Page 289 of 373

Verzorging van de auto287
Trek de oliepeilstok eruit, wrijf hem
schoon, plaats hem volledig terug,
trek hem er weer uit en lees het moto‐ roliepeil af.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Voorzichtig
Het motoroliepeil nooit tot onder
het minimumpeil laten dalen!
Het wordt geadviseerd hetzelfde type olie te gebruikt als bij de laatste olie‐
verversing.
U kunt tussen de merkjes MIN en
MAX een hoeveelheid van ongeveer
1,5 - 2,0 l bijvullen.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Wij raden bij het bijvullen van de
motorolie een trechter aan om
morsen te voorkomen. Controleer of
de trechter goed op de vulpijp staat.
Het olieverbruik stabiliseert niet voor‐
dat de auto enkele duizenden kilome‐ ters heeft afgelegd. Pas dan kan het
werkelijke olieverbruik worden
bepaald.
Bij een verbruik van meer dan 0,6 l
per 1000 km na deze inrijperiode
wordt geadviseerd contact op te
nemen met een werkplaats.
Dop recht terugplaatsen en vast‐
draaien.
Koelvloeistof De fabrieksmatig bijgevulde koel‐
vloeistof biedt vorstbescherming tot ca. –28 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Page 290 of 373

288Verzorging van de autoKoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken MINI staan. Bijvullen als het peil
te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Met antivries bijvullen. Is geen anti‐
vries beschikbaar, dan schoon drink‐
water of gedestilleerd water gebrui‐
ken. Dop goed vastdraaien. Antivries‐ gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Als een aanzienlijke hoeveelheid
koelvloeistof vereist is, dient het koel‐
systeem te worden ontlucht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐stof
Als er bij het sturen een ongewoon
geluid klinkt of als de stuurbekrachti‐
ging vreemd reageert, roep dan de
hulp van een werkplaats in.
Het stuurbekrachtigingsvloeistofre‐ servoir zit onder het voorwielscherm
links, achter een bekledingspaneel.
Toegang is alleen mogelijk voor een
werkplaats.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐
stof bijvullen die antivries bevat.
Page 291 of 373

Verzorging van de auto289Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Het gebruik van sproeiervloeistof
dat isopropanol bevat, kan de
buitenlampen beschadigen.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de
remvoeringen zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot
gevolg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde remvloeistof
voor uw auto gebruiken.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 329.
Accu De starthulpaansluiting zit in de
motorruimte.
Starthulp gebruiken 3 320.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte
ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Controlelampje p licht op als er een
storing in het laadsysteem is. Stop,
schakel de motor uit en roep de hulp
van een werkplaats in.
Laadsysteem 3 101.
Page 292 of 373

290Verzorging van de autoBatterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.9 Gevaar
Controleer of het contact geheel is
uitgeschakeld (de auto mag niet in
een Autostop staan) voordat u de
accu aansluit of loskoppelt.
Stop-startsysteem 3 241.
Accubeveiliging 3 119.
Accu blootleggen
De accu bevindt zich achter een plaat
in de portierdrempel linksvoor. De
plaat verwijderen om toegang te krij‐
gen tot de accu.
Accu vervangen Let erop dat de accu altijd door een
accu van dezelfde soort wordt
vervangen.
Roep de hulp van een werkplaats in
om de accu van de auto te laten
vervangen.
Stop-startsysteem 3 241.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er bestaat gevaar voor ontploffing als gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven hangen!
Starthulp gebruiken 3 320.
Page 293 of 373

Verzorging van de auto291Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen:● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Extra accu
Afhankelijk van de accessoires die op
de auto zitten, zijn bepaalde modellen voorzien van een extra accu gemon‐
teerd onder de voorstoel rechts.
Let op
De extra accu wordt alleen automa‐
tisch aan de hoofdaccu gekoppeld
wanneer de motor loopt. De extra
accu hoeft niet te worden ontkop‐
peld voordat u de hoofdaccu ontkop‐ pelt of voordat u starthulpkabels
gebruikt.
De polen zijn geschikt voor extra
elektrische verbruikers tot maximaal 50 A.
Starthulp gebruiken 3 320.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden
geventileerd of ontlucht.
Tank met brandstof vullen en als volgt te werk gaan:Voorzichtig
Contactsleutel vóór het ontluchtenniet naar stand 3 draaien.
Contactslotstanden 3 239.
Page 294 of 373

292Verzorging van de auto1. Draai de contactsleutel in destand 2 en wacht gedurende
enkele minuten.
2. Sleutel weer naar stand 1 draaien
en gedurende 3 seconden wach‐
ten.
3. Draai de sleutel naar stand 3.
Als de motor na diverse pogingen tot ontluchten van het dieselbrandstof‐
systeem niet kan worden gestart, de
hulp van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit Gebruik zo nodig het opstapje onder
de koplampen om bij de voorruiten‐ wisser te komen.
Wisserarm optillen, bevestigingsklem
naar wisserarm duwen en wisserblad losmaken.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Gloeilamp vervangen
Controleer of het contact geheel is
uitgeschakeld (de auto mag niet in een Autostop staan 3 241 ) en schakel
de betreffende schakelaar uit of sluit de portieren.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de lamp niet
met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
lamp gebruiken.
Laat extra gloeilampen van de carros‐ serievarianten vervangen door een
werkplaats.
Lampcontrole Schakel het contact na het vervangen van een lamp in en bedien en contro‐
leer de lichten.
Werkzaamheden uitvoeren 3 285.
Page 295 of 373
Verzorging van de auto293Koplampen
Koplampen hebben gescheiden
systemen voor groot licht 1 en
dimlicht 2.
Groot licht
1. Verwijder de beschermkap door
aan de nok te trekken.
2. Druk de borgklem omlaag en trek de lampfitting naar achteren.
3. Maak de gloeilamp los uit delampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. Breng de kap aan.
Page 296 of 373
294Verzorging van de autoDimlicht
1. Verwijder de beschermkap dooraan de nok te trekken.
2.Druk de borgklem omhoog en trek
de lampfitting naar achteren.
3. Maak de gloeilamp los uit de lampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. Breng de kap aan.
Stadslichten
Laat lichten bij eventuele storingen
door een werkplaats vervangen.
Mistlampen voor
Laat de gloeilampen van de mistlam‐
pen voor door een werkplaats vervan‐ gen.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Lamphouder linksom losdraaien.
2. Lamphouder uit reflectorhuis trek‐
ken.