Page 97 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen957" Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Via het aanraakscherm krijgt u
toegang tot de menu's en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Tik op het desbetreffende pictogram
in het menu op het display.
Tik op een pictogram om die functie
te selecteren.
Tik op 9 om naar het bovenliggende
menu terug te keren.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 99.
8" Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● door het aanraakscherm aan te raken
● via spraakherkenningGebruik knoppen en aanraakschermDruk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op SET om de systeeminstellin‐
gen (eenheden, taal, tijd en datum) te kiezen.
Druk op Í om de auto-instellingen of
rijfuncties te kiezen.
Raak het/de gewenste displaypicto‐
gram of functie van het menu aan.
Bevestig een gewenste functie of
selectie door erop te tikken.
Tik op r op het display om een menu
af te sluiten zonder een instelling te
wijzigen.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 99.
Head-updisplay
Het head-updisplay toont bestuur‐
dersinformatie op een inklapbaar
projectiescherm aan de bestuurders‐
zijde.
Page 98 of 251

96Instrumenten en bedieningsorganenDe informatie verschijnt als een beelddat vanuit een lens op het instrumen‐
tenpaneel wordt geprojecteerd op
een inklapbaar scherm in het zicht
van de bestuurder. Het beeld
verschijnt gericht naar buiten naar de voorkant van de auto toe.
Head-updisplayweergaven:
● rijsnelheid
● maximumsnelheden door de verkeersbordherkenning
● snelheidsinstelling van snel‐ heidsbegrenzer
● snelheidsinstelling van cruise‐control
● navigatie-informatie.
De stand van het beeld van het
head-updisplay aanpassen
1. De bestuurdersstoel verstellen.
2. Start de motor.
3. Druk op ä of å om het beeld te
centreren. Het kan alleen omhoog en omlaag worden bijgesteld, niet
zijwaarts.
9 Waarschuwing
Als het beeld van het head-updis‐
play te helder is of te hoog in uw
gezichtsveld staat, kan dit uw zicht belemmeren als het buiten donker
is. Houd het beeld van het head-
updisplay gedimd en laag in uw
gezichtsveld geplaatst.
Helderheid aanpassen
Het beeld van het head-updisplay zal ter compensatie van de omgevings‐
verlichting automatisch dimmen en
helderder worden. Zo nodig kunt u de
helderheid ook handmatig aanpas‐
sen:
Druk op e om de helderheid van het
display te verhogen. Druk op æ om de
helderheid van het display te verla‐ gen.
Afhankelijk van de hoek en de stand van het zonlicht licht het beeld moge‐ lijk even op.
Uitschakelen
Houd æ ingedrukt om het head-
updisplay uit te schakelen.
Page 99 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen97TaalU stelt de voorkeurstaal in het menuPersoonlijke instellingen in 3 99.
Eenheden Eenheden zijn te wijzigen in het menu
Persoonlijke instellingen 3 99.
Verzorging van head-updisplay
Reinig het projectievlak van het head- updisplay met een zachte doek
bevochtigd met glasreiniger. Wrijf de
lens voorzichtig af en droog deze.
Systeembeperkingen
Het head-updisplay werkt mogelijk
niet goed wanneer:
● De lens op het instrumentenpa‐ neel wordt afgedekt door objec‐
ten of niet schoon is.
● Het display te veel gedimd of te helder is.
● Het beeld niet op de juiste hoogte
afgesteld is.
● De bestuurder een zonnebril met
gepolariseerde glazen draagt.Neem als het beeld van het head-
updisplay om andere redenen niet
juist is contact op met een werkplaats.Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op SET/CLR om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Page 100 of 251

98Instrumenten en bedieningsorganenBerichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Als een veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
● Als u met ingeschakelde parkeer‐
rem een bepaalde snelheid over‐ schrijdt.● Als de cruisecontrol automatisch uitschakelt.
● Als een geprogrammeerde snel‐ heid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Als er een waarschuwingsbericht
verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Als de parkeerhulp een obstakel detecteert.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en / of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.Tijdens een Autostop
● Als het bestuurdersportier open‐ staat.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.
Page 101 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen99Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Gebruik de vierwegknop voor bedie‐
ning van het display:
Kies ˆ Configuratie Persoonlijke
instellingen I OK .
Eenheidsinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Selectie eenheden I OK .
Kies de gewenste instellingen I OK .
Taalinstellingen
Kies Configuratie display I OK .
Kies Taalkeuze I OK .
Kies de gewenste taal I OK .
Voertuiginstellingen
Kies Autoparameters definiëren I
OK .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Verlichting .
Follow-Me-Home-verlichting :
Activering en instelling van de
inschakelduur.
Welkomstverlichting : Activering
en instelling van de inschakel‐
duur.● Comfort
Sfeerverlichting : Activering/
deactivering.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activering/
deactivering.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier / alle portieren.
● Bestuurdersondersteuning
Vermoeidheidsdetectie : Active‐
ring/deactivering.
Snelheidsadvisering : Activering/
deactivering.
Page 102 of 251

