Page 217 of 373

Infotainmentsysteem215NAVI 50 IntelliLink
Nadat de mobiele telefoon aan het
Infotainmentsysteem is gekoppeld,
wordt de lijst met gekozen nummers,
ontvangen oproepen en gemiste
oproepen in de mobiele telefoon automatisch naar het handsfree-tele‐
foonsysteem verzonden.
Als het menu yTelefoon verschijnt,
raakt u S in de linkerbovenhoek aan
en selecteert u Gesprekkenlijsten uit
de lijst.
Om een nummer uit de gesprekken‐
lijsten te kiezen, selecteert u een van
de volgende opties op het display:
● yAlle : Toont een overzicht van
alle oproepen in de onder‐
staande lijsten.
● ú: Gekozen nummers.
● ù: Ontvangen oproepen.
● û: Gemiste oproepen.
Let op
Het aantal gemiste oproepen wordt
naast het symbool weergegeven.De meest recente oproepen worden
bovenaan weergegeven. Selecteer
het gewenste contact uit de gekozen
lijst om het kiezen te starten.
NAVI 80 IntelliLink
Nadat de mobiele telefoon aan het
Infotainmentsysteem is gekoppeld,
wordt de lijst met gekozen nummers,
ontvangen oproepen en gemiste
oproepen in de mobiele telefoon automatisch naar het handsfree-tele‐
foonsysteem verzonden.
Let op
Het delen van gegevens moet
worden toegestaan op de telefoon.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de mobiele telefoon of neemcontact op met de netwerkprovider.
De functie "Telefoongegevens auto‐ matisch downloaden" moet even‐
eens worden ingeschakeld in het
menu Telefooninstellingen van het
infotainmentsysteem. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Telefooninstel‐ lingen" hieronder.
Raak op de startpagina eerst MENU,
daarna gTelefoon aan, gevolgd door
Gesprekkenlijsten .Om een nummer uit de gesprekken‐
lijsten te kiezen, selecteert u een van
de volgende opties op het display:
● Alle : Toont een overzicht van alle
oproepen in de onderstaande lijs‐
ten.
● ù: Ontvangen oproepen.
● þ: Gemiste oproepen.
● ú: Gekozen nummers.
De meest recente oproepen worden
bovenaan weergegeven. U kunt ook
↑ of ↓ aanraken om in het display
omhoog of omlaag te bladeren.
Selecteer het gewenste contact uit de gekozen gesprekkenlijst om het
kiezen te starten.
Let op
Raak indien nodig < aan (om een
pop-upmenu te openen) en selec‐ teer Telefoongegevens bijwerken
om de gesprekkenlijsten bij te
werken.
Page 218 of 373

216InfotainmentsysteemVoicemailboxRadio 15 USB
Wanneer de mobiele telefoon is
verbonden, kunt u voicemailberichten
van de telefoon beluisteren via het
Infotainmentsysteem. Selecteer hier‐
voor het menu Voicemailbox.
NAVI 80 IntelliLink
Om voicemailberichten van de
mobiele telefoon via het Infotainment‐ systeem te beluisteren als de telefoon is verbonden, selecteert u op de start‐
pagina MENU, gevolgd door
g Telefoon en Voicemail . Het systeem
belt de geconfigureerde voicemail‐
box.
Het configuratiescherm verschijnt als
de voicemailbox nog niet is geconfi‐
gureerd. Voer het nummer in op het
numerieke toetsenbord en bevestig
de invoer.Gesprekken ontvangen
Radio 15 USB
Het gesprek aannemen, afhankelijk
van de configuratie van de auto:
● Druk kort op 7 (op de knoppen
op de stuurkolom).
● Selecteer het pictogram 7 op het
display (door aan OK te draaien
en deze in te drukken).
Het gesprek niet aannemen, afhan‐
kelijk van de configuratie van de auto:
● Houd 8 ingedrukt (op de knop‐
pen op de stuurkolom).
● Selecteer het pictogram } op
het display (door aan OK te
draaien en deze in te drukken).
Wanneer een gesprek wordt ontvan‐
gen, kan het nummer van de beller
worden weergegeven op het display‐
scherm van het Infotainmentsysteem. Wanneer het nummer is opgeslagen
in het systeemgeheugen, wordt in dat geval de naam weergegeven.
Wanneer het nummer niet kan
worden weergegeven, wordt het
bericht Privénummer getoond.NAVI 50 IntelliLink
De oproep aannemen:
● Raak Accepteren /Aanvaarden
aan.
● Druk kort op 7 (op de knoppen
op de stuurkolom).
Het gesprek niet aannemen: ● Raak Weigeren /Afwijzen aan.
● Houd 8 ingedrukt (op de knop‐
pen op de stuurkolom).
Wanneer een gesprek wordt ontvan‐
gen, kan het nummer van de beller
worden weergegeven op het display‐
scherm van het Infotainmentsysteem.
Wanneer het nummer is opgeslagen
in het systeemgeheugen, wordt in dat geval de naam weergegeven.
Wanneer het nummer niet kan
worden weergegeven, wordt het bericht Onbekend /Onbekend
nummer getoond.
NAVI 80 IntelliLink
De oproep aannemen:
● Raak Opnemen aan.
● Druk kort op 7 (op de knoppen
op de stuurkolom).
Page 219 of 373

