De essentie
MotoroliespecificatiesMotorsoortVariabele service (lange duur)Vaste service (tijds- of afstandsafhankelijk)
BenzinemotorenVW 508 00
VW 504 00 a)VW 504 00
Dieselmotoren met roetfilter (DPF) b)VW 507 00VW 507 00
Dieselmotoren zonder roetfilter (DPF)–VW 505 01c)
VW 506 01 c)
a)
Het gebruik van motorolie volgens specificatie VW 504 00 in plaats van VW 508 00 kan tot iets hogere emissiewaarden leiden.
b) Enkel aanbevolen olie, zo niet kan schade aan de motor optreden.
c) Indien de kwaliteit van de brandstof beschikbaar in het land niet voldoet aan de normen EN 228 (voor benzine) en EN 590 (voor diesel).
››› in Motorolie verversen op pag. 317
››› pag. 315 Koelvloeistof
Afb. 63
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
t
ofexpansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ›
›› pag. 313.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan . Koelvloeistofspecificatie
Het koel
systeem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries-
temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-
schermt ook de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief 60
De essentie
● Herh aal
het
proces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert
de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slan
g los van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt
u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ››
› pag. 101.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 99
››› pag. 99 Een wiel verwisselen
W ag
en
gereedschap Afb. 70
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
ag
ageruimte: wagengereedschap. Adapter voor de wielboutbeveiliging*
Sl
eepoog
W iel
sleutel*
Krikhendel
Krik*
Haak voor centrale wieldoppen*
Klem voor de doppen van de wielbouten.
››› in Voorafgaande stappen op pag. 65
››› pag. 99 1
2
3
4
5
6
7 Centrale wieldop*
Afb. 71
Juiste plaatsing van de centrale wiel-
dop v
oor s
talen velgen. Om bij de wielbouten te komen, moeten de
c
entr
al
e wieldoppen verwijderd worden.
Verwijderen
● Zet de draadhaak (wagengereedschap) in
een van de uits
paringen van de centrale wiel-
dop.
● De wielsleutel plaatsen op de haak, op de
band afs
teunen en de wieldop lostrekken.
Aanbrengen
● Plaats de centrale wieldop op de velg. Het
onderst
e deel van het teken "S" van het
SEAT-embleem moet samenvallen met het
opblaasventiel ››› afb. 71 1 .
● Druk stevig op de centrale wieldop tot hij
hoorb aar
v
astklikt.66
De essentie
Wagen omhoogbrengen op de hefbrug Afb. 75
Dwarsbalk: markeringen. Afb. 76
Langsligger: plaatsing van de wagen-
k rik. ●
Plaats de krik* (wagengereedschap) op een
s t
ev
ige ondergrond. Gebruik indien nodig
een stabiele plaat met een groot oppervlak.
Bij een gladde ondergrond, zoals bijv. een te-
gelvloer, een stroeve drager (bijv. een rubber
mat) gebruiken ››› .●
Zoek
het
bevestigingspunt op de langslig-
ger (verzonken gedeelte) dat zich het dicht-
ste bij het te vervangen wiel bevindt ››› afb.
75.
● Draai aan de krik* die u onder het bevesti-
gings
punt op de langsligger hebt geplaatst,
om deze hoog te verplaatsen tot de flens 1 ›››
afb . 76 zich onder de betreffende uitspa-
rin g bev
indt.
● Lijn de krik* zodanig uit dat de flens 1 "ingrijpt" in de uitsparing voor de langsligger
en d
at
de bew
eegbare grondplaat 2 plat op
de gr ond lig
t
. De grondplaat 2 moet zich
v er
tic
aal t.o.v. het steunpunt 1 bevinden.
● Draai de krik* verder omhoog tot het wiel
iets
v
an de grond komt. ATTENTIE
● Let er
op dat de krik* stabiel blijft staan. Als
het oppervlak glad of zacht is, kan de krik*
verschuiven of verzinken - gevaar op verwon-
dingen!
● Breng de wagen uitsluitend omhoog met de
krik* die af f
abriek is meegeleverd. Anders
kan de wagen wegschuiven - gevaar op ver-
wondingen!
● Plaats de krik* uitsluitend onder de daar-
toe bes
temde bevestigingspunten op de
langsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-
beurt, dan kan de krik* wegschuiven omdat
ze niet voldoende grip op de wagen heeft. ge-
vaar op verwondingen! ●
Door temper at
uurschommelingen of wijzi-
gingen in de belasting kan de hoogte van de
geparkeerde wagen veranderen. VOORZICHTIG
De wagen mag niet omhoog worden gebracht
onder een dw ars
balk. Plaats de krik* uitslui-
tend onder de daartoe bestemde plaatsen op
de langsligger. Anders kan de wagen bescha-
digd worden. Wiel verwijderen resp. plaatsen
Nadat u de bouten hebt losgedraaid en de
w
ag
en met
de krik hebt opgekrikt, verwisselt
u het wiel.
Wiel verwijderen
● De wielbouten losdraaien met de wielsleu-
tel en de bout
en aan de kant leggen op een
schoon oppervlak.
● Wiel verwijderen.
Wiel p
laatsen
Als u banden met verplichte looprichting
monteert, volg dan de richtlijnen in ››› pag.
69.
● Plaats het wiel.
● Wielbouten erin draaien en licht aantrek-
ken. 68
Veilig rijden
Veiligheid
V ei
lig rijden
V
eilig op weg ATTENTIE
● In dit hoof d
stuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in u
w wagen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
V óór elk
e rit Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en
veiligheid en die van uw bijrijders:
– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-
perlichten
van uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning. –
Zorg er
voor dat alle ruiten een helder en
goed zicht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
›››
pag. 172.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening v
an de pedalen kan belemmeren.
– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naar
gelang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de inzittenden op de achterbank
de hoofds
teun in gebruiksstand hebben
››› pag. 80.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naarg
elang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderz
itje en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 93.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijz
en de juiste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 76.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijder
s erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ››› pag.
81. Factoren die op de veiligheid van in-
vloed zijn Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid v
oor uz
elf en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door uw b ijrijder
s of een telefoongesprek.
– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bij v
. door medicijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersoms
tandigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten mins
te eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijd
sdruk staat. ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
ta s
t zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. 75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veilig rijden
– Rugl
eu
ning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel tegen de rugleuning ligt.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
pag.
81.
– Blijf met beide voeten in de voetenruimte
zitten
zodat u altijd de wagen onder contro-
le hebt.
Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 165. ATTENTIE
● Een v
erkeerde zithouding van de bestuur-
der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg
hebben.
● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-
minst
e 25 cm ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel ››› afb. 84. Als u
dichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbags
geen goede bescherming geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimal
e afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd met
beide handen v
asthouden aan de buitenzijde
van het stuurwiel op kwart over negen. Hier-
door wordt de kans op lichamelijk letsel bij
een airbagactivering gereduceerd.
● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of in
een andere st
and (bijv. in het midden van het
stuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij activering van de bestuurdersairbag zware
let
sel
s aan uw armen, handen en hoofd wor-
den toegebracht.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
best
uurder bij plotseling remmen of een on-
geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-
teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-
timale beschermende werking van de airbags
en van de veiligheidsgordel wordt alleen be-
reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellend
staat en de bestuurder de veiligheidsgordel
goed heeft omgegespt.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken. Stand van het stuurwiel verstellen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21. ATTENTIE
● Stuur w
iel alleen bij stilstaande wagen af-
stellen - gevaar voor ongelukken!
● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor te
zorg
en dat de stand van het stuurwiel niet
per ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaar
op ongelukken!
● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het s
tuur kunt bereiken en stevig kunt
vastnemen: gevaar op ongelukken!
● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-
zicht
wilt verstellen, beperkt u daarmee de beschermende werking van de bestuurders-
airbag in g
ev
al van een aanrijding. Wees er
zeker van dat het stuurwiel naar het borst-
been is gekeerd. Juiste zithouding van de bijrijder
Voor uw eigen veiligheid en om het gevaar
op lich
amelijk
letsel bij een ongeval te ver-
mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-
der aan:
– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achteren
ver s
chuiven ››› .
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug g eheel
t
egen de rugleuning ligt.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofd
steun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 79.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
bijrijders
stoel laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
pag.
81.
De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-
vallen uitgeschakeld worden ››› pag. 92.
Bijrijdersstoel verstellen ››› pag. 165. »
77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veiligheid
ATTENTIE
● Een v
erkeerde zithouding van de bijrijder
kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-
ben.
● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-
ste 25 c
m ruimte is tussen uw borstbeen en
het dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,
kunnen de airbags geen goede bescherming
geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimal
e afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-
tenruimte houden - l
eg uw voeten nooit op
het dashboard of de stoelen en steek ze nooit
uit het raam! Door een verkeerde zithouding
stelt u zich bij remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Bij een activering van de airbag kunt u
door een verkeerde zithouding levensgevaar-
lijk gewond raken.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
bijrijder bij p
lotseling remmen of een ongeval
te reduceren, nooit met sterk naar achteren
gekantelde rugleuningen rijden! De optimale
beschermende werking van de airbags en de
veiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend staat en
de bijrijder de veiligheidsgordel goed heeft
omgegespt. Hoe meer de rugleuning naar
achteren gekanteld is, hoe groter het gevaar op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-
delverloop of
verkeerde zithouding!
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken. Juiste zithouding van de passagiers
acht
erin Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-
seling r
emmen of
een ongeval te verminde-
ren, moeten de passagiers op de stoelen
achterin op het volgende letten:
– Ga rechtop zitten.
– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie
›› ›
pag. 80.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
achterb
ank laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
pag.
81.
– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneer
u kinderen in de w
agen meeneemt ››› pag.
93. ATTENTIE
● Een v
erkeerde zithouding van de passa-
giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken. ●
De optim a
le beschermende werking van de
veiligheidsgordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning in een rechte stand staat
en de inzittenden van de wagen de veilig-
heidsgordel goed hebben omgegespt. Zitten
de passagiers op de stoelen achterin niet
rechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de veilig-
heidsgordel groter. Voorbeelden van een verkeerde zit-
houding
Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een
jui
s
t
verloop van de gordelband hun optima-
le beschermende werking bieden. Verkeerde
zithoudingen reduceren de beschermende
werking van de veiligheidsgordels aanzien-
lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de gordel-
band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-
delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in het
bijzonder voor kinderen die u in uw wagen
vervoert.
– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijden
een verk
eerde zithouding inneemt in de
wagen ››› .
Hiern a w
or
dt een aantal verkeerde zithoudin-
gen opgesomd, die voor alle inzittenden van
de wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-
somming is niet volledig. Wij willen hiermee
uw aandacht vestigen op dit onderwerp.
78
Veilig rijden
Daarom wanneer de wagen in beweging is:
● nooit in de wagen staan,
● nooit op de stoelen staan,
● nooit op de stoelen knielen,
● nooit uw rugleuning sterk naar achteren
k ant
el
en,
● nooit tegen het dashboard leunen,
● nooit op de achterbank liggen,
● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten,
● nooit dw
ars op de stoel gaan zitten,
● nooit uit de ramen leunen,
● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-
den,
● nooit de voeten op het dashboard leggen,
● nooit de voeten op de zitting leggen,
● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-
ten nemen,
● nooit
zonder omgegespte veiligheidsgordel
op een zitp
laats meerijden,
● nooit iemand in de kofferruimte mee laten
rijden. ATTENTIE
● Elke v
erkeerde zithouding vergroot het risi-
co op ernstig lichamelijk letsel. Door verkeer-
de zithoudingen stellen de inzittenden zich
bloot aan levensgevaarlijke risico's op licha-
melijk letsel wanneer de airbags worden ge- activeerd en daarbij een inzittende treffen die
een v
erk
eerde zithouding heeft ingenomen.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijden
s het rijden altijd zo zitten.
Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juiste
zithouding aan te nemen en deze zithouding
tijdens het rijden ook aan te houden ››› pag.
76, Zithouding van de inzittenden . Juiste stand van de hoofdsteunen van
de v
oor
stoelen Afb. 86
Juist afgestelde stand van de hoofd-
s t
eu
n, van voren en opzij gezien. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 19.
De juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een belangrijk deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan verwondingen
voorkomen in de meeste ongevalssituaties. ●
Stel de hoof
dsteun zo in dat de bovenzijde
ervan minimaal op ooghoogte ligt. De beste
stand is echter op gelijke hoogte met de bo-
venzijde van uw hoofd ››› afb. 86. ATTENTIE
● Rijden met v
erwijderde of niet juist afge-
stelde hoofdsteunen verhoogt het risico op
zwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-
len van de hoofdsteunen kan leiden tot fatale
letsels bij ongeval en verhoogt het risico op
letsels bij bruusk remmen of onverwachte
manoeuvres.
● De hoofdsteunen moeten altijd de juiste
stand he
bben naargelang de lichaamslengte
van de inzittenden. 79
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veiligheidsgordels
ATTENTIE
● Als
de pedalen niet ongehinderd kunnen
worden bediend, kan dit tot kritieke situaties
tijdens het rijden leiden.
● Nooit vloermatten of andere bekleding over
de inge
bouwde vloermatten leggen of instal-
leren omdat die het pedaalbereik kunnen ver-
kleinen en de bediening van de pedalen hin-
deren - gevaar voor ongevallen!
● Nooit voorwerpen in de voetenruimte voor
de best
uurder leggen. Een voorwerp kan bij
de pedalen komen en de bediening van de
pedalen belemmeren. Bij een plotseling rij- of
remmanoeuvre bent u niet meer in staat te
remmen, de koppeling kunt bedienen of gas
kunt geven - gevaar voor ongevallen! Veiligheidsgordels
W aar
om
veiligheidsgordels?
Aantal zitplaatsen Uw wagen beschikt over
vijf z
itplaatsen, twee
voorin en drie achterin. Iedere zitplaats is uit-
gerust met een automatische 3-puntsrolgor-
del.
Bij sommige uitvoeringen is uw wagen goed-
gekeurd voor maximaal vier inzittenden.
Twee zitplaatsen voorin en twee achterin. ATTENTIE
● Neem nooit meer per sonen mee d
an er zit-
plaatsen aanwezig zijn in de wagen.
● Elke inzittende in de wagen moet de bij die
zitpl
aats horende veiligheidsgordel juist om-
gespen en dragen. Kinderen moeten altijd
worden beschermd door het gebruik van een
geschikt kinderzitje. Gordelwaarschuwingslampje*
Afb. 89
Instrumentenpaneel: geeft aan dat de
p l
aats
rechtsachter bezet is en de overeen-
komstige veiligheidsgordel juist is omge-
daan. Door het gaan branden van het controlelamp-
j
e w
or
dt de bestuurder eraan herinnerd de
veiligheidsgordel vast te gespen.
Voordat u gaat rijden:
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen.
– Uw bijrijders er ook op wijzen de veilig-
heidsgor
del juist om te gespen voordat u
gaat rijden.
– Kinderen vervoeren in een geschikt kinder-
zitje d
at in overeenstemming is met de
grootte en de leeftijd van het kind.
Het controlelampje van het instrumenten-
paneel gaat branden bij het inschakelen van
het contact (naargelang de versie van het »
81
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid