Page 193 of 334

191
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Reservewiel
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer
van de bagageruimte of kan zich, volgens
uitvoering, onder de voorpassagiersstoel
bevinden.
Toegang tot het gereedschap
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en
kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto,
verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden.
1. Wielsleutel. Hiermee kunt u de wieldop ver wijderen en
de wielbouten losdraaien.
2.
Kr
ik met geïntegreerde slinger.
Hi
ermee kunt u de auto opkrikken.
3.
Ge
reedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen.
Hi
ermee kunt u bij lichtmetalen velgen
de sierdoppen van de wielbouten of de
naafdop (volgens uitvoering) verwijderen.
4.
Af
neembaar sleepoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over slepen.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Wiel met wieldop
Monteren:
plaats de wieldop, begin bij de
ventielopening en druk de wieldop rondom met
de hand vast.
8
Storingen verhelpen
Page 194 of 334

192
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Verwijderen van het wiel
F Maak de opbergkist met het gereedschap
los uit de klemmen (volwaardig
reservewiel).
F
Dr
aai de centrale moer los.
F
Ver
wijder het bevestigingssysteem
(moer en bout).
F
Ti
l het reservewiel aan de achterzijde op
en trek het naar u toe.
F
Ha
al het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Afhankelijk van de motoruitvoering is de auto
voorzien van een volwaardig reservewiel of een
noodreservewiel (BlueHDi 100).
Toegang tot het reservewiel
Terugplaatsen van het wiel
F Leg het wiel in de reservewielbak.
F Dr aai de moer op de bout enkele
omwentelingen los.
F
Pl
aats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
Dr
aai de centrale moer vast tot deze klikt
en het wiel goed vastzit.
F
Be
vestig de opbergkist met het
gereedschap (volwaardig reservewiel).
Als er geen wiel in de reservewielbak ligt, kan
het bevestigingssysteem (moer en bout) niet
worden geplaatst.
Storingen verhelpen
Page 195 of 334

193
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan, zet het contact
af en schakel de eerste versnelling in om
de wielen te blokkeren.
Controleer of de verklikkerlampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
branden.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Zorg ervoor dat de krik goed op één van
de daarvoor bestemde plaatsen wordt
gezet.
Als de krik verkeerd wordt gebruikt, wordt
de auto niet voldoende ondersteund en
kan deze vallen.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
Procedure
F Verwijder de sierdop(pen) met het
gereedschap 3 (volgens uitvoering).
F
Dra
ai de wielbouten een omwenteling los
met alleen de wielsleutel 1 .
Gebruik:
-
de k
rik uitsluitend voor het
opkrikken van de auto,
-
ge
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik. De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met
een beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in
de Richtlijn 2006/42/EG over machines.
8
Storingen verhelpen
Page 196 of 334
194
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de
grond en controleer of deze zich loodrecht
onder het steunpunt A aan de voorzijde of
het steunpunt B aan de achterzijde bevindt.
Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste
bij het te verwisselen wiel bevindt. F Vo
uw de krik 2 uit tot de kop van de krik tegen het steunpunt A of B aan komt: het steunpunt A
of B moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken.
F
Kr
ik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke)
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken: kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het steunpunt correct in de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken: kans op letsel!
Storingen verhelpen
Page 197 of 334
195
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren
van het reservewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Na het verwisselen van het wiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
Ver
wijder het wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 198 of 334
196
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F Dr aai de wielbouten met de hand vast.
F
Dr
aai de wielbouten enigszins vast met
alleen de wielsleutel 1 . F La
at de krik zakken.
F Vo uw de krik 2 op en verwijder hem.F Dr
aai de wielbouten uitsluitend vast met de
wielsleutel 1 .
F
Bev
estig de sierdop(pen) (volgens
uitvoering).
Storingen verhelpen
Page 199 of 334

197
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
1. Dagrijverlichting / parkeerlicht (LED).
2. Di mlicht (H7).
3.
Gro
otlicht (H1).
4.
Ri
chtingaanwijzers (PY21W).
5.
Mi
stlampen (PS24W). Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
re
inig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
ge
bruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
wa
nneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
Ra
ak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de kwaliteit
van de koplampen mogen uitsluitend anti-
UV-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
8
Storingen verhelpen
Page 200 of 334
198
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Dagrijverlichting / parkeerlicht
(LED)
Neem voor het vervangen van LED-lampen
(light-emitting diodes) contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.F Ne
em de stekker van de lamp los.
F
Ver
wijder de lamp en vervang hem.
Dimlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
Houd
de stekker en de lamphouder vast,
beweeg het geheel omhoog en maak het los.
F
Ha
al de stekker met de lamphouder naar
buiten. Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de
lamp naar boven
.
Storingen verhelpen