Page 209 of 334

207
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De twee zekeringkasten bevinden zich aan
de onderzijde van het dashboard, onder het
stuurwiel.Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F01 10Rempedaal (schakelaar 2), Stop & Start.
F02 5Koplamphoogteverstelling, extra verwarming (diesel),
parkeerhulp, diagnoseaansluiting, buitenspiegels (elektrische
verstelling), Grip Control.
F03 10Brandstofadditiefpomp (diesel), elektrische stuurbekrachtiging,
koppelingspedaal (schakelaar).
F04 5Regen-/lichtsensor.
F06 10Rempedaal (schakelaar 1), diagnoseaansluiting.
F08 5Module stuurkolomschakelaars en stuurwieltoetsen.
F10 5Urgence-oproep / Assistance-oproep.
F12 5Stop & Start, ABS, ESP.
F13 5Parkeerhulp, achteruitrijcamera.
F14 10Elektronisch gestuurde versnellingsbak, schakelaarpaneel
(onder touchscreen tablet), airconditioning, touchscreen tablet.
F16 1512V-aansluiting.
F18 20Autoradio.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los door het aan de bovenzijde
eerst links en vervolgens rechts los te trekken.
Linker zekeringkast
8
Storingen verhelpen
Page 210 of 334
208
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringn r. Ampère
(A) Functies
F19 5Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels.
F20 5Airbags.
F21 5Instrumentenpaneel.
F22 30Sloten.
F23 5Plafonnier, kaartleeslampjes.
F26 15Claxon.
F27 15Ruitensproeiers voor en achter.
F28 5Stuurslot (contactslot).
F30 15Ruitenwisser achter.
Storingen verhelpen
Page 211 of 334
209
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Rechter zekeringkast
Zekeringn r. Ampère
(A) Functies
F30 10Verwarmde buitenspiegels.
F31 25Achterruitverwarming.
F34 30Elektrische ruitbediening vóór.
F36 30Stoelverwarming vóór.
F38 20Servicecentrale trekhaak.
F40 25Servicecentrale trekhaak.
8
Storingen verhelpen
Page 212 of 334
210
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen motorruimte
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F Ve rvang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
Sl
uit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F1 40Airconditioning.
F2 30
/ 4
0
Stop & Start.
F3 30Zekeringkast interieur.
F4 70Zekeringkast interieur.
F5 70Intelligente servicecentrale (BSI).
F6 60Motorventilateurgroep.
F7 80Intelligente servicecentrale (BSI).
F8 15Motormanagement, brandstofpomp.
F9 15Motormanagement.
F10 15Motormanagement.
F11 20Motormanagement.
F12 5Motorventilateurgroep.
F13 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F14 5Eenheid laadtoestand accu (motor zonder Stop & Start).
F15 5Stop & Start.
F17 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F18 10Grootlicht rechts.
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, bij de accu.
Storingen verhelpen
Page 213 of 334
211
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekering n r. Ampère
(A) Functies
F19 10Grootlicht links.
F20 30Motormanagement.
F21 30Startmotor.
F22 40Elektronisch gestuurde versnellingsbak.
F23 40ABS, ESC.
F24 20ABS, ESC.
F25 30Zekeringkast interieur.
F26 15Elektronisch gestuurde versnellingsbak.
F27 25Intelligente servicecentrale (BSI).
F28 30Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue
®).
F29 40Ruitenwissers vóór.
F30 80Elektronische eenheid voorgloeien.
F31 100Extra verwarming (diesel).
F32 80Elektrische stuurbekrachtiging.
8
Storingen verhelpen
Page 214 of 334

212
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
12V- ac c u
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F open de motorkap met de hendel in het interieur en
deblokkeer vervolgens de veiligheidshaak via de
buitenzijde,
F bevestig de motorkapsteun,F beweeg de kunststof afdekkap van de (+) pool omhoog.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak niet
toegestaan.De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op het rechter voorscherm is een afzonderlijk
massapunt aangebracht.
Storingen verhelpen
Page 215 of 334

213
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog.
F
Sl
uit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F
Sl
uit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de auto
met de hulpaccu).
F
Sl
uit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu. F
St
art de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
St
el de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster
van 24 V of hoger.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
Wa
cht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
Br
eng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F La at de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het
Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand
van de accu onvoldoende is.
8
Storingen verhelpen
Page 216 of 334

214
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
12V-accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
al
s u voornamelijk korte ritten maakt,
-
vo
ordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's
en die een nominale spanning
van 12 V heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
F
Ze
t het contact uit.
F
Sc
hakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
Sc
hakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
Co
ntroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
Sl
uit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
de r
ode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
de z
warte minkabel (-) op het
massapunt
C
van de auto.
F
Sc
hakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Storingen verhelpen