Page 209 of 292

207
In geval van pech
8Uitvoeringen met reservewiel
5.Wielsleutel
Hiermee kunt u de wieldop verwijderen en de
wielbouten losdraaien.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van de
uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen bij lichtmetalen
velgen van de wielbouten worden verwijderd.
8.
Verlengstuk van de wielsleutel
Hiermee kunt u de moer van de lierkabel van de
houder van het reservewiel los- of vastdraaien.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het reservewiel.
Dit gereedschap is specifiek voor de auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van de
auto, verschillend zijn.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een
beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, om de door
de fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Bandenreparatieset
Gebruik de link om video's met uitleg te bekijken: http://q-r.to/bagGl9
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
van een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag worden gebruikt om de compressor aan te
sluiten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de identificatie, vooral dit label.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Page 210 of 292

208
In geval van pech
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
niet uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving
in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
Aansluitingsset 1
► Verwijder het transparante dopje van de fles met
afdichtmiddel.
►
T
il het transparante klepje op voordat u de fles
met afdichtmiddel op de compressor plaatst. ►
Draai de fles afdichtmiddel om en schroef deze
een kwartslag op de compressor.
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke band
en bewaar het op een schone plaats.
► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang van de compressor aan op het
ventiel van de lekke band en zet deze stevig vast.
Aansluitingsset 2
► Haal het dopje van het ventiel van de lekke band
en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel
aan op het ventiel van de lekke band en zet deze
stevig vast.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
De band repareren
► Controleer of de schakelaar van de compressor
in stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt
Page 211 of 292

209
In geval van pech
8om hem / haar te herinneren aan het feit dat er
met een gerepareerde band wordt gereden.
►
Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand "I " te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
in de band gespoten; maak de slang gedurende
deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
spatten).
Als er na ongeveer 7 minuten geen bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
band niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in stand "
O".
►
Haal de stekker van de compressor uit de
12V-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat
op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie en
de bandenspanning met de set: •
Als de bandenspanning niet goed is, neem
contact op met een PEUGEOT-dealer om de
band te laten vervangen.
•
Als de bandenspanning goed is, rijd dan nog
ongeveer 5
kilometer bij een matige snelheid
(tussen 20 en 60
km/h) en stop dan weer om
de bandenspanning en dus of de band goed is
gerepareerd met de set te controleren.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer
dan 200 km met een band die met dit type
set is gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde
band waar nodig te vervangen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de band
en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor
in stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand "I " te zetten en breng de band op de
Page 212 of 292

210
In geval van pech
spanning die op de bandenspanningssticker van de
auto wordt aangegeven. U kunt de bandenspanning
verlagen door op de zwarte knop op de slang van
de compressor te drukken, bij de aansluiting op het
ventiel.
Als er na 7 minuten nog geen bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
band niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in stand "
O" zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Gebruik de link om video's met uitleg te bekijken: http://q-r.to/bagGl9
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk Gereedschapsset voor toegang
tot het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel met stalen of
lichtmetalen velg aanwezig.
In sommige landen wordt de auto geleverd met
een "noodreservewiel".
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
►
T
il het reservewiel aan de achterzijde op en trek
het naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.
► Draai de moer op de bout een aantal slagen los.
► Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout)
op het midden van het wiel.
►
Draai de centrale moer voldoende vast om het
wiel goed te bevestigen.
►
Berg de gereedschapskist in het midden van het
wiel op en klik de kist vast.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel wordt met een lier tegen de bodem
van de bagageruimte vastgeklemd.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier onder de auto worden bevestigd.
Page 213 of 292

2 11
In geval van pech
8Het reservewiel monteren
► Vouw het vouwpaneel op en zet de linkerstoel op
de 3e zitrij (indien aanwezig) rechtop.
►
T
il het voorgesneden deel van de vloer op om de
bevestigingsmoer van het reservewiel los te maken.
►
Bevestig verlengstuk
8
aan het uiteinde van
wielsleutel 5 en draai de moer aan om de lierkabel af
te winden totdat het reservewiel plat op de grond ligt.
Wind de lengte af die nodig is om gemakkelijk bij het
wiel te komen.
► Haal het wiel met de gereedschapskist uit het
achterste gedeelte van de auto.
►
Zet het reservewiel rechtop om bij de
gereedschapskist (A ) te kunnen komen.
► Maak het verbindingsstuk los van het deksel van
de kist (B - C).
►
Haal het verbindingsstuk door de naaf van het
wiel om het wiel te kunnen verwijderen (D ).
Het gereedschap opbergen
► Berg het desbetreffende gereedschap weer op in
de gereedschapskist en sluit het deksel.
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
►
Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist (B - C).
►
Wind de lier op door de moer van de lier los te
draaien met wielsleutel 5 en verlengstuk 8: de moer
moet vrij kunnen draaien nadat de kabel volledig is
opgewonden.
►
Berg het overige gereedschap op in
de opbergvakken onder de dorpel van de
bagageruimte.
Het wiel met de lekke band kan niet met de lier aan de onderzijde van de auto worden
bevestigd. Het wiel moet in de bagageruimte
worden opgeborgen (gebruik een hoes om de
bagageruimte te beschermen).
Terugplaatsen van de lier en het
reservewiel
Page 214 of 292

212
In geval van pech
► Berg het desbetreffende gereedschap op in de
gereedschapskist en sluit het deksel.
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
Na het monteren van het reservewiel in de plaats van het wiel met de lekke band moet
de lier en de doos met gereedschap onder de
auto worden teruggeplaatst voordat weggereden
kan worden.
► Zet het wiel rechtop.
► Haal het verbindingsstuk door de naaf van het
wiel (D ).
► Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist (B - C).
►
Centreer en plaats het reservewiel op de doos
met gereedschap (D ).
► Steek de centreerdop in de wielnaaf.
► Plaats het wiel met de gereedschapskist onder
het achterste gedeelte van de auto.
► Verhoog het wiel met de gereedschapskist onder
de auto door de bout van de lier linksom te draaien
met de wielsleutel 5 en het verlengstuk 8 .
►
Draai de bout volledig vast.
Als de kabel volledig
is opgerold, moet bij het verder draaien van de moer
geen weerstand meer worden gevoeld.
►
Controleer of het wiel goed vlak tegen de bodem
aan ligt.
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel bij de
ventielopening los te wippen en vervolgens los
te trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening in lijn
met het ventiel en druk de wieldop vervolgens
rondom vast met de palm van uw hand.
Page 215 of 292

213
In geval van pech
8De auto parkerenParkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg ervoor dat deze op
een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond
staat.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet u
de eerste versnelling inschakelen om de wielen
te blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in
de automatische stand staat, en het contact
uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de
krik steunt; gebruik een bok.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met het
gereedschap (7 ) (lichtmetalen velgen).
►
Bevestig de dop (
2) op de wielsleutel (5 ) en draai
de slotbout een omwenteling los.
►
Draai de overige wielbouten iets los met alleen
de wielsleutel (5 ).
Gebruik nooit een slagmoersleutel op de
slotbout.
► Plaats het voetstuk van de krik ( 6) op de grond,
recht onder een van de twee krikpunten aan de
voorzijde (A ) of achterzijde (B ). Gebruik het krikpunt
dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel
bevindt.
► Draai de krik ( 6) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van het
krikpunt (A of B) moet goed in het middelste deel
van de kop van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het reservewiel te
monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - kans op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten (A of B) onder de auto en controleer
of de kop van de krik goed tegen het midden van
het contactvlak van het krikpunt drukt. Anders
kan de auto beschadigd raken en/of kan de krik
wegzakken - Kans op letsel!
Page 216 of 292

214
In geval van pech
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone
plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel (
5) en de
dop
(2)
voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6 ) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de
dop (2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
bagageruimte of, afhankelijk van de uitvoering,
verwijder de naafdop van het wiel en berg het op de
plaats van het reservewiel op.
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).