Page 209 of 251

Verzorging van de auto207
7. Schroef de vulslang op hetventiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Sluit de stekker van de compres‐ sor aan op de elektrische aanslui‐
ting 3 76.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.10. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
11. Tijdens het leeglopen van de fles met afdichtmiddel (ca.
30 seconden) loopt de manome‐
ter van de compressor korte tijd
op tot 6 bar. De bandenspan‐
ningswaarde begint daarna weer
te dalen.
12. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. De band wordt
vervolgens opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt.
Bandenspanning 3 234.
Schakel de compressor uit wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de
bandenreparatieset verwijderen.
De auto één wielomwenteling
verrijden. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstig
beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Page 210 of 251

208Verzorging van de autoLaat een teveel aan lucht
ontsnappen via de knop op de
luchtslang.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Neem de fles met afdichtmiddel
uit de steun. Schroef de vulslang
vast op de vrije aansluiting van de fles met afdichtmiddel. Hierdoor
wordt voorkomen dat er afdicht‐
middel uit de fles stroomt.
Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
15. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.16. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Stop na ongeveer
5 km (uiterlijk na 10 m) en contro‐
leer de bandenspanning. Schroef
de luchtslang van de compressor
rechtstreeks op bandventiel. Vul de band zoals eerder beschreven. Laat een teveel aan lucht
ontsnappen via de knop op de
luchtslang.
Als de bandenspanning niet tot
onder 1,5 bar is gedaald, moet u
de bandespanning instellen op de juiste waarde. Maak anders geengebruik van de auto. Roep de hulp in van een werkplaats.
Herhaal de controleprocedure na
nog eens 10 km rijden (maximaal
10 minuten) om na te gaan of er
geen bandenspanningsverlies
meer optreedt
Bij een bandenspanning lager
dan 1,5 bar dient u de auto niet
meer te gebruiken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van
700 kPa (7 bar).
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
Page 211 of 251

Verzorging van de auto209Wiel verwisselen
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten. ● Reinig de wielbouten voordat u ze vastdraait.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Aanhaalmomenten
Voorzichtig
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat u de wielbouten
minstens vijf slagen aanhaalt.
Er zijn twee verschillende soorten wielen met uiteenlopende bouten enaanhaalmomenten.
Het aanhaalmoment voor aluminium
wielen is 100 Nm.
Het aanhaalmoment voor stalen
wielen is 115 Nm.
9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden bij het gebruik van opnamearmen en kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
Page 212 of 251

210Verzorging van de auto
Stand van de achterste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Stand van de voorste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐ lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
het gegeven geval geldt een
bepaalde snelheidslimiet, ook staat
iets dergelijks niet aangegeven op het label op het reservewiel.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel bevindt zich in de
bagageruimte:
1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een vleugelmoer. Draai de moer los
en verwijder het reservewiel.
Er zit een bak met gereedschap in
de rechter zijwand van de baga‐ geruimte.
Boordgereedschap 3 200.
Page 213 of 251

Verzorging van de auto2113. Wanneer er na het verwisselenvan een wiel geen wiel in de reser‐vewielkuip wordt geplaatst, draaidan de vleugelmoer vast en sluit
de vloerafdekking.
4. Leg, nadat het normale wiel weer is teruggeplaatst, het reservewiel
met de buitenkant omhoog in de
bak en zet het wiel vast met de
vleugelmoer.
Compact reservewielVoorzichtig
Bij het rijden met een compact reservewiel moet de actieve nood‐ rem worden gedeactiveerd.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Niet sneller rijden dan 80 km/u. In
bochten langzaam rijden. Niet lang‐
durig gebruiken.
Reservewiel monteren
Tref de voorbereidingen voor het
verwisselen van een wiel 3 209 en
neem de volgende informatie ter harte:
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te verwisselen bij banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij. 1. Klik de wielboutendoppen met een schroevendraaier los en
verwijder ze.
Stalen velgen met dop: Wieldop
verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Klik de wiel‐
boutendoppen met een schroe‐
vendraaier los en verwijder ze.
Breng ter bescherming een
zachte doek aan tussen de
schroevendraaier en de lichtme‐
talen velg.
2. Klap de wielsleutel uit, plaats deze stevig op de wielbouten en
draai elke bout een halve slag los.
De wielen zijn mogelijk beveiligd
met vergrendelbare bouten. Zet
voor het losdraaien van deze
specifieke bouten eerst de adap‐
ter voor de wielborgbouten op de
boutkop voordat u de wielsleutel
erop zet. De adapter zit in het
handschoenenkastje of in de
bagageruimte onder het achterste vloerplaatsegment.
Page 214 of 251
212Verzorging van de auto
3.Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is.
Let erop dat de rand van de
carrosserie in de inkeping in de
krik valt.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel tot
het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Verwissel het wiel.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken en verwijder de krik.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij op dat deze stevig vastzit en haal
de wielbouten kruislings aan. Het
aanhaalmoment bedraagt
100 Nm.
Page 215 of 251

Verzorging van de auto213
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat de wielbouten
ook te gebruiken zijn voor het
stalen reservewiel. De conische
vlakken van de wielbouten zorgen
er in het gegeven geval voor dat het reservewiel vastzit. In het
gegeven geval maken de ringen
geen contact met het reservewiel.
10. Draai de wieldop voor het aanbrengen zo dat de ventielope‐
ning over het bandventiel valt.
Breng de wielmoerdoppen aan.
11. Berg het vervangen wiel en het gereedschap op en zet ze vast.
12. Controleer de bandenspanning en het aanhaalmoment van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk.
Een beschadigd volwaardig wiel
in de bagageruimte opbergen
De reservewielbak is niet gemaakt
voor bandenmaten die afwijken van
die van het compacte reservewiel.
Een beschadigd volwaardig wiel moet
in de bagageruimte worden opgebor‐ gen en met een riem worden
geborgd.
Boordgereedschap 3 200.
Zet het wiel als volgt vast: 1. Plaats het wiel met de buitenzijde
omhoog dicht aan één zijde van
de bagageruimte.
2. Plaats de lus van de riem door het
voorste sjoroog aan de desbetref‐
fende zijde.
3. Plaats de haak van de riem door de lus en trek eraan tot de riem
stevig aan het sjoroog bevestigd
is.
Page 216 of 251

214Verzorging van de auto
4.Steek de riem door de spaken van
het wiel zoals weergegeven in de
illustratie.
5. Doe de haak in het achterste sjor‐
oog.
6. Trek de riem strak en borg deze met de gesp.
Als er geen band beschikbaar is,
moet u het wiel stevig in de bagage‐ ruimte opbergen.
Aanwijzingen voor het beladen van
de auto 3 70
9 Gevaar
Rijd na het opslaan van een
beschadigd reservewiel in de
bagageruimte altijd met opge‐
klapte en vastgeklikte achterbank‐ rugleuningen.
Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐ staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.