Page 177 of 251

Rijden en bediening175Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 234.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingshoeken tot max. 12%.
De toelaatbare aanhangerbelasting
geldt voor de vermelde hellingshoek
en op zeeniveau. Omdat het motor‐
vermogen bij toenemende hoogte
door de ijlere lucht daalt en het klim‐
vermogen daardoor afneemt, moet
het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht voor iedere 1000 m aan hoogte
met 10% worden verminderd. Bij
ritten op wegen met een geringhellingspercentage (minder dan 8%,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 227
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
van 65 kg staat op het typeplaatje van
de trekhaak en in de autopapieren
vermeld. Bij auto's met motor
DV5RC en automatische versnel‐
lingsbak is de maximaal toegestane
kogeldruk 55 kg. Altijd de maximale
kogeldruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belading van de auto,
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
worden verhoogd met 60 kg, maar het toelaatbare totaalgewicht mag niet
worden overschreden. Wordt de
toelaatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐ snelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Opbergen kogelstang
De zak met de trekhaak is opgebor‐
gen op de vloerplaat van de bagage‐
ruimte.
Page 178 of 251
176Rijden en bediening
Voer de band door het achterste sjor‐oog rechts, wikkel de band twee keer
om de zak en trek de band aan om de zak vast te zetten.
Bevestiging van de kogelstang
Klap de aanhangeraansluiting
omlaag. Afsluitplug uit kogelstango‐
pening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren ● Het rode merkteken op de draai‐ knop moet naar het groene merk‐
teken op de kogelstang gericht
zijn.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● De sleutel moet in stand c staan.
Anders moet de kogelstang vóór het
monteren worden aangespannen:
● Ontgrendel de kogelstang door
de sleutel naar stand c te
draaien.
Page 179 of 251

Rijden en bediening177●Trek de draaiknop naar buiten en
draai deze zo ver mogelijk
rechtsom.
Kogelstang monteren
Aangespannen kogelstang in de
kogelstangopening steken en stevig
omhoogduwen totdat deze hoorbaar vastklikt.
De draaiknop springt automatisch
terug in de uitgangspositie en rust zonder speling tegen de kogelstang.
9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand c te draaien. Sleu‐
tel verwijderen en beschermkapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Juiste montage van de kogelstang
controleren
● Het groene merkteken op de draaiknop moet naar het groenemerkteken op de kogelstang
gericht zijn.
● Tussen de draaiknop en de kogelstang mag geen speling
zitten.
● De kogelstang moet stevig in de kogelstangopening vergrendeld
zijn.
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Page 180 of 251
178Rijden en bedieningDemontage van de kogelstang
Open de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Trek de draaiknop naar buiten en
draai deze zo ver mogelijk rechtsom.
Trek de kogelstang naar onderen toe los.
Plaats de dekplug in de trekhaakope‐ ning.
Klap de aanhangeraansluiting
omhoog.
Berg de trekstang op in de zak en zet
de zak met de band vast aan het
achterste sjoroog rechts. Wikkel de
band twee keer om de zak en trek de
band aan om de zak vast te zetten.
Page 181 of 251

Verzorging van de auto179Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................180
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 180
Auto stallen .............................. 180
Verwerking van sloopauto .......181
Controle van de auto .................181
Werkzaamheden uitvoeren .....181
Motorkap ................................. 181
Motorolie .................................. 182
Koelvloeistof ............................ 183
Sproeiervloeistof ......................184
Remmen .................................. 184
Remvloeistof ............................ 184
Accu ........................................ 185
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 186
Wisserblad vervangen .............187
Gloeilamp vervangen .................187
Halogeenkoplampen ...............188
LED-koplampen .......................190
Mistlampen voor ......................191
Achterlichten ............................ 191
Zijrichtingaanwijzers ................195Kentekenverlichting .................196
Interieurverlichting ...................196
Elektrisch systeem .....................196
Zekeringen .............................. 196
Zekeringenkast in motorruimte 197
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................198
Boordgereedschap ....................200
Gereedschap ........................... 200
Velgen en banden .....................201
Winterbanden .......................... 201
Aanduidingen op banden ........201
Bandenspanning .....................201
Drukverliesdetectiesysteem ....202
Profieldiepte ............................ 204
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 204
Wieldoppen ............................. 205
Sneeuwkettingen .....................205
Bandenreparatieset .................205
Wiel verwisselen ......................209
Reservewiel ............................. 210
Starthulp gebruiken ...................214
Trekken ...................................... 216
Auto slepen ............................. 216
Andere auto slepen .................217
Verzorging van uiterlijk ..............218
Verzorging exterieur ................218Verzorging interieur .................220
Vloermatten ............................. 220
Page 182 of 251

180Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor dit autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Voorkomen dat de auto kan gaan rollen.
● Eerste of achteruitversnelling inschakelen of keuzehendel opP zetten.
● Parkeerrem niet inschakelen.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder de centrale vergren‐
deling.
Diefstalalarmsysteem 3 31.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 36.
● Bandenspanning controleren.
Page 183 of 251
Verzorging van de auto181●Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de hendel trekken en in de
uitgangspositie terugduwen.
Page 184 of 251

182Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
Windhaak vastzetten.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in
het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte motorolie
de juiste specificatie heeft.
Aanbevolen olie en smeermiddelen
3 225.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.Trek de peilstok tevoorschijn, veeg
hem schoon, plaats hem helemaal
terug en trek hem opnieuw tevoor‐ schijn om het motoroliepeil af te
lezen.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het merkteken MIN is gedaald, vul dan
motorolie bij. Het wordt geadviseerd
dezelfde soort olie te nemen als voor
de laatste olieverversing is gebruikt.