Page 97 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen95Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Afhankelijk van de modelvariant
worden er verschillende designs
gebruikt.
Controlelamp Y brandt en er klinkt
een geluidssignaal als het peil in de
tank te laag is. Onmiddellijk bijtanken
3 278.
Tank nooit leegrijden.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 291.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
AdBlue-meter
De AdBlue-meter toont het reste‐
rende niveau in de AdBlue-tank.
Controlelamp ú 3 103 brandt en er
klinkt een geluidssignaal als het peil
in de tank te laag is. Tank zo spoedig
mogelijk AdBlue bij opdat de motor
blijft starten.
AdBlue 3 248.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker zone:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet bereiktmiddelste
gebied:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter zone:temperatuur te
hoog
Controlelamp W gaat rood branden
als de temperatuur te hoog is 3 103.
Page 98 of 373

96Instrumenten en bedieningsorganenAls W rood oplicht in combinatie met
C , de auto zo spoedig mogelijk stop‐
pen en de motor uitschakelen 3 102.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Om natuurkundige redenen kan de
temperatuurmeter voor de koelvloei‐
stof de koelvloeistoftemperatuur
slechts aangeven, als het koelvloei‐
stofpeil voldoende is.
Service-display Selecteer de servicepagina op het
Driver Information Center wanneer
het contact is aangezet zonder dat de
motor loopt. Een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel
indrukken en gedurende ongeveer
5 seconden vasthouden 3 109. De
afstand en de tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt verschijnen. Bij
indrukken van de onderste knop
verschijnen de gegevens voor de
volgende olieverversing.
Na het inschakelen van het contact,
kan de resterende afstand of tijd tot
aan de volgende onderhoudsbeurt
even op het Driver Information Center verschijnen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt minder
dan 1500 km of 1 maand is, verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Wanneer de afstand 0 km wordt of de onderhoudstermijn is vervallen,
brandt controlelamp j en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt of het
verversen van de motorolie moeten
de waarden worden teruggezet:
selecteer de relevante gegevens ophet Driver Information Center en houd een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel gedurende
ongeveer 10 seconden ingedrukt
totdat de afstand continu verschijnt.
Boordcomputer 3 109.
Driver Information Center 3 106.
Service-informatie 3 327.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling van de geautomatiseerde
versnellingsbak verschijnt op het transmissiedisplay.
Page 99 of 373
Instrumenten en bedieningsorganen97R:achteruitversnellingN:neutrale standD:automatische moduskg:beladingsmodusT:rem intrappenW:versnellingsbakelektronica
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 255.
Controlelampen
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampjes verschillen. Bij het
inschakelen van het contact lichten de meeste controlelampjes korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:
Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Page 100 of 373
98Instrumenten en bedieningsorganenControlelampjes in de instrumentengroep
Page 101 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen99Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 99XGordelverklikker 3 100vAirbags en gordelspanners
3 100WAirbag deactiveren 3 100pLaadsysteem 3 101ZStoringsindicatielampje
3 101jLaat auto spoedig nakijken
3 101CSchakel motor uit 3 102RRemsysteem 3 102jHandrem 3 102uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 102b
aSchakelen 3 102§Variabele stuurbekrachtiging
3 102QLane Departure Warning
3 103RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 103WKoelvloeistoftemperatuur
3 103!Voorverwarmen 3 103úAdBlue 3 103wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 104IMotoroliedruk 3 104YTe laag brandstofpeil 3 104DAutostop (Stop/Start-
systeem) 3 105\Autostop geblokkeerd (Stop/
Start-systeem) 3 105FBuitenverlichting 3 1059Dimlicht 3 105CGroot licht 3 105fGrootlichtassistentie 3 105>Mistlampen voor 3 105øMistachterlicht 3 105mCruisecontrol 3 105lActief noodstopsysteem
3 105$Snelheidswaarschuwing
3 106UCruise control 3 105, snel‐
heidsbegrenzer 3 106&Tachograaf 3 106yDeur open 3 106
Richtingaanwijzers
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Page 102 of 373

100Instrumenten en bedieningsorganenSnel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐ naal waarneembaar. Bij het slepen
van een aanhanger verandert de
toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal.
Vervangen van lampen 3 292.
Zekeringen 3 300.
Richtingaanwijzers 3 115.
Gordelverklikker
X brandt of knippert rood in de
plafondconsole.
Als de veiligheidsgordel wordt losge‐ maakt, zal controlelamp X knipperen
wanneer de rijsnelheid boven onge‐
veer 16 km/u komt. Ook klinkt er
gedurende ongeveer 90 seconden
een geluidssignaal.
Afhankelijk van de modelvariant knip‐ pert de controlelamp als de veilig‐
heidsgordel passagier voor niet is
vastgemaakt.Als de veiligheidsgordel wordt vast‐
gemaakt, dooft de controlelamp.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 59.
Airbag en gordelspanners v brandt geel.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp korte tijd.
Brandt de lamp niet of dooft deze
onderweg, dan is er sprake van een
storing in het airbagsysteem. De hulp
van een werkplaats inroepen. Het is
mogelijk dat de airbags en gordel‐
spanners bij een aanrijding niet in
werking treden.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 58.
Airbagsysteem 3 62.
Airbag-deactivering Ó brandt geel.
Brandt ong. 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De
passagiersairbag voor is geactiveerd.
W brandt geel wanneer het contact
ingeschakeld is en blijft branden
wanneer de passagiersairbag
gedeactiveerd is 3 66.
Page 103 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen1019Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 62.
Gordelspanners 3 58.
Airbag deactiveren 3 66.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Als Z brandt in combinatie met A,
de auto zo spoedig mogelijk stoppen
en de motor uitschakelen.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Service-indicatie
j brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
De auto vergt een onderhoudsbeurt. Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het Driver Information Center
3 106.
Brandt als het roetfilter moet worden
gereinigd en het automatisch reinigen niet wordt geactiveerd 3 247.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Page 104 of 373

102Instrumenten en bedieningsorganenSchakel motor uit
C brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
De auto zo spoedig mogelijk stoppen
en de motor uitschakelen.
Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het Driver Information Center
3 106.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Remsysteem
R brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
R brandt (mogelijk in combinatie met
C ) als het remvloeistofpeil te laag is
3 289 of bij een storing in het remsys‐
teem.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 258.
Handrem j brandt rood.
Controlelamp j blijft branden
wanneer de handrem wordt aange‐ trokken en dooft wanneer de hand‐
rem wordt losgezet 3 259.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Brandt onderweg wanneer er een
storing in het ABS is. Het remsysteem
blijft werken maar zonder ABS-rege‐
ling.
Antiblokkeersysteem 3 258.
Schakelen
b of a brandt op het Driver Infor‐
mation Center.
Gaat branden wanneer voor zuinig
rijden schakelen wordt aanbevolen.
ECO-modus 3 238.
Variabele
stuurbekrachtiging
§ brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt onderweg Er is een storing in de stuurbekrach‐
tiging.
Kan samen met controlelampje C
oplichten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.