Page 57 of 373

Stoelen, veiligheidssystemen55Achterbank
Zitplaatsen achterin
Achterinstap
Open voor toegang tot de stoelen op
de 3e zitrij (mits aanwezig) de
zijschuifdeur, trek aan de ontgrende‐
lingshendel op de neerklapbare
toegangsstoel op de 2e rij en klap de
rugleuning van de stoel naar voren.
Maak zo nodig de veiligheidsgordels
los uit hun gespen.
9 Waarschuwing
Controleer of de rugleuning naar
de juiste stand terug gaat en of de
veiligheidsgordelgespen goed
vastzitten.
Veiligheidsgordel omdoen en losma‐ ken 3 59.
Schuifdeur 3 31.
Verwijderbare achterbank
9 Waarschuwing
Houd als de achterbank wordt
verwijderd de handen en voeten uit het bewegingsgebied.
Verwijder nooit onderweg stoelen, omdat dit oncontroleerbare bewe‐gingen kan veroorzaken.
Controleer vóór het achterin
plaatsnemen of de zitplaatsen
achterin en de rugleuningen
geheel zijn vastgeklikt.
Demonteren
Bij sommige modellen kan de baga‐
geruimte worden vergroot door de
achterbank te verwijderen.9 Waarschuwing
Verwijderbare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te
demonteren.
● Trek de hefboom 1 aan beide
kanten van de stoel omhoog. De
pennen 2 steken zichtbaar uit om
aan te geven dat de stoel
ontgrendeld is.
Page 58 of 373
56Stoelen, veiligheidssystemen● Verplaats de stoel naar achterom hem los te maken van de
ankerpunten op de vloer.
● Til de stoel op om hem te verwij‐ deren.
Monteren
Verzeker u er bij het opnieuw instal‐
leren van de stoelen van dat de rij met de opvouwbare stoel B correct vóór
de rij met de vaste stoelen A is
geplaatst.
Voorzichtig
De zitplaatsen op de 2e en 3e rij
kunnen niet onderling worden
verwisseld en moeten op hun
oorspronkelijke plaats worden
teruggezet.
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets
anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.
Plaats de stoelgeleiders direct achter
de voorste ankerpunten op de vloer
en schuif de stoel voorwaarts om hem
te vergrendelen.
De stoel vergrendelt automatisch en
de pennen 3 zijn niet langer zichtbaar,
om aan te geven dat de stoel is
vergrendeld.
Page 59 of 373

Stoelen, veiligheidssystemen57Voorzichtig
Bij het monteren ervoor zorgen datde stoelen goed op de veranke‐
ringspunten vastzitten en dat de
pallen volledig ingrijpen.
Raadpleeg een werkplaats als de
stoelen niet goed kunnen worden
vergrendeld.
Bus
Demonteren9 Waarschuwing
Verwijderbare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te
demonteren.
Draai de hendels met het gereed‐
schap uit de gereedschapsset in het
handschoenenkastje om de stoel te
ontgrendelen:
1. Maak de bevestiging aan de buitenkant los.
2. Maak de binnenste bevestiging los (aan de voet van de stoel).
3. Til de stoel van achteren op.
4. Trek de stoel naar het midden van
de auto om deze geheel van de
ankerpunten te halen.
Monteren
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.1. Plaats de stoel boven de anker‐ punten.
2. Laat de stoel zakken totdat deze hoorbaar in de ankerpunten vast‐
klikt.
3. Controleer of de stoel goed vergrendeld is door de stoel heen
en weer en van links naar rechts
proberen te laten gaan.
Herhaal de montageprocedure zo
nodig.
Raadpleeg een werkplaats als de
stoel niet goed kan worden vergren‐
deld.
Page 60 of 373

58Stoelen, veiligheidssystemenVeiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij sneloptrekken of hard remmen geblok‐
keerd, om de inzittenden op hun stoel te houden. Het gevaar voor letsel
neemt hierdoor aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 68.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade en juiste
werking controleren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelwaarschuwing
Afhankelijk van de versie zijn beide
voorstoelen mogelijk uitgerust met
een gordelverklikker, aangegeven
door controlelampje X op het instru‐
mentenpaneel 3 97, 3 100.
Gordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor‐
stoelen worden bij een voldoende
zware frontale botsing of bij een
aanrijding van achteren strakgetrok‐
ken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Page 61 of 373

Stoelen, veiligheidssystemen59Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 100.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de bedrijfsvergunning van de auto.Driepuntsgordel
Veiligheidsgordels op de
voorstoelen
Omdoen
De gordel uit de oprolautomaat trek‐
ken, zonder te verdraaien voor u
langs halen en de sluiting in het slot
vastklikken.
Heupgordel onderweg van tijd tot tijd strak trekken door aan de schouder‐
gordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X 3 100.
Page 62 of 373
60Stoelen, veiligheidssystemenHoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Schuif de hoogteverstelling omhoog of druk op de knop om de
hoogteverstelling uit te schakelen
en omlaag te duwen.
Hoogte zo instellen dat de gordel over de schouder loopt. Gordel mag niet
langs de hals of bovenarm lopen.
9 Waarschuwing
Pas de positie niet aan tijdens het
rijden.
Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van de gordelsluiting indrukken. De veiligheidsgordel wordt automa‐tisch opgerold.
Page 63 of 373

Stoelen, veiligheidssystemen61Veiligheidsgordels van
achterbank
Gordel 1 uit het oprolmechanisme
trekken, niet gedraaid lang de carros‐
serie geleiden en nagaan of de slui‐
ting 2 goed in het slot 3 vastgeklikt is
door aan de sluiting 2 te trekken.
De heupgordel 5 moet strak langs de
dijen en tegen het bekken liggen.
Strak trekken door aan het vrije
gedeelte 6 van de gordel te trekken.
Minder strak zetten door aan verstel‐ gesp 4 te draaien totdat deze 90° ten
opzichte van de gordel staat en door
op verstelgesp 4 te drukken terwijl u
aan heupgordel 5 trekt.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Losmaken door rode knop van de
gordelsluiting 3 in te drukken om de
sluiting 2 te ontgrendelen.
Veiligheidsgordel 1 geleiden naar‐
mate deze automatisch oprolt.
9 Waarschuwing
Controleer vóór het achterin
plaatsnemen of de zitplaatsen
achterin en de rugleuningen
geheel zijn vastgeklikt.
Zitplaatsen achterin 3 55.
Voorzichtig
Maak ter voorkoming van schade
aan de auto altijd de veiligheids‐
gordels achter vast, ook als daar
niemand zit.
Page 64 of 373

62Stoelen, veiligheidssystemenGebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Laat aangezien het airbagsys‐
teem explosief ontplooit eventuele
reparaties alleen door deskundig personeel verrichten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het