Infotainmentsysteem217Het gesprek niet aannemen:● Raak Afwijzen aan.
● Houd 8 ingedrukt (op de knop‐
pen op de stuurkolom).
Wanneer een gesprek wordt ontvan‐
gen, kan het nummer van de beller
worden weergegeven op het display‐
scherm van het Infotainmentsysteem.
Wanneer het nummer is opgeslagen
in het systeemgeheugen, wordt in dat geval de naam weergegeven.
Wanneer het nummer niet kan
worden weergegeven, verschijnt het
bericht Geen beller-id .
Functies tijdens een
telefoongesprek
Radio 15 USB
Naast volumeregeling zijn diverse
functies beschikbaar tijdens een
gesprek, waaronder:
● Gesprek doorschakelen naar de mobiele telefoon.
● Naar het toetsenbord gaan.
● Oproep beëindigen.
Draai aan en druk op OK om te selec‐
teren en te bevestigen.Schakel het gesprek door van het
handsfree-telefoonsysteem naar de
mobiele telefoon door het weergave- item op de mobiele telefoon te selec‐
teren. Sommige mobiele telefoons kunnen ontkoppeld raken van het
handsfree-telefoonsysteem tijdens het overschakelen naar deze modus.
Een nummer kan ook op het nume‐
rieke toetsenbord worden ingevoerd
( 3 203) bijv. om een gespreksserver,
zoals de voicemailbox, te bedienen.
Selecteer het #123 weergave-item
om het numerieke toetsenbord op te roepen. Raadpleeg " Voicemailbox"
voor meer informatie.
Het gesprek beëindigen, afhankelijk
van de configuratie van de auto:
● Druk kort op 8.
● Druk op TEL.
● Selecteer het pictogram } op
het display.NAVI 50 IntelliLink
Naast volumeregeling zijn diverse
functies beschikbaar tijdens een
gesprek, waaronder:
● }: Oproep beëindigen.
● n: Automicrofoon uitschakelen.
● é: Automicrofoon inschakelen.
● m/m 3 : Gesprek doorschakelen
naar mobiele telefoon.
● J3: Gesprek doorschakelen
naar de microfoon en luidspre‐
kers van de auto.
● 7: Teruggaan naar vorige
scherm (bijv. Navigatie of Start‐
pagina).
NAVI 80 IntelliLink
Naast volumeregeling zijn diverse
functies beschikbaar tijdens een
gesprek, waaronder:
● Oproep in de wacht zetten: Raak
< aan (om een pop-upmenu te
openen) en selecteer In de
wacht . Raak Doorgaan aan om
het gesprek te hervatten.
● Gesprek doorschakelen naar mobiele telefoon: Raak < aan
Page 220 of 373

