Instrumenten en bedieningsorganen1019Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 62.
Gordelspanners 3 58.
Airbag deactiveren 3 66.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Als Z brandt in combinatie met A,
de auto zo spoedig mogelijk stoppen
en de motor uitschakelen.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Service-indicatie
j brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
De auto vergt een onderhoudsbeurt. Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het Driver Information Center
3 106.
Brandt als het roetfilter moet worden
gereinigd en het automatisch reinigen niet wordt geactiveerd 3 247.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Rijden en bediening237Rijden en bedieningRijtips......................................... 238
Economisch rijden ...................238
Controle over de auto ..............238
Sturen ...................................... 238
Starten en bediening .................239
Nieuwe auto inrijden ................239
Contactslotstanden ..................239
Motor starten ........................... 240
Regeling stationair toerental ....241
Uitrol-brandstofafsluiter ...........241
Stop/Start-systeem ..................241
Parkeren .................................. 244
Luchtvering .............................. 244
Uitlaatgassen ............................. 247
Roetfilter .................................. 247
Katalysator .............................. 247
AdBlue ..................................... 248
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 254
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 255
Versnellingsbakdisplay ............255
Motor starten ........................... 255
Keuzehendel ........................... 255
Handgeschakelde modus ........257Elektronische rijprogramma's ..257
Storing ..................................... 258
Stroomonderbreking ................258
Remmen .................................... 258
Antiblokkeersysteem ...............258
Handrem .................................. 259
Remassistentie ........................260
Hellingrem ............................... 260
Rijregelsystemen .......................261
Traction Control .......................261
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 262
Achteras met gedeeltelijke
blokkering ............................... 263
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 263
Cruise control .......................... 263
Snelheidsbegrenzer ................265
Actieve noodrem .....................267
Parkeerhulp ............................. 269
Blindehoeksysteem .................271
Achteruitkijkcamera .................273
Lane Departure Warning .........275
Brandstof ................................... 277
Brandstof voor dieselmotoren . 277
Tanken .................................... 278
Trekhaak .................................... 279
Algemene informatie ...............279
Rijgedrag en aanhangertips ....279Aanhanger trekken ..................280
Aanhangerstabilisatie ..............281
Extra functies ............................. 281
PTO (krachtafnemer) ...............281
Rijden en bediening243● de accu is voldoende opgeladenen in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de omgevingstemperatuur is niet
te laag
● de hoogte is niet te hoog
● de helling is niet te steil
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd
● de parkeerhulp werkt niet
● het aircosysteem verhindert geen Autostop
● de airconditioning achterin is niet
geactiveerd
● het remvacuüm is voldoende
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 247
● de auto is verreden sinds de laat‐
ste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Een Autostop is wellicht niet meer
mogelijk wanneer de omgevingstem‐
peratuur het vriespunt bereikt.Bepaalde instellingen van de klimaat‐
regeling kunnen eveneens een Auto‐
stop verhinderen. Zie het hoofdstuk
"Klimaatregeling" voor nadere infor‐
matie 3 220.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐
weg kan mogelijk geen Autostop
gebeuren.
Nieuwe auto inrijden 3 239.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Herstarten van de motor door de
bestuurderHandgeschakelde versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal met de
keuzehendel op neutraal in om de
motor weer te starten.
Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.Trap als de motor niet meteen start
het koppelingspedaal stevig in.Geautomatiseerde versnellingsbak
Laat met de keuzehendel in stand D,
M of N en losgezette handrem het
rempedaal los om de motor weer te
starten.
Bij inschakelen van de achteruitver‐
snelling of intrappen van het gaspe‐
daal kunt u de motor ook weer star‐
ten.
De controlelamp Ï op de instrumen‐
tengroep dooft wanneer de motor
opnieuw wordt gestart. Als er aan
bepaalde voorwaarden niet wordt
voldaan, start de motor niet opnieuw. Start met behulp van de contactsleu‐tel.
Motor starten 3 240.
Bus
De motor wordt automatisch opnieuw
gestart wanneer u tijdens een Auto‐
stop de schakelaar elektrisch
bediende schuifdeur op het instru‐
mentenpaneel indrukt.
Schuifdeur 3 31.
366Pedalen...................................... 238
POI-categorieën ......................... 185
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 106
Portiersloten ................................. 23
Portiervergrendelknoppen ............24
Profieldiepte ............................... 310
PTO (krachtafnemer) ..................281
PTY (programmatype) ................153
R Radio .......................................... 148
DAB ......................................... 156
Digital Audio Broadcasting ......156
Radiobedieningselementen ........148
Radio Data System (RDS) ......... 153
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 343
Radiofuncties ...................... 152, 153
Radio-ontvangst ......................... 148
Radiotekst................................... 153 RDS ............................................ 153
REACH ....................................... 339
Recente bestemmingen .............185
Regeling stationair toerental .......241
Regensensor ................................ 88
Regio .......................................... 153
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 339
Reinigen ..................................... 351Remassistentie .......................... 260
Remmen ............................ 258, 289
Remsysteem .............................. 102
Remvloeistof ...................... 289, 329
Reservewiel ............................... 317
Richtingaanwijzers ............... 99, 115
Richtingaanwijzers vooraan ......294
Ritgegevens................................ 131
Ritverslag.................................... 107
Roetfilter .................................... 247
Rolluik ......................................... 354
Route .......................................... 173
Route bewerken ......................... 192
Route-informatie .........................192
Route-instellingen .......................173
Routeplanningsmethode ............173
Ruitbescherming........................... 82
Ruiten ........................................... 43
Rijgedrag en aanhangertips ......279
Rijhoogte .................................... 244
Rijregelsystemen ................261, 263
Rijstrookbeelden .........................173
Rijstijllampje Brandstofverbruikmeter ...........131
Rijverlichting ........................ 13, 105
S Schakelen ................................... 102
Schakel motor uit ........................102
Scheidingsrooster bagageruimte ..82Schuifdeur ................................... 31
SD Card .............................. 170, 173
Selectie van frequentiebereik .....148
Selectieve katalysatorreductie ....248
Service ............................... 236, 327
Service-display ....................96, 101
Service-indicatie ........................101
Service-informatie ...................... 327
Services ...................................... 131
Simulcast .................................... 153
Sjorogen .............................. 79, 347
Sleepoog .................................... 322
Sleutels ................................ 20, 353
Sleutels, sloten ............................. 20
Smartphone Telefoonweergave ..................169
Smartphone-applicaties gebruiken ................................ 169
Sneeuwkettingen .......................311
Snelheidsafhankelijk volume ......142
Snelheidsbegrenzer ...........106, 265
Snelheidsmeter ............................ 93
Snelheidswaarschuwing .............106
Snelmenu ................................... 173
Softwareversie ............................ 212
Spanbanden ................................. 79
Spiegels .................................. 40, 42
Spiegelverstelling ..........................9
Spraaklabels ............................... 203
Sproeiervloeistof ........................288