Zekeringen en lampjes
VOORZICHTIG
● Voor het w
erken aan het elektrisch systeem
moet de sleutel uit het contact gehaald wor-
den. Gevaar voor kortsluiting!
● Vóór het vervangen van het gloeilampje de
verlichtin
g resp. parkeerlichten uitschakelen.
● Ga voorzichtig te werk, zodat u niets be-
sch
adigd. Milieu-aanwijzing
Met betrekking tot de opslag en afvoer van
defect e l
ampjes kunt u informatie verkrijgen
bij de gespecialiseerde winkels. Let op
● Contr o
leer regelmatig of de verlichting van
uw wagen goed werkt, met name de verlich-
ting aan de buitenzijde van de wagen. Dat is
niet alleen in het belang van uw eigen veilig-
heid, maar ook in het belang van de veilig-
heid van andere verkeersdeelnemers.
● Zorg ervoor dat u een nieuw lampje hebt,
voord
at u het kapotte lampje gaat uitbouwen.
● Neem het glas van het lampje niet met blo-
te handen
vast, gebruik daarvoor een stoffen
doek of papier. De vetsporen die de vingers
achterlaten zouden anders door de warmte
van het brandende gloeilampje verdampen en
op het spiegeloppervlak neerslaan met als
gevolg dat de reflector dof wordt.
● Afhankelijk van de uitrusting van de wagen
kan de binnen- en/of
buitenverlichting ge- heel of gedeeltelijk uit leds bestaan. Led's
hebben een l
ev
ensduur die veel hoger is dan
die van de wagen. Bij een defect aan een led-
verlichting moet u naar de werkplaats van
een officiële dealer gaan voor vervanging. Gloeilampjes vooraan vervan-
gen
Lamp j
e dimlicht Afb. 105
In de motorruimte: de afdekking ver-
w ijder
en. Afb. 106
In de motorruimte: lampje dimlicht. De handelingen in de aangegeven volgorde
uit
v
oer
en:
Motorkap openen.
De banden ›››
afb. 105 1 verplaatsen in
pijlric htin
g en de k
ap verwijderen.
Stekkerverbinding ›››
afb. 106 2 van de
l amp
v
erwijderen.
Haak de houderveer ›››
afb. 106 3 los
door de v
eer n
aar binnen en naar rechts
te drukken.
Verwijder het lampje en plaats het nieu-
we, zodat het bevestigingsuitsteeksel
van de schotel past in de uitsparing van
de reflector.
Ga in omgekeerde volgorde te werk voor
de montage.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
111
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Noodgevallen
Achterlichten (in zijpaneel) Afb. 111
Bagageruimte: toegang tot de be-
v e
s
tigingsbout van het achterlicht. Afb. 112
Bevestigingslippen aan de achterzij-
de van het
achterlicht. De handelingen in de aangegeven volgorde
uit
v
oer
en:
Controleren welk lampje defect is.
Achterklep openen.
1.
2. Afdekking met de platte zijde van de
schr
oevendraaier bij de uitsparing los-
wippen ››› afb. 111 1 .
St ek
er
van de lamp lostrekken.
Met de hand of een schroevendraaier de
bevestigingsbout van de lamp ››› afb.
111 2 losdraaien.
D e l
amp
van de carrosserie weghalen
door ze voorzichtig naar u te trekken en
op een schone en vlakke ondergrond
leggen.
De fitting demonteren door de bevesti-
gingslippen ››› afb. 112 1 te ontgrende-
l en.
D ef
ecte lampje vervangen.
In omgekeerde volgorde te werk gaan
voor de montage en speciaal opletten
bij het plaatsen van de fitting. De beves-
tigingslippen moeten hoorbaar vastklik-
ken. VOORZICHTIG
Ga bij het uitbouwen van het achterlicht voor-
zic htig t
e werk, om te voorkomen dat onder-
delen resp. lak beschadigd raken. Let op
● Een z
achte doek klaarleggen, zodat er geen
krassen op het achterlichtglas komen als dit
wordt neergelegd. 3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
●
In het g ev
al van led-achterlichten kan uit-
sluitend het knipperlicht worden vervangen. Achterlichten (in de achterklep)
Afb. 113
Achterklep geopend: de afdekking
v er
w
ijderen. Afb. 114
Fitting uitbouwen. Voor het vervangen van de gloeilampjes
moet
de ac
ht
erklep geopend zijn.
114
Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
s
tuurdersgedeelte
Algemeen schema Portiergreep
Sch
ak
elaar centrale vergrende-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Bedieningselement voor elektrische
buiten
spiegelverstelling . . . . . . . . . .164
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Bedieningshendel voor: – Knipperlic ht
en grootlicht . . . . . . .154
– Rijs tr
ookassistent (Lane Assist) .243
– Grootlicht
assistent . . . . . . . . . . . . . 155
– Snelheidsre
gelsysteem (SRS) . . .224
Afhankelijk van de uitrusting:
– Hendel v
oor cruise control . . . . . .224
Stuurwiel met claxon en
– Bes
tuurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 21
– Bedienin g
voor boordcomputer .37
– Bediening
stoetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ›››
bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .207
1 2
3
4
5
6
7 Instrumentenpaneel
. . . . . . . . . . . . . .121
Bedieningshendel voor:
– Ruit
en
wissers/-sproeiers . . . . . . . .161
– Ruiten
wissers/-sproeier . . . . . . . . .161
– Boordcomp
uter . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Afhankelijk van de uitrusting: radio
of dis
play van Easy Connect-sys-
teem (navigatie, radio, tv/video) . .127
Afhankelijk van de wagenuitrusting
zijn de v
olgende toetsen beschik-
baar:
– Start/stop-systeem . . . . . . . . . . . . .219
– Inpark eer
systeem . . . . . . . . . . . . . . 276
– Alarm
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
– Bandens
panningscontrolescha-
kelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
– Contro
lelampje airbag gedeacti-
veerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting, d a
shboardkastje met: . . . . . . .170
– Cd- s
peler* en/of SD-kaart*
››› brochure Radio
Bijrijdersairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Schakelaar bijrijdersairbag . . . . . . .91
Bediening stoelverwarming aan bij-
rijders z
ijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Afhankelijk van de wagenuitrusting
bediening sel
ementen voor:
8 9
10
11
12
13
14
15
16 –
Ver
w
armings- en ventilatiesys-
teem resp. handbediende aircon-
ditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 54
– Automati
sche airconditioning . . .52
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting:
– USB/AUX
-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . 130
– Sigarett
enaansteker/stopcon-
tact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
– Connectivity
Box / Wireless Char-
ger* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
– Opberg v
ak
Versnellingshendel voor:
– Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
– Automati
sche versnellingsbak . .204
Draaiknop (Driving Experience
butt on)
voor rijfuncties . . . . . . . . . . .255
Schakelaar van Auto Hold . . . . . . . .222
Schakelaar van de elektronische
parkeerr
em . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Startknop (Keyless Access sluit- en
star
tsysteem zonder sleutel) . . . . . .193
Bediening stoelverwarming aan be-
stuur
derszijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Contactslot (wagens zonder Keyless
Acc
ess) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Hefboom voor aanpassing van de
st uurk
olom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Knieairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23»
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
119
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Instrumenten en controlelampjes
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl w
eer
.
● Druk kort op de knop ›››
afb. 119 4 om de
d agk
i
lometerteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t
e keren naar de vorige waar-
de.
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
›››
afb. 119 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur
en resp. minuten te gaan.
● Om door te gaan met het instellen, drukt u
aan de boven- of
onderzijde op knop 4 .
Houd de t oets
in
gedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
v
an de klok te beëindigen.
De tijd kan ook worden ingesteld in het Easy
Connect-systeem via de toets en de func-
tieknop SETUP > Datum en tijd
› ›
›
pag. 34.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven. Keuzehendelstand
De ing
eschakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op
het display tevens de overeenkomstige ver-
snelling weergegeven.
Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 42.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop SETUP >
Eenheden › ›
›
pag. 34.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Dat is bijv. handig als u winterbanden gebruikt die niet
ges
chikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 43.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u
naar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop SETUP > Bestuur-
dershulpsysteem › ›
›
pag. 34.
Indicatie van de start/stop-werking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 219.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 213.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 119 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt
om de motorcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn.
● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen
zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● De buitentemperatuurvoeler voert een me-
ting ter oriënt
atie uit. Let op
● Er z ijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven.
● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-
paal
de instellingen en indicaties ook via het
Easy Connect-systeem worden ingesteld.
● Wanneer er verschillende waarschuwingen
zijn, wor
den de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kilometerteller
Afb. 120
Instrumentenpaneel: kilometerteller
en r e
setknop
. De weergave van het afgelegde traject ge-
beur
t
in k
ilometers "km" resp. in mijlen "mi".
Het is mogelijk om van meeteenheid (kilome-
ters "km"/mijlen "mi") te wisselen via de
radio/Easy Connect*. Meer informatie hier-
over vindt u in het Instructieboekje bij het Ea-
sy Connect*-systeem.
Kilometerteller/dagteller
De kilometerteller toont het totaal aantal met
de wagen verreden kilometers.
De dagteller geeft de afstand aan die gere-
den is nadat de dagteller voor de laatste keer
is teruggezet. Hiermee kunnen korte afstan-
den worden gemeten. Het laatste cijfer geeft
een afstand van 100 meter of 1/10 mijl aan.
De dagteller kunt u op nul terugzetten door
de knop 0.0/SET
› ›
› afb
. 120 in te drukken. Storingsindicatie
Als
er een storing in het instrumentenpaneel
is, wordt op het display van de dagteller DEF
weergegeven. Laat de storing zo spoedig mo-
gelijk verhelpen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter Afb. 121
Instrumentenpaneel: koelvloeistof-
t emper
at
uurmeter Voor wagens zonder koelvloeistoftempera-
t
uurmet
er
verschijnt er een controlelampje
wanneer er een hoge temperatuur is ››› pag.
318. Zie ook ››› .
D e k
oelvloei
stoftemperatuurmeter werkt al-
leen bij ingeschakeld contact ››› afb. 121. Let
op de volgende aanwijzingen bij de tempera-
tuurbereiken om motorschade te voorkomen.
124
Instrumenten en controlelampjes
Koud bereik
A l
s
uitsluitend de led's branden in het onder-
ste bereik van de schaal, heeft de motor zijn
bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Vermijd
hoge motortoerentallen, volgas en sterke mo-
torbelasting.
Normaal bereik
De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur be-
reikt, als de led's tot in het middelste bereik
van de schaal branden. Bij hoge omgevings-
temperaturen resp. bij zware belasting van
de motor is het mogelijk dat de led's blijven
branden, zelfs tot in het hoogste bereik. Dit
is geen probleem zolang het controlelampje
in het display van het instrumentenpaneel
niet oplicht.
Temperatuurbereik
Als de led's in het bovenste deel van de
schaal en het controlelampje in het dis-
play in het instrumentenpaneel oplichten, is
de koelvloeistoftemperatuur hoog ››› pag.
318. VOORZICHTIG
● Voor een l an
ge levensduur van de motor
wordt geadviseerd om hoge toerentallen,
plankgas en het sterk belasten van de motor
gedurende de eerste 15 minuten na de start
bij een koude motor te vermijden. De tijd die
de motor heeft om op bedrijfstemperatuur te
komen, hangt mede af van de omgevingstem- peratuur. In dat geval kunt u kijken naar de
motor
o
lietemperatuur* ›››
pag. 43
.
● Extra lampen en andere aanbouwdelen
vóór de koelluc
htinlaat verslechteren de koe-
lende werking van de koelvloeistof. Bij hoge
buitentemperaturen en sterke motorbelasting
bestaat dan het gevaar voor oververhitting
van de motor!
● De voorspoiler zorgt ook voor de juiste ver-
deling v
an de koellucht tijdens het rijden. Als
de spoiler is beschadigd, wordt de koelende
werking minder en bestaat het gevaar van
oververhitting van de motor. Roep de hulp
van vakmensen in. Brandstofvoorraad
Afb. 122
Brandstofindicator. De weergave
››
›
afb. 122 verschijnt alleen bij
ingeschakeld contact. Zodra de wijzer in het
reservebereik komt, gaan de rode led onder-
in en het controlelampje branden ›››
pag. 121. Zodra het brandstofpeil extreem laag
wor
dt, gaat de led onderin rood knipperen.
Het nog af te leggen aantal km met de nog
beschikbare brandstof wordt in het display
van het instrumentenpaneel 3
› ››
afb
. 119
w
eergegeven.
De inhoud van de brandstoftank van uw wa-
gen staat in de Technische gegevens
››› pag. 58. VOORZICHTIG
Nooit de tank helemaal leegrijden. De onre-
gelm atig
e brandstofvoorziening kan tot over-
slaan van de ontsteking leiden. Op deze wijze
kan onverbrande brandstof in het uitlaatsys-
teem komen, dit zou oververhitting van de
katalysator en schade hieraan kunnen veroor-
zaken. Controlelampjes
W aar
s
chuwings- en controlelampjes Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 47.
De controle- en waarschuwingslampjes zijn
indicatoren voor mededelingen ››› , storin-
g en ›
›
› of bepaalde functies. Een aantal
c ontr
o
le- en waarschuwingslampjes gaat aan
wanneer het contact wordt ingeschakeld en »
125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Communicatie en multimedia
B edienin
g
selementen aan het stuurwiel*
Bediening van het audio-, telefoon- en navigatiesysteem met spraakbediening Afb. 123
Bedieningselementen aan het stuurwiel. Het stuurwiel bevat multifunctiemodulen van
w
aaruit
f
uncties van audio, telefoonuitrus- ting en radionavigatie van de wagen gecon-
trol
eerd kunnen worden zonder de aandacht
van de besturing af te leiden.
KnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon a)Navigatiesysteem a)
ADraaien
Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (ra-
dio) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De telefoonfunctie
hoeft niet gekozen te zijn.
Volume van spraakweergave
omhoog/omlaag brengen. De
navigatiefunctie hoeft niet ge-
kozen te zijn, maar er moet wel
een actieve spraakweergave
zijn op het moment dat het vo-
lume wordt afgesteld.
ADrukkenVolume onderdrukken.Volume onderdrukken.Volume onderdrukken.Inkomende oproep onderdruk-
ken.Spraakweergave die op dat
moment wordt afgespeeld on-
derdrukken.128
Communicatie en multimediaKnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon
a)Navigatiesysteem a)
Ba)Spraakbediening in-/uitschakelen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens). Met het systeem in telefoonmodus heeft deze
toets geen functie bij een actieve oproep, maar wel functionaliteit van Radio/Media (behalve AUX).
C /
DZoekopdracht vorige/volgende
zender b)
.
Kort indrukken: Wisselen naar
de vorige/volgende titel.
Lang indrukken: Snel te-
rug-/vooruitspoelen c)
.
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
functionaliteit van Radio/Me-
dia (behalve AUX)
– Actieve oproep: geen functieZonder functie voor de overige
modi (navigatie, hulpsyste-
men, wagenstatus, ritgege-
vens).
E / Fa)Menu van instrumentenpaneel veranderen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
GInstrumentenpaneel met kleuren:
naar het vorige menu gaan.
Monochroom instrumentenpaneel: naar de vorige functie gaan.
HDraaien
Instrumentenpaneel met kleu-
ren: Lijst van beschikbare zen-
ders (uitsluitend indien het in-
strumentenpaneel zich in het
menu Audio bevindt).Instrumentenpaneel met kleu-
ren: volgende titel (uitsluitend
indien het instrumentenpaneel
zich in het menu Audio be-
vindt).
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
Lijst van laatste oproepen.
– Actieve oproep: de lijst van
gespreksopties openen (ge-
sprek in de wacht, gesprek be-
eindigen, microfoon uitschake-
len, privénummer enz.).– Actieve route: naar het aan-
zicht gaan om de routebegelei-
ding stop te zetten.
– Geen actieve route: lijst van
laatste bestemmingen.
HDrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie
a) Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.
b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.
c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.
129
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid