Page 169 of 276

167
Praktische informatie
7Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de
auto opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de tractiebatterij is
afhankelijk van diverse factoren, zoals de
klimaatomstandigheden en de afgelegde
afstand.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de tractiebatterij komt,
raak deze dan nooit aan. Als dit toch gebeurt,
spoel de huid dan grondig af met veel water
en raadpleeg zo snel mogelijk een arts.
Klep van de laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan
de zijkant linksachter van de auto.
1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden
2. Controlelampje ter bevestiging dat de
laadstekker in de laadaansluiting is
vergrendeld.
Permanent rood: laadstekker goed geplaatst
en vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed
geplaatst of vergrendelen niet mogelijk.
3. Laadaansluiting
4. Lichtgeleiders
Status van de
lichtgeleiders Betekenis
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep wordt geopend
Blauw,
permanent Geprogrammeerd laden
Groen,
knipperend Laden bezig
Groen,
permanent Laden voltooid
Rood,
permanent Storing
Bij een schok (zelfs een lichte schok)
tegen de klep van de laadaansluiting
mag deze niet meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabel
De batterij kan met verschillende soorten kabels
worden opgeladen.
De bij de auto meegeleverde laadkabel is
geschikt voor gebruik met de elektrische
installaties van het land waar de auto is verkocht.
Wanneer u naar het buitenland reist, raadpleeg
dan de volgende tabel om te controleren of de
Page 170 of 276

168
Praktische informatie
Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
laadkabel ook met lokale elektrische installaties
kan worden gebruikt. Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de juiste
laadkabel(s) te verkrijgen.
Type kabel
CompatibiliteitSpecificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde
regeleenheid
Normaal stopcontact.
Laden beperkt tot maximaal 8 A.
Stopcontact van het type "Green'Up".
Laden beperkt tot maximaal 14 A.
Laadkabel type 3
Wallbox-snellader
Laden beperkt tot maximaal 32 A.
De geschatte laadtijd wordt op het
instrumentenpaneel aangegeven als de
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk
van diverse factoren, zoals de
buitentemperatuur of kwaliteit van het
stroomnet.
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is,
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk
kan toenemen. De batterij laadt mogelijk niet
helemaal op.
Kabel voor opladen via een normaal
stopcontact (type 2)
Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd
is en intact blijft.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Wallbox-snellader (type 3)
U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Page 171 of 276

169
Praktische informatie
7Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE
Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT
Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer
of alle aansluitingen in orde zijn en of de
elektrische installatie niet defect is.
Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden,
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact.
–
Als de zekering is gesprongen, neem dan
contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische installatie geschikt is en om
eventuele reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik
de laadkabel dan niet meer en neem contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid Type 1 - Aanbevelingen
1. Lees voor gebruik het instructieboekje.
2. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
3. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
4. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
5. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
6. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
7. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
8. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
Page 172 of 276

170
Praktische informatie
9.Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
10. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
11 . Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
12. Als de laadkabel of het stopcontact zeer
heet aanvoelen, moet u onmiddellijk
stoppen met laden door de auto met de
afstandsbediening te vergrendelen en
daarna te ontgrendelen.
13. Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
14. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk CITROËN.
15. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
Label regeleenheid Type 2 - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
3. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer
heet aanvoelen, moet u onmiddellijk
stoppen met laden door de auto met de
afstandsbediening te vergrendelen en
daarna te ontgrendelen. 11 .
Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk CITROËN.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
Label regeleenheid Type 2 - Status van
controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit
Aan
Knippert
Page 173 of 276
171
Praktische informatie
7POWERCHARGE FAULT PictogramBeschrijving
Niet aangesloten op de voedingsbron of het
stroomnet levert geen stroom.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid voert momenteel een zelftest uit.
(groen)
Alleen aangesloten op het stroomnet of op het
stroomnet en de elektrische auto (EV), maar er
wordt niet opgeladen.
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de
elektrische auto (EV)
De elektrische auto wordt opgeladen of is bezig
met de voorverwarming/-koeling van het interieur.
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de
elektrische auto (EV)
De elektrische auto wacht op opladen of de
elektrische auto is opgeladen.
(rood)
Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid
worden gecontroleerd door een CITROËN-dealer
voordat de auto weer wordt opgeladen.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid staat in de diagnosestand.
Page 174 of 276

172
Praktische informatie
(Tijdens het laden)
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt
verwijderd, wordt de auto na 30 seconden
weer vergrendeld en wordt het laden
voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
– Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd - kans
op brandwonden!
– De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.
De tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt
opladen, dan moet u de laadprocedure zonder
onderbrekingen volgen totdat de procedure
automatisch wordt beëindigd. Het laden
kan direct beginnen (standaard) of op een
geprogrammeerd tijdstip.
Het geprogrammeerd laden moet via het
touchscreen of de app MyCitroën worden
ingesteld.
Als de auto is aangesloten, wordt de
volgende informatie weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
Status van de batterij (%).
–
Resterende actieradius (km of mijl).
–
Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele
seconden duren).
–
Laadsnelheid (kW/h).
Nadat het instrumentenpaneel is overgegaan
op de stand-bystand, kan deze informatie
opnieuw worden weergegeven door de auto te
ontgrendelen of een portier te openen.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de MyCitroën-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
De auto tot 4 weken stallen
Parkeer de auto in een overdekte ruimte.
Sluit de laadkabel aan op de voedingsbron
naar de tractiebatterij.
De auto 1 tot 12 maanden stallen
Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2 of
3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij
een temperatuur tussen -10 °C en 30 °C
(wanneer u de auto op een plek met extreme
temperaturen stalt, kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Koppel de zwarte kabel los van de minklem
(-) van de hulpaccu's.
Voorzorgsmaatregelen
Plug-in hybrideauto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
blootstellingslimieten voor elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection
(ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten moeten een arts raadplegen
over eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen
of contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische
apparaat om na te vragen of het apparaat
gegarandeerd werkt in een omgeving die voldoet
aan de richtlijnen van de ICNIRP.
Bij twijfel : blijf tijdens het opladen niet in de auto
of in de nabijheid van de auto, de laadkabel of
de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of
de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.
►
Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
Page 175 of 276

173
Praktische informatie
7(Tijdens het laden)
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt
verwijderd, wordt de auto na 30 seconden
weer vergrendeld en wordt het laden
voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd
- kans
op brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P
staat en het contact is afgezet voordat u begint
met laden, anders is het laden niet mogelijk.
►
Open de klep van de laadaansluiting door
op de drukknop rechtsboven te drukken en
controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadaansluiting van de auto.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
T
ijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes
op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft
alleen het groene controlelampje
POWER
branden. ►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders
in de klep en het knipperen van het groene
controlelampje
CHARGE
op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (type 3)
► Volg de gebruikersinstructies van de
snellader (wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders in de
klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
V
oer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Page 176 of 276

174
Praktische informatie
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
Met CITROËN Connect Nav► Selecteer de pagina Laden in het
menu Energy van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Met CITROËN Connect Radio of CITROËN
Connect Nav
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone via de app
MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Activering
► Sluit de auto aan op de gewenste
laadapparatuur .
► Druk binnen een minuut op deze toets
in de klep om het geprogrammeerd laden
te activeren (bevestigd door het blauw branden
van de lichtgeleiders).
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee
keer op de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening om de laadstekker los te
koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
de groene lichtgeleiders in de klep permanent
branden.
►
Na
het loskoppelen plaatst u de beschermkap
weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
laadaansluiting.
► Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd
door de snellader (wallbox) en gaan de
lichtgeleiders in de klep permanent groen
branden.
►
Plaats na het loskoppelen de beschermkap
terug op de laadstekker en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de
desbetreffende bedrading die door
CITROËN zijn goedgekeurd. Laat de trekhaak
door een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een CITROËN-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage