
Instrumenten en bedieningsorganen97TaalU stelt de voorkeurstaal in het menuPersoonlijke instellingen in 3 99.
Eenheden Eenheden zijn te wijzigen in het menu
Persoonlijke instellingen 3 99.
Verzorging van head-updisplay
Reinig het projectievlak van het head- updisplay met een zachte doek
bevochtigd met glasreiniger. Wrijf de
lens voorzichtig af en droog deze.
Systeembeperkingen
Het head-updisplay werkt mogelijk
niet goed wanneer:
● De lens op het instrumentenpa‐ neel wordt afgedekt door objec‐
ten of niet schoon is.
● Het display te veel gedimd of te helder is.
● Het beeld niet op de juiste hoogte
afgesteld is.
● De bestuurder een zonnebril met
gepolariseerde glazen draagt.Neem als het beeld van het head-
updisplay om andere redenen niet
juist is contact op met een werkplaats.Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op SET/CLR om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.

98Instrumenten en bedieningsorganenBerichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Als een veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
● Als u met ingeschakelde parkeer‐
rem een bepaalde snelheid over‐ schrijdt.● Als de cruisecontrol automatisch uitschakelt.
● Als een geprogrammeerde snel‐ heid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Als er een waarschuwingsbericht
verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Als de parkeerhulp een obstakel detecteert.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en / of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.Tijdens een Autostop
● Als het bestuurdersportier open‐ staat.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.

Instrumenten en bedieningsorganen99Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Gebruik de vierwegknop voor bedie‐
ning van het display:
Kies ˆ Configuratie Persoonlijke
instellingen I OK .
Eenheidsinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Selectie eenheden I OK .
Kies de gewenste instellingen I OK .
Taalinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Taalkeuze I OK .
Kies de gewenste taal I OK .
Voertuiginstellingen
Kies Autoparameters definiëren I
OK .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Verlichting .
Follow-Me-Home-verlichting :
Activering en instelling van de
inschakelduur.
Welkomstverlichting : Activering
en instelling van de inschakel‐
duur.● Comfort
Sfeerverlichting : Activering/
deactivering.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activering/
deactivering.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier / alle portieren.
● Bestuurdersondersteuning
Vermoeidheidsdetectie : Active‐
ring/deactivering.
Snelheidsadvisering : Activering/
deactivering.

100Instrumenten en bedieningsorganen7" Colour-Info-Display
Druk op ; om de startpagina te
openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display:
Selecteer Instellingen .
Eenheidsinstellingen
Kies Eenheden
Verander de eenheden voor Verbruik
en afstand en Temperatuur .
Taalinstellingen
Selecteer Taal(Language) .
Wijzig de taal door de optie van uw keuze aan te raken.
Voertuiginstellingen
Selecteer Auto.
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Bots-/detectiesystemen
Blindehoeksysteem : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
Alarm slaperige bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
Maximumsnelheidinformatie :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
● Comfort en gemak
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.● Verlichting
Omgevingsverlichting : Activeert
of deactiveert de sfeerverlichting
en past de helderheid aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert en wijzigt de duur van de welkomstverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie door ofwel alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen of alle portieren te
ontgrendelen bij het indrukken
van O op de handzender.
Alleen ontgrendeling achterklep :
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de handzender.

Instrumenten en bedieningsorganen1018" Colour-Info-Display
Druk op SET om het menu Instellin‐
gen te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeeminstellingen .
Wijzig de eenheden voor Verbruik en
Afstand en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Selecteer Talen.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Bevestig met G.
Voertuiginstellingen
Í indrukken.
Kies Auto-instellingen .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Dimlicht of groot licht
Welkomstverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Follow-Me-Home-verlichting :
Activeert of deactiveert de functie en past de duur aan.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐
keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Toegang tot de auto
Ontgrendeling: alleen
bagageruimte : Activeert of deac‐
tiveert de ontgrendeling van
alleen de achterklep bij het
indrukken van T op de hand‐
zender.
Ontgrendeling: alleen
bestuurdersportier : Wijzigt de
configuratie om ofwel alleen het
bestuurdersportier en de tankvul‐ klep te ontgrendelen ofwel alle
portieren, de bagageruimte en de tankvulklep te ontgrendelen bij
het indrukken van O op de hand‐
zender.
● Veiligheid
Vermoeidheidswaarschuwing :
Activeert of deactiveert de
vermoeidheidsdetectie.

