Page 153 of 334

151
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage bandenspanningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar
als de vier banden tijdens het resetten de
juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
F
Ver
minder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
St
op zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F Co
ntroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
Ge
bruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering).
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
6
Rijden
Page 154 of 334

152
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren
via het touchscreen tablet bij afgezet contact
en stilstaande auto.
F
Be
vestig het resetten door op de toets " Ja"
te drukken. Als het resetten is voltooid,
klinkt een geluidssignaal en wordt een
melding weergegeven.
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem mag niet worden gereset
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
F
Selec
teer " Initialisatie
bandensp.controle " in het
menu " Rijhulpsysteem " van het
touchscreen tablet.
Rijden
Page 155 of 334

153
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank:
- Benzine: ongeveer 50 liter.
-
Di
esel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens uitvoering).
Minimumbrandstofvoorraad Ta n k e n
Als de minimumbrandstofvoorraad is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding.
Bovendien gaat het laatste segment van
de brandstofmeter rood knipperen.
Om veilig te tanken:
F
Ze
t altijd eerst de motor af.
F
Op
en de tankklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor
het type motor in uw auto.
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog
ongeveer 5 liter brandstof in de tank.
Als u niet tankt, gaat dit lampje elke keer als u
het contact aanzet weer branden, klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een melding.
Dit geluidssignaal en deze melding worden
steeds vaker herhaald naarmate de tank verder
leegraakt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan. Tijdens het opendraaien van de dop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het leegrijden
van de brandstoftank (diesel). F
Se
lecteer de juiste brandstof voor uw auto.
F
St
eek de sleutel in de dop en draai de dop
linksom.
7
Praktische informatie
Page 156 of 334

154
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
F Ver wijder de dop en plaats hem in de
houder (op de tankklep).
F
St
eek het vulpistool tot de aanslag in
de vulopening alvorens het vulpistool te
bedienen (kans op spatten).
F
Ho
ud het vulpistool in deze positie tijdens
het tanken.
Als u klaar bent met tanken:
F
Dr
aai de tankdop dicht.
F
Dr
aai de sleutel naar rechts en ver wijder
hem uit de tankdop.
F
Dr
uk de klep van de tankdop dicht. Wanneer het vulpistool bij het vullen van de
brandstoftank voor de derde keer afslaat,
moet u niet verder tanken. Anders kunnen
storingen in de werking van uw auto optreden.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend
loodvrije benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Onderbreking van
brandstoftoevoer
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet
de tank beslist worden afgetapt
voordat de motor kan worden gestar t.
Praktische informatie
Page 157 of 334

155
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Vulpistoolrestrictie (diesel)*
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
* Volgens land van bestemming. Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
7
Praktische informatie
Page 158 of 334

156
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type E10 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228
e
n EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(
deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:
-
Di
esel die voldoet aan de richtlijn EN590
gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de r ichtlijn EN14214,
-
Di
esel die voldoet aan de richtlijn EN16734
gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),
-
Pa
raffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%). De brandstof B20 of B30 die voldoet aan
de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto. Maar als deze
brandstof, ook al is het slechts incidenteel,
wordt gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor "Zware
rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die
voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
Praktische informatie
Page 159 of 334

157
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Type kettingen
195/65 R15 Schakels van
maximaal 9 mm
205/55 R16
205/50 R17
Sneeuwkettingen niet mogelijk
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
m onteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
Tr
ek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
Mo
nteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
Ri
jd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
k
m/h.
F
Ze
t de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
7
Praktische informatie
Page 160 of 334

158
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwschermen
De afneembare sneeuwschermen worden op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen.
F
Br
eng het desbetreffende scherm aan
op het bovenste luchtrooster van de
vo o r b u m p e r.
F
Dr
uk op de gehele omtrek om de
bevestigingen één voor één vast te klikken.
Bevestig het andere scherm op dezelfde
wijze op het onderste luchtrooster van de
vo o r b u m p e r. F
Geb
ruik een schroevendraaier als
hefboom om de bevestigingen van elk
sneeuwscherm één voor één los te maken.
Vergeet niet de sneeuwschermen te
verwijderen:
-
al
s de buitentemperatuur hoger is
dan 10°C,
-
bi
j het slepen,
-
bi
j snelheden hoger dan 120 km/h.
Verwijderen
Plaatsen
Zorg dat de motor is afgezet en de
ventilateur stil staat als er handelingen aan
het sneeuwscherm worden uitgevoerd.Voor het plaatsen en verwijderen van de
sneeuwschermen wordt geadviseerd contact
op te nemen met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie