Page 33 of 252

9 - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
10 - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
Stop/Start(indien aanwezig)
De automatische klimaatregeling regelt het Stop&Startsysteem (motor wordt afgezet wanneer de voertuigsnelheid gelijk is aan
0 km/h) om een passend comfort in het interieur te garanderen.
De klimaatregeling schakelt het Stop/Start met name uit als:
de klimaatregeling is ingesteld op de AUTO-modus (led op de knop brandt) en de temperatuuromstandigheden in het
voertuig verre van comfortabel zijn;
de klimaatregeling is ingesteld op MAX A/C;
de klimaatregeling is ingesteld op MAX DEF.
Wanneer het Stop&Start-systeem werkt (motor afgezet en voertuigsnelheid is gelijk aan 0 km/h), zal de klimaatregeling om
inschakeling van de motor verzoeken als het comfort in het interieur snel verslechterd (of als de gebruiker om maximale koeling
– LO – of snelle ontwaseming – MAX-DEF – vraagt).
Wanneer het Stop&Start-systeem werkt (motor afgezet en voertuigsnelheid is gelijk aan 0 km/h), wordt de luchtstroom zo veel
mogelijk beperkt, om de comfortabele toestand in het interieur langer te handhaven.
De regeleenheid van de klimaatregeling probeert het door het uitschakelen van de motor verminderde comfort zo goed mogelijk
te beheren (door de compressor en de motorkoelvloeistofpomp uit te schakelen). Om voorrang te geven aan de werking van de
klimaatregeling, is het in elk geval mogelijk het Stop/Start-systeem uit te schakelen door de knop
midden op het
dashboardpaneel in te drukken.
OPMERKING Onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt aanbevolen het gebruik van het Stop&Start-systeem te
beperken om te voorkomen dat de compressor continu wordt in- en uitgeschakeld, waardoor de ramen snel beslaan en
vochtophoping plaatsvindt, met een onaangename geur in het interieur als gevolg.
OPMERKING Wanneer het Start&Stopsysteem is ingeschakeld (motor uit en voertuig stilstaand), wordt de automatische
recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen ruiten te verminderen (aangezien de
compressor is uitgeschakeld).
31
Page 34 of 252
BELANGRIJK
1)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht,
R134a of R1234yf. Gebruik voor het bijvullen alleen het gas dat is aangeduid op het plaatje in de motorruimte. Het gebruik van andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en de conditie van het systeem. Het smeermiddel dat voor de compressor wordt gebruikt, is ook
strikt gekoppeld aan het type koelgas; raadpleeg het Fiat Servicenetwerk.
32
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 35 of 252

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
23)
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 34.
1: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen/sluiten ruit;
2: rechter voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen ruit;
3: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;
4: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig);
5: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig).
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste
ruit fig. 35 te openen.
Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
als de knop ingedrukt wordt gehouden,
wordt de "continue automatische"
werking geactiveerd (indien aanwezig).
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de gewenste
stand.
Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit fig. 36 te sluiten.Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
de "continue automatische" werking is
alleen mogelijk voor de ruiten van de
voorportieren aan bestuurderszijde.
De achterruiten kunnen alleen in
stappen gesloten worden.
Achter handmatig
(voor bepaalde versies/markten)
Om de ruit te openen en te sluiten,
gebruik de betreffende hendel 1 fig. 37.
3404166J0001EM
35F1B0067C
36F1B0068C
33
Page 36 of 252

BELANGRIJK
23)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek de hendel 1 fig. 38, die zich in
de passagiersruimte bevindt, in de
richting van de pijl;
trek de hendel 2 fig. 39 in de richting
van de pijl;
til de motorkap op en maak
tegelijkertijd de steunstang 3 fig. 40 los
uit de vergrendeling; steek vervolgens
het uiteinde van de stang in de zitting
4 in de motorkap.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat
u de motorkap opent, dat de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen en dat ze niet werken.
24) 25) 26)
SLUITEN
27)
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang 3 fig. 40 uit de zitting 4 en zet
hem terug in de vergrendeling;
laat de motorkap tot op ongeveer
40 centimeter van de motorruimte
zakken en laat hem dan vallen.
3704166J0004EM
3804196J0001EM
3904196J0002EM
4004196J0003EM
34
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 37 of 252

Controleer of de motorkap volledig
gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
open gaat.
BELANGRIJK
24)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
25)De motorkap kan plotseling omlaag
vallen als de steunstang niet correct
geplaatst is.
26)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
27)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
ELEKTRISCHE
STUUR-
BEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor. Met de elektrische
stuurbekrachtiging kan de benodigde
kracht voor het verdraaien van het
stuurwiel op basis van de
rijomstandigheden geregeld worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete werking
van de stuurbekrachtiging reeds na
enkele seconden beschikbaar.
BELANGRIJK Tijdens
parkeermanoeuvres die veel
stuurbewegingen vereisen, kan het
verdraaien van het stuurwiel zwaarder
worden; dit is normaal en wordt
veroorzaakt door een ingreep van het
systeem om de motor van de
elektrische stuurbekrachtiging tegen
oververhitting te beschermen. In dit
geval zijn er geen
reparatiewerkzaamheden nodig.
Wanneer de auto een volgende keer
weer wordt gebruikt, zal de
stuurbekrachtiging weer normaal
functioneren.BELANGRIJK De Dualdrive elektrische
stuurbekrachtiging biedt een
elektronisch dempingseffect bij het
naderen van de eindaanslag. Bij
sommige manoeuvreeromstandigheden
kan het stuurwiel een kleine rotatie
kunnen laten zien tot hij de
mechanische aanslag bereikt. Dit
gedrag is normaal en is bedoeld om
krachtige schokken op de mechanische
onderdelen in het systeem te
voorkomen.
IN-/UITSCHAKELING
STUURBEKRACHTIGING
28) 29)
Inschakelen/uitschakelen
Druk op de fig. 41 knop.
4104226J0001EM
35
Page 38 of 252

De inschakeling van de functie wordt
gemeld door een visuele weergave
(CITY) op het instrumentenpaneel of,
afhankelijk van de versie, op het display.
Wanneer de CITY-functie is
ingeschakeld, draait het stuur erg licht,
waardoor makkelijker kan worden
geparkeerd: daarom is deze functie
bijzonder geschikt voor het rijden in de
stad.
BELANGRIJK
28)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
29)Zet, voordat er
onderhoudswerkzaamheden verricht
worden, altijd de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het slot om de
stuurkolom te vergrendelen (in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto
los van de grond staan). Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
BAGAGERUIMTE
9)
BELANGRIJK Leg, tijdens de reis, geen
woorwerpen op de hoedenplank want
deze kunnen passagiers verwonden in
het geval van een aanrijding of
plotseling remmen.
OPENEN
30)
Opening achterportier
Wanneer het centrale
vergrendelsysteem ontgrendeld is, kan
de achterklep van buitenaf geopend
worden met gebruik van de elektrische
openingshendel (waar voorzien)
fig. 43 onder de hendel totdat de klik
van het ontgrendelen wordt gehoord of
door te drukken op de
fig. 42 knop
op het dashboard.Het plafondlicht in de bagageruimte
gaat aan wanneer de achterklep wordt
geopend; het plafondlicht gaan
automatisch uit wanneer de achterklep
wordt gesloten (zie ook "interne
verlichting").
Als de achterklep open staat, zal de
plafondverlichting automatisch
uitgeschakeld worden om de accu niet
te laten ontladen.
Van binnenuit openen in geval van
nood
Ga als volgt te werk:
Voor versies met opvouwbare
rugleuning van de achterbank:
breng de hoofdsteunen omlaag en
klap de rugleuningen in;
4204206J0011EM
4304206J0001EM
36
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 39 of 252

om de achterklep mechanisch los te
laten, met gebruik van een
schroevendraaier of metalen baard van
de sleutel, werk op de hendel op het
aangeduide punt in fig. 44 en laat het
slot los.
Voor versies met vaste rugleuning van
de achterbank:
trek de kabel aan de linker zijde
onder de achterbankkussens in fig. 45.
SLUITEN
Om de achterklep te sluiten, deze in het
slot laten zakken totdat het vastklikt.
BELANGRIJK Controleer of u in het
bezit van de sleutels bent voordat u de
achterklep sluit, deze wordt namelijk
automatisch vergrendeld.
INITIALISATIE
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld of als een zekering is
doorgebrand, dan moet de
achterklepopening/sluiting als volgt
opnieuw worden geïnitialiseerd:
sluit alle portieren en de achterklep;
druk op de knop"FIAT"opde
afstandsbediening;
druk op de knopvan de
afstandsbediening.
STOPCONTACT ACHTER(indien aanwezig)
Deze bevindt zich aan de linkerkant in
de laadruimte. Het zonnescherm werkt
alleen met de contactsleutel in de stand
MAR.
BELANGRIJK
30)Let op dat geen voorwerpen op de
hoedenplank worden geraakt wanneer de
achterklep wordt geopend.
BELANGRIJK
9)Dankzij de afmetingen van de laadvloer
kan een maximale capaciteit van 50 kg
verkregen worden: laad geen zwaardere
voorwerpen in de bagageruimte.
4404206J0009EM
4504206J0010EM
37
Page 40 of 252

VERSIE MET
LPG-SYSTEEM
(indien aanwezig)
31) 32)
10) 11) 12) 13)
INLEIDING
De LPG-uitvoering heeft twee
brandstoftoevoersystemen: een voor
benzine en een voor LPG.
PASSIEVE VEILIGHEID/
ACTIEVE VEILIGHEID
Passieve veiligheid
De auto heeft dezelfde passieve
veiligheidsspecificaties als andere
uitvoeringen. Met name zijn de
bevestigingen van de tank (die in de
ruimte voor het noodreservewiel zit)
zodanig ontworpen dat ze botsproeven
doorstaan in overeenstemming met de
veiligheidsstandaards van Fiat.
Bij het rijden op LPG stroomt het gas (in
vloeibare staat) afkomstig uit de tank,
via de speciale leiding naar de
drukregelaar. Hierin bevindt zich een
veiligheidsmagneetklep die de
LPG-stroom onderbreekt als de sleutel
uit het contact wordt gehaald of
wanneer de bestuurder overschakelt op
het andere brandstoftoevoersysteem
(keuze van benzinetoevoer).Samen met de magneetklep van de
regelaar, zorgt een tweede
magneetklep in de tank ervoor dat de
LPG-leiding aan de uitgang van de tank
wordt gesloten.
De twee magneetkleppen zijn
aangesloten op het systeem voor
brandstofafsluiting (Fire Protection
System).
De LPG-tank voldoet aan de huidige
wettelijke voorschriften van de landen
waar de auto wordt verkocht.
Actieve veiligheid
De auto heeft dezelfde actieve
veiligheidskenmerken als de andere
versies.
Alhoewel het LPG-systeem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan
als het voertuig lange tijd niet gebruikt
wordt of als het voertuig verplaatst
wordt in een noodgeval na pech of een
ongeval:
de bevestigingselementen 1
fig. 46 los te maken en vervolgens het
deksel 2 te verwijderen;
draai de LPG-kraan dicht door de
ring 1 fig. 47 rechtsom te draaien;
zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
waargenomen, schakel dan over van
de werking op LPG naar de werking op
benzine en ga onmiddellijk naar het Fiat
Servicepunt om het voertuig te laten
controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
46PGL6J0029
47PGL00003
38
KENNISMAKING MET DE AUTO