Verlichting107Eraan trekken om het knippersignaal
te activeren.
Eraan trekken om het grootlicht uit te
schakelen.
Koplampverstelling
Handmatige koplampverstelling
De koplampreikwijdte kan handmatig
worden afgesteld als de auto is uitge‐
voerd met halogeenkoplampen of
Eco-LED-koplampen. Uplevel-LED-
koplampen worden automatisch
afgesteld.
Dynamische automatische koplamp‐
verstelling 3 107.U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Koplampinstelling in het
buitenland
Versies met uplevel-LED: bij het
rijden in landen waar het verkeer in de
andere richting rijdt, hoeven de
koplampen niet te worden afgesteld.
Alle andere versies: roep de hulp van een werkplaats in.
Dagrijlicht Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
LED-koplampen
Eco-LED- en uplevel-LED-koplam‐ pen voor dimlicht en grootlicht zorgen
voor beter zicht onder alle omstan‐
digheden. Uplevel-LED-koplampen
omvatten de volgende functies:
● afslagverlichting
● grootlichtassistentie 3 106
● automatische koplampverstelling
Afslagverlichting
Lichtschakelaar moet in de stand
AUTO staan.
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het richtingaanwij‐
zersignaal, bepaalde leds branden

108Verlichtingdie het wegdek in de rijrichting
verlichten. Wordt geactiveerd tot een
snelheid van 40 km/u.
Achteruitparkeerfunctie Als hulp bij het parkeren, gaan beide
afslaglampen en het achteruitrijlicht
branden wanneer de koplampen zijn
ingeschakeld en de achteruitversnel‐
ling wordt geselecteerd. Deze blijven
korte tijd branden nadat u de auto uit
de achteruitversnelling hebt gezet of
totdat u sneller dan 7 km/u vooruit‐
rijdt.
Automatische koplampverstellingOm verblinding van tegemoetkomend
verkeer te voorkomen, wordt de
koplamphoogteregeling automatisch
aangepast.
Storing in led-koplampsysteemWanneer het systeem een storing in
de led-koplampen detecteert,
verschijnt er een waarschuwing op
het Driver Information Center.Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmknipperlichten worden auto‐
matisch ingeschakeld in de volgende
situaties:
● remmen in een noodgeval (afhankelijk van de vertragings‐
kracht)
● bij een ongeluk.
Ze worden uitgeschakeld door op ¨
te drukken of te accelereren.
Richtingaanwijzersomhoog:richtingaanwijzer rechtsomlaag:richtingaanwijzer links
Bij het verplaatsen van de hendel voelt u een weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken wanneer de hendel voorbij
het weerstandspunt wordt verplaatst.
Het knipperen stopt wanneer het
stuurwiel in tegengestelde richting
wordt gedraaid of wanneer de hendel
met de hand wordt teruggezet in de
neutraalstand.

112VerlichtingDeze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 99.
De volgende verlichting gaat ook branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Bestuurdersinformatiecentrum
● portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld als het contact
wordt uitgeschakeld:
● binnenverlichting
● verlichting middenconsole
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.Ontlaadbeveiliging accu
Oplaadfunctie afgestemd op accu
Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐ male vermogensverdeling van dedynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder het rijden leegraakt, worden de
volgende systemen automatisch in
twee fasen afgebouwd en ten slotte
uitgeschakeld:
● hulpverwarming
● achterruitverwarming en verwarmde spiegels
● stoelverwarming
● aanjager
In de tweede fase ziet u op het Driver
Information Center een bericht dat de
activering van de ontlaadbeveiliging
van de accu bevestigt.Uitschakeling van de
binnenverlichting
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de binnenverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.