Page 17 of 276

15
Instrumentenpaneel
1Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Bandenspanning te laagPermanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
De bandenspanning van een of meerdere wielen
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het afstellen van de druk het
controlesysteem.
Waarschuwingslampje voor te lage
bandenspanning knippert en
brandt vervolgens permanent, en
waarschuwingslampje Service brandt
permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning
meer aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk
en zie (3).
Voorgloeien dieselmotorPermanent.
Hoe lang het lampje brandt, is afhankelijk
van de weersomstandigheden.
Het contact is aan.
Wacht met starten tot het waarschuwingslampje
uitgaat. Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het
contact af. Zet het contact vervolgens weer aan
en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat
u de motor start.
Airbag voorpassagier (ON)Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde is
geactiveerd.
De schakelaar staat in de stand " ON”.
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje
met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel - risico op zwaar letsel!
Airbag voorpassagier (OFF)Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand " OFF”.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een
storing in het airbagsysteem (brandend lampje
Airbags).
Airbags
Permanent.
Een van de airbags of gordelspanners is
defect.
(3) uitvoeren.
Geluidssignaal voor voetgangers (plug-in
hybride)
Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Laag brandstofniveauof Brandt permanent
(waarschuwingslampje of led),
met de naald in het rode gebied (afhankelijk van
de uitvoering), in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Het geluidssignaal en de melding worden steeds
vaker herhaald naarmate het niveau in de tank
verder naar nul zakt.
Als het lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5 liter brandstof in de tank
(reservevoorraad).
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg
is; hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en
het injectiesysteem beschadigd raken.
Permanent.
Het dieselfilter bevat water.
Risico van beschadiging van het inspuitsysteem:
voer onmiddellijk (2) uit.
Roetfilter (diesel)Permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van de
kans op verstopping van het roetfilter.
Dit geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te
raken.
Voer regeneratie van het roetfilter uit door
met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden
tot het lampje dooft. Doe dit alleen als de
omstandigheden dat toelaten.
Page 18 of 276

16
Instrumentenpaneel
Permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en de melding van een te
laag additiefniveau voor het roetfilter.
Dit geeft aan dat het niveau in de additieftank te
laag is.
Voer (3) uit.
Uitschakeling van de automatische
functies (met elektrische parkeerrem)
Brandt permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor) en "automatisch
vrijzetten" (bij het wegrijden) zijn uitgeschakeld.
Als automatisch aantrekken/vrijzetten niet meer
mogelijk is:
►
Start de motor
.
►
Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
richting voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
Houd de hendel 2 seconden in de richting
voor het aantrekken.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
Storing (met elektrische parkeerrem)Brandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing
parkeerrem".
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor
draait. Als de parkeerrem niet handmatig kan worden
in- en uitgeschakeld, dan is de hendel van de
elektrische parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen
tijde worden gebruikt: ze worden automatisch
geactiveerd bij een storing in de hendel.
Zie (2).
Brandt permanent, in
combinatie met de melding
"Storing parkeerrem".
De parkeerrem is defect; de handmatige en
elektrische bediening werken mogelijk niet meer.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden:
►
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer
7 tot 15 seconden aangetrokken tot het
controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto
dan op de volgende wijze tegen wegrollen:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie:
selecteer
P en plaats de meegeleverde
wielblokken voor en achter een van de wielen.
Zie (2).
MistachterlichtenPermanent.
De lampen branden.
ParkeerhulpPermanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Voet op het koppelingspedaalPermanent.
Stop & Start: de overschakeling naar
de START-stand wordt afgewezen, omdat het
koppelingspedaal niet volledig wordt ingetrapt.
Trap het koppelingspedaal volledig in.
StuurbekrachtigingPermanent.
Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
dan (3) uit.
Stop & StartPermanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet meer afgezet.
Druk op de toets om het Stop & Start-systeem
opnieuw te activeren.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Page 19 of 276

17
Instrumentenpaneel
1Knippert tijdelijk.
De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus wordt
automatisch geactiveerd.
Auto is klaar om te rijden (plug-in hybride)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal als het gaat branden.
De auto is klaar om te rijden.
Het lampje gaat uit wanneer er een snelheid van
ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer branden
als de auto tot stilstand komt.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de
auto stapt.
Park AssistPermanent.
De functie is geactiveerd.
Lane Keeping SystemPermanent.
De functie is geactiveerd.
Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem
is in werking.
Richtingaanwijzers
Knippert, met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
GrootlichtassistentPermanent.
De functie is via het touchscreen
geactiveerd (menu Rijverlichting/Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Mistlampen vóórPermanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
Automatische ruitenwissersPermanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
Het grootlicht is ingeschakeld.
eSave-functie (plug-in hybride)Permanent, samen met de gereserveerde
actieradius.
De
eSave-functie is geactiveerd.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Hill Assist Descent Control
Brandt permanent.
(grijs)
De functie is geactiveerd, maar de werking is
onderbroken omdat de snelheid te hoog is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder de 30
km/h.
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
–
de kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de vorige
verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan
door het teken “-”.
–
een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Page 20 of 276

18
Instrumentenpaneel
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
►
Zet het contact af.
► Houd deze toets ingedrukt.
► Zet het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen.
►
Laat de toets los als het display =0
aangeeft;
de sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
op nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt de onderhoudsinformatie op elk moment
op het instrumentenpaneel weergeven.
► Druk op deze toets om de
onderhoudsinformatie kort weer te geven.
De weergegeven afstand (in kilometers
of mijlen) wordt berekend op basis van
het aantal afgelegde kilometers en de
verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering).
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten
van het contact eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens gedurende enkele
seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, wordt een
melding met het verzoek om bij te vullen op het
instrumentenpaneel weergegeven in combinatie
met het branden van het lampje Service en een
geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.
Storing in motorolieniveaumeter
Als de melding " Ongeldige meting
olieniveau" op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven, duidt dit op een storing in de
motorolieniveaumeter.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt het motoroliepeil niet meer
gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u het
motoroliepeil controleren met de peilstok in de
motorruimte.
Page 21 of 276

19
Instrumentenpaneel
1Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.
Indicator
koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met het SCR-
emissieregelsysteem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de
actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
► Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Benodigde maatregelen vanwege te
weinig AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan
branden wanneer de hoeveelheid AdBlue®
minder is dan het reservepeil dat overeenkomt
met een actieradius van 2.400 km.
Samen met de controlelampjes waarschuwen
meldingen regelmatig voor het bijvullen, om te
voorkomen dat de motor niet meer kan worden
gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings-
en controlelampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue® (BlueHDi-
motoren), vooral over bijvullen.
Page 22 of 276

20
Instrumentenpaneel
Waarschu-wings- /
controle-
lampjes aan Actie Resterende
actieradius
Vul bij. Tussen 2.400 km en
800 km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 100
en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als er
minimaal 5
liter AdBlue
®
aan het
reservoir is
toegevoegd. 0 km
Storing in het
SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
Als er een storing wordt
gedetecteerd, gaan deze
waarschuwingslampjes
branden in combinatie
met een geluidssignaal
en de melding "
Storing
emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij het
aanzetten van het contact zolang de storing niet
is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de
waarschuwing tijdens de volgende rit na
de zelfdiagnose van het
SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane
rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog
steeds wordt weergegeven, wordt de storing in
het SCR-systeem bevestigd.
Het AdBlue -waarschuwingslampje knippert en
er wordt een melding weergegeven (" Storing
emissieregeling: starten niet meer mogelijk
over X km"), met de actieradius in kilometers.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
seconden weergegeven. De waarschuwing
wordt opnieuw weergegeven zodra het contact
wordt aangezet.
U kunt nog 1.100
km rijden voordat het systeem
het starten van de motor blokkeert.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Starten geblokkeerd
Telkens wanneer het contact wordt aangezet,
wordt de melding " Storing emissieregeling:
starten geblokkeerd" weergeven.
Om de motor weer te kunnen starten
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vermogensmeter (plug-in
hybride)
De vermogensmeter geeft in real time het
vermogen aan dat van de auto wordt gevraagd.
Er zijn 3 zones:
Page 23 of 276

21
Instrumentenpaneel
1POWER Hoge vermogensvraag, waarbij het gecombineerde vermogen van de
benzinemotor en de elektromotor
wordt gebruikt.
De cursor bevindt zich in deze zone
tijdens meer dynamische rijfasen,
wanneer hoge prestaties worden
gevraagd.
ECO Optimaal energiegebruik (verbrandings- of elektromotor).
De cursor staat in deze zone
tijdens elektrisch rijden en wanneer
de benzinemotor optimaal wordt
gebruikt. Dit is mogelijk bij een
geschikte rijstijl.
Een symbool geeft de drempel aan
waarbij de benzinemotor wordt
gestart. Door het accelereren te
beperken kan de bestuurder in de
elektrische rijstand blijven.
CHARGE Terugwinning van energie voor het gedeeltelijk opladen van de
tractiebatterij.
De cursor bevindt zich in deze zone
wanneer de auto vaart vermindert:
wanneer u uw voet van het gaspedaal
haalt of remt.
Het gedeeltelijk opladen van de
tractiebatterij door terugwinning van de
energie heeft geen invloed op het
aangegeven laadniveau.
Laadniveaumeter (plug-in
hybride)
Het laadniveau van de tractiebatterij en de
resterende actieradius in de elektrische rijstand
worden permanent weergegeven wanneer het
contact aan staat.
De weergegeven actieradius is
afhankelijk van het gebruik van de auto
(rijstijl en snelheid), de buitentemperatuur en
de geactiveerde comfortuitrusting.
Kilometerteller/dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Voor reizen in het buitenland kunnen de
eenheden van afstand en snelheid
worden aangepast: De afstand en snelheid
moeten namelijk worden weergegeven in de
officiële eenheid van het land (km of mijl). U
kunt bij stilstaande auto de eenheid wijzigen
via het configuratiemenu van het scherm.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de
auto aan.
Dagteller
Deze geeft het aantal gereden kilometers weer
sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
Op 0 zetten van de dagteller
► Druk bij aangezet contact op de toets totdat
de dagteller op 0 staat.
Page 24 of 276

22
Instrumentenpaneel
Handmatige test op het
instrumentenpaneel
Met deze functie kunnen op elk moment
bepaalde indicatoren worden gecontroleerd en
het logboek van storingen worden weergegeven.
► Druk bij draaiende motor kort op deze toets.
De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
–
Motorolieniveau.
–
Onderhoudsinterval.
–
Actieradius van de
AdBlue® voor het SCR-
systeem (BlueHDi-dieselmotor).
–
Bandenspanning.
–
Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook
automatisch elke keer wanneer u het
contact aanzet.
Dimmer
dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met toetsen
Druk terwijl de verlichting brandt op toets A om
de verlichting feller te laten branden of op toets
B om de verlichting te dimmen.
Laat de toets los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Met CITROËN Connect
Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast. ►
Druk buiten het instellingenvenster op het
scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met CITROËN Connect Nav
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
►
Selecteer het tabblad " Lichtsterkte
".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en
af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.