Page 3 of 251
Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........20
Stoelen, veiligheidssystemen ......40
Opbergen ..................................... 63
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................71
Verlichting .................................. 104
Klimaatregeling .......................... 113
Rijden en bediening ...................124
Verzorging van de auto ..............179
Service en onderhoud ................222
Technische gegevens ................227
Klantinformatie ........................... 236
Trefwoordenlijst ......................... 244Inhoud
Page 9 of 251
Kort en bondig7Stoelverstelling
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Stoelpositie 3 41.
Stoelinstelling 3 42.
Hoek van rugleuningen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Stoelpositie 3 41.
Stoelinstelling 3 42.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaag
Stoelpositie 3 41.
Stoelinstelling 3 42.
Page 10 of 251
8Kort en bondigZithoek
Druk op de schakelaar
boven:voorkant omhoogonder:voorkant omlaag
Stoelpositie 3 41.
Stoelinstelling 3 42.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 40.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in veilig‐
heidsgordelslot vastmaken. De veilig‐
heidsgordel mag niet gedraaid zitten
en moet strak tegen het lichaam
aanliggen. De rugleuningen mogen
niet te ver naar achteren hellen (maxi‐ maal ca. 25°).
Om de veiligheidsgordel los te
maken, de rode knop van het veilig‐
heidsgordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 41.
Veiligheidsgordels 3 46.
Airbagsysteem 3 49.
Page 11 of 251
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 35.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 35.
Buitenspiegels
Kies de desbetreffende buitenspiegel
door de spiegelknop naar links of
naar rechts te duwen. Verstel de
desbetreffende spiegel met de vier‐
wegknop.
Bolle spiegels 3 33.
Elektrisch verstellen 3 33.
Inklapbare spiegels 3 34.
Buitenspiegelverwarming 3 34.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij
stilstaande auto en ontgrendeld
stuurslot verstellen.
Stoelpositie 3 41.
Contactslotstanden 3 126.
Aan/Uit-knop 3 126
Page 18 of 251
16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Voor inschakelen van de achteruit‐
versnelling op een 6-traps transmis‐
sie moet u aan de ring trekken.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 140.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:automatische modusM:handgeschakelde modus+:opschakelen-:terugschakelen
Automatische versnellingsbak
3 137.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning 3 201 en -staat
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 182
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels 3 33, stoelen 3 41 en veilig‐
heidsgordels 3 47
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen
Page 33 of 251

Sleutels, portieren en ruiten31Inschakelen
Druk binnen 5 seconden tweemaal opN van de handzender.
Of druk bij een elektronisch sleutel‐
systeem twee keer op het gemar‐
keerde gebied op één van de voor‐
portiergrepen.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
● contact
Inschakelen
Alle portieren moeten gesloten zijn.
De elektronische sleutel van het elek‐ tronische sleutelsysteem moet niet in
de auto blijven.
● Handzender: werkt 30 seconden na vergrendeling van de auto
door één keer op e te drukken.
● Elektronisch sleutelsysteem: 30 seconden na het vergrende‐
len van het voertuig ingeschakeld
door op het gemarkeerde gebied
op een van de voorportiergrepen
te drukken.
● Handzender : rechtstreeks door
e twee keer binnen 5 seconden
in te drukken.
● Elektronisch sleutelsysteem: rechtstreeks door twee keer op
het gemarkeerde gebied op een
van de voorportiergrepen te druk‐ ken.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Page 42 of 251

40Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 40
Voorstoelen .................................. 41
Stoelpositie ................................ 41
Stoelverstelling .......................... 42
Armsteun ................................... 44
Verwarming ............................... 44
Achterbank ................................... 45
Zitplaatsen achterin ...................45
Armsteun ................................... 46
Veiligheidsgordels .......................46
Driepuntsgordel ......................... 47
Airbagsysteem ............................. 49
Frontaal airbagsysteem .............53
Zijdelings airbagsysteem ...........53
Gordijnairbagsysteem ...............54
Airbag deactiveren ....................54
Kinderveiligheidssystemen ..........56
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 59Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelknop indrukken, hoogte
instellen, vastklikken.
Page 43 of 251

Stoelen, veiligheidssystemen41Hoofdsteunen van achterbankHoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 56.
Hoofdsteun omhoog trekken of borg‐ veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en eruit te trekken.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het volledig
intrappen van de pedalen licht
gebogen zijn. De passagiersstoel
voorin zover mogelijk naar
achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
de instrumentengroep goed kunt
aflezen. Tussen hoofd en
dakframe moet minstens een
handbreedte ruimte zitten. De dijen moeten licht op de zitting
rusten, zonder druk uit te oefe‐
nen.