleuning iets naar voren.
De rugleuning kantelt naar voren op de zitting; de
weggeklapte stoel wordt aan de achterzijde van de
opbergruimte opgeborgen.
►
Plaats de vouwpanelen weer boven de
opgeklapte stoelen.
Page 59 of 292

57
Ergonomie en comfort
3Voordat u verder gaat met de stoelen van de 3e zitrij, moet u eerst de aansluitpanelen van
de 2e zitrij rechtop zetten.
Probeer een stoel in de 3e zitrij niet terug
te klappen voordat deze uitgeklapt is en de
rugleuning volledig vergrendeld is.
Laat niets op of onder de zittingen van de 3
e zitrij
achter wanneer deze weggeklapt worden.
Houd bij het wegklappen van de stoel de riem F
niet vast - uw vingers kunnen beklemd raken!
De stoelen verwijderen
Het is raadzaam eerst de rechterstoel te verwijderen
om de toegang tot de ontgrendeling van de
linkerstoel te vergemakkelijken.
De stoel moet eerst zijn neergeklapt.
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.
►
Klap het vouwpaneel terug.
► Trek de gele hendel G , aan de rechterzijde, zo
ver mogelijk omhoog om de stoel te ontgrendelen.
► Houd de gele hendel zo ver mogelijk omhoog
en breng de achterzijde van de stoel omhoog met
behulp van de rode riem F .
► Pak nadat de achterzijde van de stoel omhoog is
gebracht elke kant van de zitting ter hoogte van de
kunststof afdekkingen vast en schuif de stoel onder
een gelijke hoek naar u toe.
De stoelen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.
Zo lang de stoel niet in de correcte stand staat, moet deze met beide handen aan de
zijkanten ingeklapt worden vastgehouden.
►
Controleer vooraf of de opbergruimte onder de
stoel leeg is en of de afneembare steun correct is
bevestigd tegen de voorwand.
Page 60 of 292

58
Ergonomie en comfort
► Pak de stoel aan de zijkanten ter hoogte van de
kunststof afdekkingen vast en kantel de stoel naar
voren.
►
Plaats de haken aan de voorzijde van de stoel
tegelijkertijd op de gekleurde borgnokken aan de
rechterzijde en linkerzijde aan de onderzijde van de
opbergruimte onder de stoel.
Controleer of de voorste haken van de stoel correct op de twee nokken zijn geplaatst.
Is dit niet het geval, dan moet de stoel worden
verwijderd en de procedure opnieuw worden
uitgevoerd.
► Laat de achterzijde van de stoel zakken (deze
wordt vergrendeld door het eigen gewicht).
De gele hendel G klapt automatisch in.
Als de stoel niet volledig horizontaal staat,
druk dan niet op de rugleuning en probeer
deze niet weg te klappen - Kans op beschadiging
van het mechanisme!
Verwijder de stoel en voer de handeling opnieuw
uit.
Modulariteit van de stoelen
Voorbeelden van opstellingen
7 zitplaatsen 5 zitplaatsen
Transport
van
voorwerpen
6 zitplaatsen
4 zitplaatsen
Als u de stoelen van de tweede zitrij
neerklapt en die van de derde zitrij inklapt,
ontstaat er een doorlopende laadvloer tot aan de
achterzijde van de voorstoelen.
Als u de voorpassagiersstoel in de tafelstand zet,
ontstaat er een doorlopende laadvloer tot aan het
dashboard.
Handelingen met de stoelen mogen alleen worden uitgevoerd terwijl de auto stilstaat.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de
voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Page 61 of 292

59
Ergonomie en comfort
3Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning van het touchscreen of zijn ze bij
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de
middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien /
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien /
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters met
aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Advies
Het ventilatie- en
airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen
heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
additief biedt bescherming tegen vervuilende
gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als de
motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Page 62 of 292

60
Ergonomie en comfort
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Plug-in hybrideauto'sIntensief gebruik van de airconditioning
beperkt de actieradius van de auto in de
elektrische modus.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de
temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het
interieur automatisch geregeld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor maar toegang
tot de aanjager en bedieningsfuncties blijft mogelijk
bij ingeschakeld contact.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Airconditioning aan/uit
6. Maximale stand van de airconditioning
7. Systeem uitschakelen
8. Automatisch programma Zicht
9. Automatisch comfortprogramma aan/uit
10. Toegang tot de tweede pagina
11 . Selectie van instellingen voor het automatische
comfortprogramma (Langzaam/Normaal/Snel)
12. Functie "AQS (Air Quality System)" (met
vervuilingssensor) (afhankelijk van de
uitvoering)
13. Centrale regeling / gescheiden regeling
14. Temperatuur conditionering (afhankelijk van de
uitvoering)
Functie "REAR" (afhankelijk van de uitvoering)
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Page 63 of 292

61
Ergonomie en comfort
3► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde te
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen
links en rechts niet meer dan 3°C te laten bedragen.
Automatisch comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
►
Druk op toets
9 om de automatische stand van
het airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
–
Soft
: voor een aangename en stille werking door
de luchtopbrengst te beperken.
–
Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
–
Fast
: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het desbetreffende lampje) drukt u meerdere
keren op toets 11 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het lampje
voor de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt, om
de toevoer van koude lucht in de auto bij koud
weer en een koude motor te beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
comfortwaarde, heeft het geen zin om de
ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste
temperatuur sneller te bereiken. Het systeem
corrigeert het temperatuurverschil automatisch
en zo snel mogelijk.
Automatisch programma Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien
voorruit voor meer informatie over toets 8 .
Functie "Air Quality System"
(AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor schakelt
deze functie automatisch de recirculatie van de
interieurlucht in als een bepaalde grenswaarde voor
de vervuiling van de buitenlucht wordt bereikt. Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes
te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager
is dan 5
°C, om te voorkomen dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de
secundaire pagina te openen met de toets “OPTIES"
en vervolgens op toets 12 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de
andere functies automatisch blijft regelen:
–
Luchtstroom.
–
Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets "AUTO" gaat uit als
een van de instellingen wordt gewijzigd.
►
Druk nogmaals op toets
9 om het automatische
comfortprogramma weer in te schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator)
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde
hoeveelheid.
Page 64 of 292

62
Ergonomie en comfort
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt
de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de luchtstroomverdeling in
het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er
lucht in de aangegeven richting geblazen.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht over
het interieur kunnen de drie toetsen gelijktijdig zijn
geactiveerd.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen 3 gedoofd.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt,
maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op toets
5 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje in de toets branden.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna
de toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van
de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op
de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling naar de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters,
stelt de luchtstroom in op maximaal en schakelt de
luchtrecirculatie in het interieur in.
►
Druk op toets
6 om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling / gescheiden
regeling
De temperatuurinstelling aan voorpassagierszijde
kan worden afgestemd op de instelling aan
bestuurderszijde (functie centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de secundaire
pagina die u kunt openen met de toets "OPTIES". ►
Druk op de toets
13 om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie krijgt
de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling
aan zijn zijde bedient (functie gescheiden regeling).
Functie "REAR"
Wanneer deze functie wordt geactiveerd, wordt
de achterste aanjager ingeschakeld. Zo kunnen
de achterpassagiers de luchtstroom uit deze
ventilatieroosters regelen onafhankelijk van de
luchtstroomregeling van de airconditioning voor de
voorste ventilatieroosters.
Wanneer deze functie wordt gedeactiveerd,
wordt de maximale luchtstroom uit de
achterste ventilatieroosters begrensd door de