Klimaatregeling113KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............113
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................113
Airconditioning ......................... 114
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 117
Hulpverwarming ......................121
Luchtroosters ............................. 122
Verstelbare luchtroosters ........122
Vaste luchtroosters ..................122
Onderhoud ................................. 123
Luchtinlaat ............................... 123
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 123
Service .................................... 123Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruitverwarming en verwarmde buitenspiegels b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Temperatuur £
Pas de temperatuur aan door £
naar de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling l M K
Indrukken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roosters voorinK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Luchtdebiet Z
Snel de ventilatorsnelheid in door Z
naar de gewenste snelheid te
draaien.
114KlimaatregelingRuiten ontwasemen en
ontdooien á
● Druk op á: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur £ in de hoogste stand.
● Zet de ventilatorsnelheid Z in de
hoogste stand.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Verwarmbare achterruit b 3 38.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 34.
Voorruitverwarming , 3 38.
Verwarmde stoelen ß 3 44.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien à
● airconditioning A/C
● luchtrecirculatie 4
● achterruitverwarming en
verwarmde buitenspiegels b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Sommige wijzigingen van instellingen
worden even aangegeven op hetInfo-Display. Het led-lampje in de
desbetreffende knop geeft de geacti‐
veerde functie aan.
Temperatuur £
Pas de temperatuur aan door £
naar de gewenste temperatuur te draaien.
Klimaatregeling115rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling l M K
Indrukken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roosters voorinK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Luchtdebiet Z
Snel de ventilatorsnelheid in door Z
naar de gewenste snelheid te
draaien.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt
aangeduid door de led in de knop.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde aanja‐
ger van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop/Start-systeem 3 129.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien à
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur £ in de hoogste stand.
● Schakel zo nodig de airco A/C in.
Klimaatregeling117Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Airconditioning inschakelen A/C.
● Druk op 4 om de luchtrecircu‐
latie aan te zetten.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur £ in de laagste stand.
● Zet de ventilatorsnelheid Z in de
hoogste stand.
● Alle luchtroosters openen.
Verwarmbare achterruit b 3 38.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 34.
Voorruitverwarming , 3 38.
Verwarmde stoelen ß 3 44.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderszijde £
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het Info-Display
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● temperatuur passagierszijde voorin £
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruitverwarming en
verwarmde buitenspiegels b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Ga na of de zonnesensor van het
elektronisch klimaatregelsysteem
niet afgedekt 3 10 is.
Menu Klimaatinstellingen
120KlimaatregelingTemperatuursynchronisatie met twee
zones MONO of SYNC
Druk op MENU om naar het menu te
gaan. Raak MONO of SYNC aan om
de temperatuur aan passagierszijde
te koppelen aan die aan bestuurders‐ zijde.
Bij het verstellen van de draaiknop
aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde aanja‐
ger van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Klimaatregeling123Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Interieurluchtfilter
Vervang het filter regelmatig voor een optimale werking.
Het interieurluchtfilter moet mogelijk
vaker worden vervangen bij ritten in
gebieden met druk verkeer, een
slechte luchtkwaliteit, hoge stofcon‐
centraties of als u gevoelig bent voor
allergenen vanuit de buitenlucht.
Het interieurluchtfilter moet mogelijk
ook worden vervangen, als de
hoeveelheid lucht uit de luchtroosters beperkt is, als de ruiten beslaan of als
er hinderlijke geuren optreden.
Uw dealer kan u helpen bij het bepa‐
len of het filter aan vervanging toe is.
Airconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen 3 jaar na aflevering van de nieuwe auto, te weten:● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
● controle interieurluchtfilter
240KlantinformatieWanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparatie, onderhoud), zijn
de bedieningsgegevens samen met het chassisnummer uit te lezen enwaar nodig te gebruiken. Personeelwerkzaam binnen het servicenetwerk
(bijv. garages, fabrikanten) of derde
partijen (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de
auto. Hetzelfde geldt voor werkzaam‐ heden onder garantie en kwaliteits‐
borgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐
teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en
helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en
de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐
vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐ gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan produc‐taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt bedieningsgegevens van
auto's mogelijk voor terugroepacties.
Deze gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garanties van klanten
te controleren en garantieclaims af te
wikkelen.
Foutcodegeheugens in de auto zijn te resetten door een servicebedrijf in het
kader van onderhoud of reparatie of
op uw verzoek.
Comfort- en infotainmentfuncties Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen zijn in de auto op te slaan
en op ieder gewenst moment te wijzi‐ gen of te resetten.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de binnenverlichtingU kunt uw eigen gegevens invoeren
in de infotainmentfuncties van uw
auto bij het gebruik van bepaalde
functies.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● multimediagegevens zoals weer te geven tracks, video's of foto's
in een geïntegreerde multimedia‐
systeem
● adressenboekgegevens voor gebruik in combinatie met een
handsfree-systeem of een geïn‐
tegreerd navigatiesysteem
● ingevoerde bestemmingen
● gegevens over het gebruik van online-services
Deze gegevens voor comfort- en info‐ tainmentfuncties worden mogelijk
lokaal in de auto opgeslagen of
bewaard op een apparaat dat u hebt aangesloten op de auto (bijv. eensmartphone, USB-stick of mp3-
speler). Gegevens die u zelf hebt
ingevoerd is op ieder gewenst
moment te verwijderen.
244TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 126
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............225, 229
Aanduidingen op banden ..........201
Aanhanger trekken ....................175
Aansteker .................................... 78
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 180
Accu ........................................... 185
Achterlichten .............................. 191
Achterruitverwarming ................... 38
Achteruitkijkcamera ...................166
Achteruitrijlicht ............................ 191
Achteruitrijlichten .......................110
Actief noodstopsysteem ...............90
Actieve noodrem......................... 151 AdBlue .......................... 88, 134, 234
Afmetingen auto ........................233
Airbag deactiveren ....................... 54
Airbag-deactivering ...................... 85
Airbag en gordelspanners ...........85
Airbaglabel.................................... 49
Airbagsysteem ............................. 49
Airconditioning ........................... 114
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 123
Alarmknipperlichten ...................108
Algemene informatie .................. 174Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 125
Andere auto slepen ...................217
Antiblokkeersysteem .................141
Antiblokkeersysteem (ABS) .........87
Armsteun .......................... 44, 46, 64
Asbakken ..................................... 78
Autogegevens ............................ 229
Automatische botsingsmelding (ACN) ...................................... 102
Automatische dimfunctie .............35
Automatische verlichting ............ 105
Automatische versnellingsbak ...137
Automatisch vergrendelen ...........28
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 216
Auto stallen ................................. 180
Autostop ............................... 89, 129
B Bagageruimte ........................ 29, 64
Bagageruimte-afdekking .............66
Bandenreparatieset ...................205
Bandenspanning .......................201
Bandenspanningswaarden ........235
Bedieningsorganen ......................72
Bekerhouders .............................. 63
Bekleding .................................... 220
Beladingsinformatie .....................70
Beslagen lampglazen ................110