Page 41 of 292

39
Toegang
2
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand het interieur binnendringt of als
iets of iemand in de auto beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
stand van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het alarm niet af als iets of iemand tegen de
auto aan komt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
met het Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieur- en wegsleepbeveiliging
na 45 seconden.
Deur, achterklep of motorkap Wanneer een portier, een deur, de
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
de omtrekbeveiliging, de interieurbeveiliging en
de wegsleepbeveiliging wel na 45 seconden
ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op een van de ontgrendeltoetsen van de
afstandsbediening:
kort indrukken
lang indrukken
of
►
Ontgrendel de auto met het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
–
Het raam staat een klein stukje open.
Page 42 of 292

40
Toegang
– De auto wordt gewassen.
– Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het
rode controlelampje in de toets knippert één keer
per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke keer na het afzetten van het contact opnieuw
worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de interieur-
en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem te ontgrendelen.
Het controlelampje in de toets gaat uit.
►
Schakel alle beveiligingsvoorzieningen opnieuw
in door de auto met de afstandsbediening of het
Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem te
vergrendelen. Het rode controlelampje in de toets knippert weer
één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld totdat het
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem, gaat het rode controlelampje
in de toets knipperen om aan te geven dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt
met knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
controlelampje in de toets gaat uit.
De auto vergrendelen zonder
het alarm in te schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening bij
de achterbank
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt te
passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar wordt
losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit
Page 43 of 292

41
Toegang
2opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto worden
bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. U kunt
de bediening weer inschakelen door het contact
in te schakelen of de auto te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat branden en
er wordt een melding ter bevestiging weergegeven.
Het lampje blijft branden totdat de bediening weer
wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de
ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en
trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de
schakelaar trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening van een van de andere portieren
bedient, moet hij/zij controleren of de ruit zonder
problemen kan worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische
ruiten juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere personen
wanneer u de ruiten met de sleutel of het
"Sleutelloos instap- en startsysteem"-systeem
sluit.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op
ernstig letsel!
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar
glazen deel dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Page 44 of 292

42
Toegang
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan worden
bediend wanneer het contact is aangezet (als de
accu voldoende is geladen), bij een draaiende
motor, in de STOP-stand van Stop & Start, en 45
seconden na het afzetten van het contact of na het
vergrendelen van de auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt
- kans op ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van
het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak
(aanwezigheid van vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm van
de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend dak.
Werking
Wanneer u het schuif- / kanteldak volledig opent,
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar
de gedeeltelijk geopende positie en schuift het
vervolgens over het dak. Elke tussenstand is
mogelijk.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de
gedeeltelijk geopende positie verschillen om
het geluidscomfort te verbeteren.
Voor het bedienen van de knoppen van het dak en zonnescherm moet u controleren of
geen voorwerpen of personen de verplaatsing
kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen van
het dak of het zonnescherm.
Als er iets klem komt te zitten tijdens de
bediening van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm, moet u de beweging van het
schuif-/kanteldak of zonnescherm omdraaien
door op de desbetreffende schakelaar te
drukken.
De bestuurder moet zich ervan vergewissen
dat de passagiers het dak en het zonnescherm
correct bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten op
een obstakel stuit, wordt de beweging automatisch
omgedraaid.
De beveiliging tegen beknellen van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Openen / sluiten
► Om het schuif-/kanteldak of het zonnescherm
te openen, bedient u het deel van de knop dat naar
achteren is gericht.
►
Om het schuif-/kanteldak of het zonnescherm
te openen, bedient u het deel van de knop dat naar
voren is gericht.
Bediening van knoppen
► Door voorbij het weerstandspunt van de knop te
drukken, wordt het schuif-/kanteldak of zonnescherm
volledig geopend of gesloten.
►
Door nog een keer op de knop te drukken stop
de huidige beweging.
►
W
anneer u een knop ingedrukt houdt (zonder
voorbij het weerstandspunt te gaan), stopt het
bewegen van het schuif-/kanteldak wanneer deze
knop wordt losgelaten.
►
Schuif-/kanteldak gesloten: druk de knop één
keer in zonder het weerstandspunt te passeren om
het schuif-/kanteldak in de gedeeltelijk geopende
positie te zetten.
►
Schuif-/kanteldak gedeeltelijk open: druk één
keer op de knop zonder voorbij het weerstandspunt
te gaan om het schuif-/kanteldak helemaal te
openen of te sluiten.
Page 45 of 292

43
Toegang
2Het schuifdak en de ramen, en vervolgens het zonnescherm, kunnen worden gesloten
door de portiervergrendelingsknop ingedrukt te
houden. De beweging stopt zodra de
vergrendelingsknop wordt losgelaten.
Het sluiten van het zonnescherm is beperkt door de stand van het schuif-/kanteldak: het
scherm kan slechts tot het voorste gedeelte van
het beweegbare deel van het dak worden
gesloten. Tijdens gelijktijdige bewegingen van het
schuif-/kanteldak en het zonnescherm, stopt of
hervat, afhankelijk van de stand van het schuif-/
kanteldak, het zonnescherm automatisch de
beweging.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm of bij het schokkerig bewegen hiervan,
is een reset nodig:
►
Controleer dat niets het dak of het zonnescherm
belemmert en dat de afdichtingen schoon zijn.
►
Sluit bij aangezet contact het dak en het
zonnescherm volledig.
►
Houd het voorste deel van de schakelaar
B
ingedrukt tot het dak en het zonnescherm iets
bewegen, en houd de schakelaar vervolgens nog 1
seconde ingedrukt voordat u hem loslaat.
►
W
acht 2 seconden en houd vervolgens het
voorste deel van de schakelaar B ingedrukt. Het
zonnescherm en het dak zullen een voor een
openen en sluiten. Houd wanneer ze beide weer
volledig gesloten zijn de schakelaar nog 2 seconden
ingedrukt voordat u hem loslaat.
Voer bij een storing de hele procedure nogmaals uit.
Page 46 of 292

44
Ergonomie en comfort
Zitpositie
Juiste zitpositie
Een goede rijhouding zorgt voor meer comfort en
bescherming voor de bestuurder.
Ook het zicht rondom en de bereikbaarheid van de
bedieningsfuncties worden hierdoor geoptimaliseerd.
Bepaalde stoelafstellingen die in dit hoofdstuk
worden beschreven, zijn afhankelijk van het
uitrustingsniveau en het land waar de auto is
verkocht.
Bestuurdersstoel
Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.
Wijzig de hoogte van de zitting zodat uw ogen op
gelijke hoogte zijn met het midden van de voorruit.
Het hoofd moet zich minimaal 10 cm van het dak
bevinden.
Zorg er bij het verstellen van de stoel in
lengterichting voor dat u de pedalen volledig kunt
intrappen zonder uw benen geheel te strekken.
De afstand tussen de knieën en het dashboard moet
minstens 10 cm zijn, zodat u eenvoudig toegang
hebt tot de bediening op het dashboard.
Zet de rugleuning zo recht mogelijk; kantel deze
nooit verder dan 25°.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van
de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Stel de lengte van de zitting af zodat uw
bovenbenen goed worden ondersteund.
Stel de lendensteun af op de vorm van de
wervelkolom.
Stel het stuurwiel zo af dat het minstens 25
cm van
het borstbeen verwijderd is en u het met uw armen
licht gebogen kunt vasthouden.
Het stuur mag het instrumentenpaneel niet aan het
zicht onttrekken.
Verstel de stoel uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend als de auto staat geparkeerd.
Elektrisch verstelbare stoelenZet het contact aan om de afstellingen uit
te voeren.
Passagierszijde
Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.
Zorg bij het verstellen van de stoel in de
lengterichting voor een afstand van ten minste
25
cm tot het dashboard.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van
de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Voordat u gaat rijden
Stel de buitenspiegels en de binnenspiegel af om de
dode hoeken te minimaliseren.
Doe uw veiligheidsgordel om: plaats het
schoudergedeelte van de gordel in het midden van
uw schouder en trek het heupgedeelte goed aan ter
hoogte van uw bekken.
Controleer of alle passagiers hun gordel goed
hebben omgedaan.
Page 47 of 292

45
Ergonomie en comfort
3Elektrisch verstelbare buitenspiegelsZet het contact aan om de afstellingen uit
te voeren.
Tijdens het rijden
Houd een goede zitpositie aan en houd het stuurwiel
met beide handen vast op 'kwart over negen', zodat
u op elk moment alle bedieningsfuncties binnen
handbereik hebt.
Verstel de stoelen en het stuurwiel nooit tijdens het rijden.
Houd uw voeten altijd op de vloer.
Voorstoelen
Zorg er bij het naar achteren schuiven van de stoel voor dat de beweging van de stoel
niet kan worden gehinderd door personen of
voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de achterpassagiers
of op blokkeren van de stoel als grote
voorwerpen op de vloer achter de stoel zijn
geplaatst.
Handmatig verstelbare stoelen
1. Verstellen van de stoel in lengterichting
►
Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
►
Laat de stang los om de stoel in de
betreffende positie te vergrendelen.
2. Afstelling hoogte van de zitting
►
Beweeg de hendel omhoog of omlaag totdat
de gewenste hoogte is bereikt.
3. Hoek van de rugleuning afstellen
►
Draai de draaiknop naar voren of naar
achteren tot de gewenste hoek is bereikt.
of
►
T
rek bij een passagiersstoel die in de
tafelstand kan worden gezet aan de hendel
en beweeg de rugleuning naar voren of naar
achteren. 4.
Hoogte van de hoofdsteun instellen
Zie het betreffende hoofdstuk.
5. Afstelling van de lendensteun
(alleen aan bestuurderszijde)
►
Draai de draaiknop naar voren of naar
achteren om de mate van steun voor de
lendenen in te stellen.
Stoelen met
AGR-kwaliteitslabel
Aanvullende stelmogelijkheden
1. Afstelling lengte van de zitting
►
T rek de handgreep naar voren om de zitting
te ontgrendelen en beweeg vervolgens het
voorste deel van de zitting naar voren of naar
achteren.
2. Elektrische afstelling van de hoek van de zitting
►
Houd het voorste of achterste gedeelte van
de toets ingedrukt om het voorste deel van de
zitting omhoog of omlaag te bewegen.
Page 48 of 292

46
Ergonomie en comfort
3.Elektrische afstelling van de lendensteun
Met deze schakelaar kan de lendensteun zowel
in diepte als in hoogte worden ingesteld.
►
Houd het voorste of het achterste gedeelte
van de schakelaar ingedrukt om de mate van
steun voor de lendenen te vergroten of te
verkleinen.
►
Houd het bovenste of onderste gedeelte van
de schakelaar ingedrukt om de lendensteun te
verhogen of te verlagen.
Voorpassagiersstoel als
tafeltje gebruiken
De rugleuning van de voorpassagiersstoel kan
volledig worden neergeklapt en in die stand worden
vergrendeld.
Als ook de rugleuning van de achterbank is
neergeklapt, kunnen er lange en grote voorwerpen
worden vervoerd.
Eerste handelingen:
►
Zet de hoofdsteun omlaag.
►
Klap het uitklaptafeltje omhoog (afhankelijk van
de uitvoering).
►
Zet de stoel naar achteren zodat er ruimte voor
de hoofdsteun is.
►
Zet de stoel in de laagste stand.
►
Controleer of er niets in de weg zit bij het
neerklappen van de rugleuning (veiligheidsgordel,
kinderzitje, kleding, tassen...).
We raden u aan om de airbag vóór aan passagierszijde uit te schakelen.
Neerklappen van de rugleuning van de
achterbank
► Trek de hendel volledig omhoog om de
rugleuning te ontgrendelen.
►
Klap de rugleuning volledig neer
.
In deze stand kan de rugleuning worden belast met een gewicht van maximaal
30
kg.
Let op: bij hard remmen kunnen op de
neergeklapte rugleuning geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
De rugleuning weer rechtop zetten
► Trek de hendel volledig omhoog om de
rugleuning te ontgrendelen.
►
Beweeg de rugleuning omhoog en naar achteren
tot deze wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rugleuning naar behoren is
vergrendeld.
Hoofdsteunen vóór
In hoogte verstellen
Omhoog:
►
T rek de hoofdsteun omhoog in de gewenste
positie; u voelt dat de hoofdsteun in positie klikt.
Omlaag:
►
Druk ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
omlaag te zetten.
De hoofdsteun is goed afgesteld wanneer de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant
van het hoofd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
►
Druk pal
A in om de hoofdsteun te ontgrendelen
en trek de hoofdsteun omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.