Page 11 of 251
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 35.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 35.
Buitenspiegels
Kies de desbetreffende buitenspiegel
door de spiegelknop naar links of
naar rechts te duwen. Verstel de
desbetreffende spiegel met de vier‐
wegknop.
Bolle spiegels 3 33.
Elektrisch verstellen 3 33.
Inklapbare spiegels 3 34.
Buitenspiegelverwarming 3 34.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij
stilstaande auto en ontgrendeld
stuurslot verstellen.
Stoelpositie 3 41.
Contactslotstanden 3 126.
Aan/Uit-knop 3 126
Page 13 of 251

Kort en bondig111Elektrisch bediende ruiten ....36
2 Buitenspiegels ......................33
3 Cruisecontrol ...................... 144
Snelheidsbegrenzer ............146
Verwarmd stuurwiel .............72
4 Richtingaanwijzers ..............108
Lichtsignaal ......................... 106
Groot licht ............................ 105
Grootlicht-assistent ............106
Omgevingsverlichting ......... 112
Parkeerlichten .....................109
Knoppen voor Driver
Information Center ................91
5 Zijdelingse luchtroosters .....122
6 Instrumenten ........................ 81
Bestuurdersinformatie‐
centrum ................................. 91
7 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 72
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 73
9 Head-updisplay .....................9510Luchtroosters .....................122
11 Alarmknipperlichten ...........108
12 Info-Display .......................... 94
13 Luchtrooster ........................ 122
14 Lichtsensor .......................... 105
Regensensor ......................... 73
Zonnesensor ....................... 117
15 Centrale vergrendeling .........23
16 Handschoenenkastje ...........63
Zekeringenkast ..................198
17 Bedieningselementen
voor display ........................... 94
18 Verwarming en ventilatie ....113
19 USB-poort ............................ 76
20 Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 142
Lane Departure Warning ...168
Stop/Start-systeem .............129
Parkeerhulp ........................ 155
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 158
Elektrische kindersloten .......29
21 Elektrische aansluiting ..........7622Schakelhendel ....................137
23 Parkeerrem ......................... 141
24 Aan/Uit-knop ....................... 126
25 Contactslot .......................... 126
26 Stuurwielverstelling ..............72
27 Claxon .................................. 73
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 181
29 Opbergruimte ........................ 63
Zekeringenkast ..................198
30 Head-updisplay .....................95
31 Lichtschakelaar ..................104
Koplampverstelling ............107
Mistlampen ......................... 109
Mistachterlicht ....................109
Instrumentenverlichting ......110
Page 19 of 251
Kort en bondig17Motor startenContactslot
● Sleutel naar stand 1 draaien.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotor: wacht totdat het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Draai de sleutel naar de stand 2
en laat deze los nadat de motor
is aangeslagen.
Motor starten 3 128.Aan/Uit-knop
● Handgeschakelde versnellings‐
bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is.
Page 20 of 251

18Kort en bondigStop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 129.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een horizontaal vlak staat of op een oplopende
helling, schakel dan de eerste
versnelling in of zet de keuze‐
hendel in stand P. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Verdraai het stuurwiel tot
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Of druk bij een elektronisch sleu‐
telsysteem op het gemarkeerde
gebied op de voorportiergrepen
3 22.
● Activeer het alarmsysteem 3 31.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 181.
Page 26 of 251

24Sleutels, portieren en ruitenLet op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Automatisch vergrendelen 3 28
Vaste sleutel
Ontgrendelen
Sleutel in het cilinderslot van het
bestuurdersportier draaien.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alle portieren, de bagageruimte en de tankvulklep worden door
één keer draaien van de sleutel
ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden door éénkeer draaien van de sleutel
ontgrendeld. U ontgrendeld de
gehele auto door twee keer
draaien van de sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 99.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.Sleutel in het cilinderslot van het
bestuurdersportier draaien.
Bij een niet goed gesloten auto werkt de centrale vergrendeling niet.
Werking van handzender
Ontgrendelen
O indrukken.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
Page 27 of 251
Sleutels, portieren en ruiten25● Alle portieren, de bagageruimteen de tankvulklep worden met
één druk op O ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden met één
druk op O ontgrendeld. Om de
gehele auto te ontgrendelen O
tweemaal indrukken.
Persoonlijke instellingen 3 99.
Achterklep ontgrendelen
Druk langer op P om alleen de
achterklep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 99.
Ontgrendelen en openen van de achterklep 3 29.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
N indrukken.
Bij een niet goed gesloten auto werkt de centrale vergrendeling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Page 28 of 251

26Sleutels, portieren en ruitenOntgrendelen
Steek hand achter een van de voor‐
portiergrepen om de auto te ontgren‐ delen of druk op de achterklepknop.
De ontgrendelmodus kan in Persoon‐ lijke instellingen worden ingesteld. U
kunt uit drie instellingen kiezen:
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden ontgren‐
deld wanneer u de hand achter
de bestuurdersportiergreep
steekt.
● U ontgrendelt de gehele auto door de hand achter een van de
voorportiergrepen te steken of
door op de achterklepknop te
drukken.
● U ontgrendelt alleen de achter‐ klep door op de achterklepknop
te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 99
Vergrendelen
Druk op het gemarkeerde gebied van
de voorportiergrepen.
De gehele auto wordt vergrendeld.
Als de auto niet goed gesloten is, de
elektronische sleutel in de auto blijft
of het contact niet uit is, is vergrende‐ ling niet toegestaan en klinkt er een
geluidssignaal.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep
De achterklep kan worden ontgren‐
deld en geopend door de achterklep‐ knop in te drukken wanneer de elek‐
tronische sleutel in de buurt is. Afhan‐ kelijk van de configuratie in Persoon‐
lijke instellingen blijven de portieren
vergrendeld.
Bagageruimte 3 29
Persoonlijke instellingen 3 99
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten.
Centrale vergrendelingstoets
Hiermee vergrendelt of ontgrendelt u de gehele auto vanuit het interieur via een schakelaar.
Page 29 of 251

Sleutels, portieren en ruiten27
Druk op Q om te vergrendelen. Het
ledje in de toets brandt.
Druk nogmaals op Q om te ontgren‐
delen. Het ledje in de toets dooft.
Bediening met de sleutel bij een
storing in de centrale
vergrendeling
Bij een storing, bijvoorbeeld omdat de
accu of de batterij van de handzen‐
der / elektronische sleutel leeg is,
kunt u de auto met de mechanische
sleutel vergrendelen en ontgrende‐ len.
Handmatig ontgrendelen
Elektronische sleutel: houd de pal
ingedrukt om de geïntegreerde sleu‐
tel te voorschijn te halen.
U ontgrendelt het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in de slot‐
cilinder te steken en te draaien. Bij
een werkende centrale vergrendeling
wordt de auto ontgrendeld.
Als u het contact inschakelt, wordt het vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
De andere portieren kunnen worden geopend door aan de binnenhand‐
greep te trekken. De bagageruimte
en de tankvulklep worden mogelijk
niet ontgrendeld.
Handmatig vergrendelen
U vergrendelt het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in de slot‐
cilinder te steken en te draaien. Bij
een werkende centrale vergrendeling
wordt de auto vergrendeld.