Page 145 of 334

143
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's voorzien van een
trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt
dan 10 km/h.
Storing
Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
schakelt het pictogram van de toets over
op de waarschuwingsmodus en knippert
het verklikkerlampje enige tijd waarna
het permanent blijft branden.
Er wordt een melding weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
F
Selec
teer " Parkeerhulp " in
het menu " Rijhulpsysteem ".
Het lampje van de toets gaat
branden.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de
hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de sensoren.
Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het lampje dooft. Het uitschakelen van de parkeerhulp kan worden
geconfigureerd via het touchscreen tablet.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie Park Assist.
Uitschakelen/activeren van
de parkeerhulp vóór en
achter
6
Rijden
Page 146 of 334

144
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera
Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd
wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.
De beelden worden op het touchscreen tablet weergegeven.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand komt overeen met de
breedte van uw auto zonder de buitenspiegels).
De rode steep geeft een ruimte van 30 cm
direct achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
De groene strepen geven een afstand van circa
1 en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
De turquoise gebogen lijnen geven de
maximale draaicirkels weer.Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon
met een zachte, droge doek.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven. Het is normaal dat een deel van de
kentekenplaat onder aan het scherm
zichtbaar is.
De achteruitrijcamera is gecombineerd
met het parkeerhulpsysteem.
Wassen met een hogedrukreiniger
Bewaar een afstand van minimaal 30 cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger en
de lens van de camera.
Rijden
Page 147 of 334

145
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde
versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij
erop kan toezien dat de manoeuvre veilig wordt uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden
(extra brede banden, winterbanden enz.),
kan de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief worden beïnvloed.Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre.
Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
6
Rijden
Page 148 of 334
146
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Fileparkeren - inparkeren
F Verminder als u een lege parkeerplek ziet
uw snelheid tot maximaal 20 km/h.
F
Ze
t uw auto stil vóór de lege parkeerplek. Activeren van het Park Assist-systeem:
OF
Er verschijnt een melding op het scherm.
F
Se
lecteer de functie voor het inparkeren in
een fileparkeervak.
He
t lampje van de schakelaar gaat
branden. F
Sc
hakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven aan welke zijde u gaat parkeren.
F
Ri
jd langs de parkeerplek met een snelheid
lager dan 20 km/h om de beschikbare
ruimte te meten en zorg er daarbij voor
dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
Zodra de meting voltooid is en de gemeten
ruimte voldoende groot is, geeft een melding
aan dat de parkeermanoeuvre kan beginnen.
F
Selec
teer "Park Assist " in het
menu " Rijhulpsysteem " van het
touchscreen tablet.
F
Dr
uk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Rijden
Page 149 of 334
147
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De geassisteerde inparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 7 km/h) en ga door met
de manoeuvre op basis van de aanwijzingen
van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding
verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
Het lampje van de schakelaar gaat uit en er
klinkt een geluidssignaal.
F Ri
jd vooruit tot een nieuwe melding
verschijnt.
F
Ze
t de auto in de achteruitversnelling en
laat het stuurwiel los. De bestuurder kan nu het stuur weer
overnemen.
6
Rijden
Page 150 of 334

148
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Fileparkeren - uitparkeren
Activeren van het Park Assist-systeem,
bij stilstaande auto: F
St
art de motor wanneer u de parkeerplek
wilt verlaten.
De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 5
k
m/h) en ga door met de
manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de
functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt
die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra de voor wielen van
de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.
Het lampje van de schakelaar gaat uit en er klinkt
een geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
OF
Er verschijnt een melding op het scherm. F
Se
lecteer de functie voor het uitparkeren
uit een fileparkeervak.
He
t lampje van de schakelaar gaat
branden.
F
Sc
hakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven dat u de parkeerplek gaat verlaten.
He
t verklikkerlampje van de
richtingaanwijzer blijft gedurende
de manoeuvre knipperen op het
instrumentenpaneel, ongeacht de stand
van de hendel.
F Sc hakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in en laat het stuur wiel
vervolgens los.
F
Selec
teer "Park Assist " in het
menu " Rijhulpsysteem " van het
touchscreen tablet.
F
Dr
uk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Rijden
Page 151 of 334

149
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet
worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het
systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de
bestuurder het systeem weer activeren
om de meting voort te zetten.
Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de afmetingen
van de auto, worden bij een manoeuvre
niet gedetecteerd door het Park Assist-
systeem.
Deactiveren
Er verschijnt een melding op het scherm.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
U kunt het systeem deactiveren door op de
schakelaar van de Park Assist te drukken
(of op de toets Park Assist in het menu
"
Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet),
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
al
s het contact wordt afgezet,
-
al
s de motor afslaat,
-
al
s er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
al
s de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
al
s de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
al
s de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
al
s de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
al
s de bestuurder de schakelaar van het
Park Assist-systeem indrukt (of op de toets
Park Assist in het menu "Rijhulpsysteem"
van het touchscreen tablet),
-
al
s het niet mogelijk is om de auto correct
in te parkeren (te veel manoeuvres nodig
voor het in- of uitparkeren),
-
al
s het bestuurdersportier wordt geopend,
-
al
s één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- bi j het trekken van een aanhangwagen,
-
al
s het bestuurdersportier wordt geopend,
-
bi
j een wagensnelheid vanaf 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat het pictogram van de toets
(op het touchscreen tablet ) over op de
waarschuwingsmodus en knippert het
lampje even, waarna het uitgaat.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 152 of 334

150
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading,
hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10 km gereden met een
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Rijden