100Instrumenten en bedieningsorganen7" Colour-Info-Display
Druk op ; om de startpagina te
openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display:
Selecteer Instellingen .
Eenheidsinstellingen
Kies Eenheden
Verander de eenheden voor Verbruik
en afstand en Temperatuur .
Taalinstellingen
Selecteer Taal(Language) .
Wijzig de taal door de optie van uw keuze aan te raken.
Voertuiginstellingen
Selecteer Auto.
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Bots-/detectiesystemen
Blindehoeksysteem : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
Alarm slaperige bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
Maximumsnelheidinformatie :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
● Comfort en gemak
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.● Verlichting
Omgevingsverlichting : Activeert
of deactiveert de sfeerverlichting
en past de helderheid aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert en wijzigt de duur van de welkomstverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie door ofwel alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen of alle portieren te
ontgrendelen bij het indrukken
van O op de handzender.
Alleen ontgrendeling achterklep :
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de handzender.
Page 103 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen1018" Colour-Info-Display
Druk op SET om het menu Instellin‐
gen te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeeminstellingen .
Wijzig de eenheden voor Verbruik en
Afstand en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Selecteer Talen.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Bevestig met G.
Voertuiginstellingen
Í indrukken.
Kies Auto-instellingen .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Dimlicht of groot licht
Welkomstverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Follow-Me-Home-verlichting :
Activeert of deactiveert de functie en past de duur aan.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐
keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Toegang tot de auto
Ontgrendeling: alleen
bagageruimte : Activeert of deac‐
tiveert de ontgrendeling van
alleen de achterklep bij het
indrukken van T op de hand‐
zender.
Ontgrendeling: alleen
bestuurdersportier : Wijzigt de
configuratie om ofwel alleen het
bestuurdersportier en de tankvul‐ klep te ontgrendelen ofwel alle
portieren, de bagageruimte en de tankvulklep te ontgrendelen bij
het indrukken van O op de hand‐
zender.
● Veiligheid
Vermoeidheidswaarschuwing :
Activeert of deactiveert de
vermoeidheidsdetectie.
Page 104 of 251

102Instrumenten en bedieningsorganenRijfuncties
Í indrukken.
Kies Rijfuncties .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
● Parkeerhulp : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Dodehoeksensoren : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Panoramazichtsysteem : Active‐
ring / deactivering van de functie.
Telematicaservices
Opel Connect
Opel Connect bevat meerdere
aangesloten services die via de app,
online of in de auto toegankelijk zijn.
Let op
Opel Connect is niet op alle markten verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Pas na registratie en juiste active‐
ring werkt Opel Connect volledig.
Aangesloten services kunnen live
navigatie omvatten, zoals online
verkeersinformatie en status van de
auto en informatie zoals onderhouds‐ waarschuwingen.
In de auto toegankelijke services
kunnen ook noodoproep en pechmel‐ dingsoproep omvatten. Deze functies
worden automatisch geactiveerd. De
Algemene Voorwaarden zijn van
toepassing.
Noodoproepfunctie en pechmel‐
dingsfunctie werken via de knoppen
in de dakconsole.Status-LED in de dakconsole
Brandt groen en rood en dooft na
korte tijd wanneer het contact wordt
ingeschakeld: het systeem werkt
goed.
Brandt rood: storing in het systeem.
Neem contact op met een werkplaats.
Knippert rood: reserveaccu moet
worden vervangen. Neem contact op
met een werkplaats.
Noodoproep
Via de noodoproepfunctie wordt u
doorverbonden met de dichtstbij‐
zijnde meldkamer (PSAP). Er wordt
een minimale hoeveelheid gegevens
naar de meldkamer verzonden, waar‐
onder auto- en locatiegegevens.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐ doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware tijdens een ongeluk.
Druk in een noodsituatie gedurende
meer dan 2 seconden op de rode SOS -toets. De LED knippert groen
om aan te geven dat er verbinding