218Infotainmentsysteem(om een pop-upmenu te openen)
en selecteer Handset.
In sommige gevallen wordt de
telefoon tijdens het doorschake‐
len van een oproep losgekoppeld van het Infotainmentsysteem.
● Oproep beëindigen: Raak Oproep beëindigen aan.
● Terug naar vorige menu: Druk op
r .
Telefooninstellingen NAVI 50 IntelliLinkStandaard telefooninstellingen
herstellen
Om te allen tijde naar het instellingen‐ menu te gaan, raakt u 7 aan, gevolgd
door ÿINSTELLING(EN) .
Selecteer Systeem, gevolgd door
Fabrieksinstellingen en Telefoon om
de standaardwaarden van de tele‐
fooninstellingen terug te zetten.
Bevestig de keuze door OK aan te
tikken.Softwareversie weergeven
Om te allen tijde naar het instellingen‐ menu te gaan, raakt u 7 aan, gevolgd
door ÿINSTELLING(EN) .Selecteer Systeem, gevolgd door
Systeemversie om de softwareversie
weer te geven.
NAVI 80 IntelliLink
Tik op de startpagina MENU daarna
g Telefoon aan, gevolgd door
Instellingen .
Maak een keuze uit de volgende
opties:
● Apparaten beheren :
Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink)
"Een mobiele telefoon koppelen"
in het hoofdstuk "Bluetooth-
verbinding" 3 208.
● Geluidsniveaus :
Het gespreksvolume en de
beltoon van het handsfree-tele‐
foonsysteem instellen.
● Voicemail :
Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink)
"Voicemailbox" hierboven.
● Bluetooth activeren :
Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink)
"Bluetooth activeren" in hethoofdstuk "Bluetooth-verbinding" 3 208.
● Telefoongegevens automatisch
downloaden :
Selecteer deze optie door het
vakje ☑ ernaast aan te vinken.
Zodra de mobiele telefoon met
het Infotainmentsysteem is
gekoppeld en/of verbonden,
kunnen de contactlijst en de
gesprekkenlijsten van de
mobiele telefoon naar het hands‐ free-telefoonsysteem worden
gedownload.
Het delen van gegevens moet
eveneens worden toegestaan op
de telefoon. Raadpleeg de bedie‐
ningsinstructies voor de mobiele
telefoon of de netwerkprovider.
Page 221 of 373

Infotainmentsysteem219Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
De installatie-instructies die eigen zijn aan de auto en de bedieningsrichtlij‐
nen van de mobiele telefoon- en handsfreefabrikant moeten in acht
worden genomen wanneer u een
mobiele telefoon installeert en
bedient. Anders kunt u de voertuigty‐
pegoedkeuring ongeldig maken (EU-
richtlijn 95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
● professioneel geïnstalleerde buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen
● maximaal zendvermogen tien watt
● installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding, hoofd‐
stuk Airbagsysteem , in aanmer‐
kingLaat u informeren over de voorziene montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan tien watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan,
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
groter is dan twee watt bij GSM 900
en niet groter is dan één watt bij de
andere types.
Voor veiligheidsredenen mag u geen
telefoon gebruiken terwijl u rijdt. Zelfs het gebruik van een handsfree-tele‐
foon vormt een afleiding tijdens het rijden.9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐ o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Page 222 of 373

220KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............220
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................220
Airconditioning ......................... 221
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 222
Verwarming achterin ...............225
Airconditioning achterin ...........227
Hulpverwarming ......................228
Luchtroosters ............................. 234
Verstelbare luchtroosters ........234
Vaste luchtroosters ..................235
Koeling handschoenenkastje ..235
Onderhoud ................................. 236
Luchtinlaat ............................... 236
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 236
Service .................................... 236Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 45.
Verwarmde stoelen ß 3 54.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐
torknop in de gewenste stand te
zetten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte
Page 223 of 373

Klimaatregeling221J:naar de voorruit, de voorste
zijramen en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijramen
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Schakel de koeling A/C in mits
aanwezig.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 241.
Airconditioning Koeling (A/C)Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
Page 224 of 373

222Klimaatregelingmogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in
de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 241.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
n uitschakelen.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen
beslaan. De kwaliteit van de
binnenlucht neemt na verloop van
tijd af, wat tot vermoeidheidsver‐
schijnselen bij de inzittenden kan
leiden.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling ( ï of î) en menu
selecteren
● luchtdebiet x
AUTO:automatische modusu:luchtrecirculatieV:ontwasemen en
ontdooienÜ:achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingA/C OFF:airconditioning uitscha‐
kelen
Verwarmbare achterruit Ü 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 41.
Verwarmde stoelen ß 3 54.
De voorgeselecteerde temperatuur wordt automatisch geregeld. In de
automatische modus regelen het
luchtdebiet en de luchtverdeling auto‐ matisch de luchtstroom.
Het systeem kan met de luchtverde‐
ling en de luchtstroomknoppen hand‐
matig worden aangepast.
Het elektronische klimaatregelsys‐
teem werkt uitsluitend geheel als de
motor draait.
Bedek de sensor op het instrumen‐
tenpaneel voor een goede werking
niet.