Page 121 of 334

119
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
ki
jk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
sc
hakel het Stop & Start-systeem uit,
-
ri
jd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
- ze t de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P , afhankelijk van het
type versnellingsbak.
6
Rijden
Page 122 of 334

120
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000 m.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de gewichten van uw auto
(en aanhangergewichten indien van toepassing
voor uw auto).
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de
z ijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
Pa
s uw snelheid aan om het toerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
F
Al
s het waarschuwingslampje
van de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden in combinatie met
het waarschuwingslampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.Vermijd langdurig gebruik van de remmen om
te voorkomen dat de remmen oververhit raken.
In dat geval is het raadzaam om op de motor af
te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger
e n de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de hoogteverstelling van
de koplampen.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld als bij het aankoppelen
van een aanhanger een originele
CITROËN-trekhaak wordt gebruikt.
Rijden
Page 123 of 334

121
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Starten
Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
F
Ze
t bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap vervolgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
Se
lecteer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand N en trap
vervolgens het rempedaal volledig in.
F
St
eek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code.
F
Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
F
Au
to's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Starten - afzetten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- s tand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
s
tand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
s
tand 3 (Star ten) .
Contactslot
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Stand Contact (2)
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voorwerpen
bij het activeren van de airbag vóór
ernstige verwondingen veroorzaken.
6
Rijden
Page 124 of 334

122
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Auto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft en activeer
vervolgens de startmotor door de
sleutel in de stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Onder winterse omstandigheden blijft
het verklikkerlampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden. Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de
motor veel toeren te laten draaien.
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen, zoals
koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging
met dodelijke afloop.
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende
4
m
inuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede.
Als de motor niet direct start, zet dan
het contact af. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor
zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 125 of 334

123
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de
stand 2 (Contact) van het contactslot
blijft staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(
Stop)
en vervolgens opnieuw in de
stand
2 (C
ontact) om het contact weer
aan te zetten.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de
sleutel mee en vergrendel de auto. Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van
het stuurslot.
Afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F Dr aai, ter wijl de motor stationair draait, de
sleutel in de stand 1 .
F
Ve
r wijder de sleutel uit het contactslot.
F
Dr
aai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
F
Co
ntroleer of de handrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
Eco-mode.Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
)
kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
6
Rijden
Page 126 of 334
124
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
AantrekkenVrijzetten
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit.Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP
branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
F
Tr
ek de parkeerremhefboom aan om uw
auto stil te zetten. F
Trek
de parkeerremhefboom licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Rijden
Page 127 of 334
125
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal volledig in.
F Be weeg de versnellingshendel helemaal
naar rechts en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
ze
t de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
tra
p het koppelingspedaal in.
6
Rijden
Page 128 of 334

126
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werking
Schakelindicator
Om het brandstofverbruik te verminderen adviseert dit systeem bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak een hogere versnelling in te schakelen.Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
de e
erste versnelling in te
schakelen,
-
de a
chteruitversnelling in te
schakelen,
-
te
rug te schakelen.
Voorbeeld:
-
U ri
jdt in de derde versnelling.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting
van uw auto kan het systeem u adviseren één of
meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze
aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende
versnellingen in te hoeven schakelen.
- U trapt het gaspedaal in.
- He t systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl in combinatie met het nummer van
de geadviseerde versnelling op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten (weergave van de
letter
N op h
et instrumentenpaneel), om het tijdelijk
afzetten van de motor mogelijk te maken (STOP-fase
van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden