Page 49 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen47
De hoofdsteunen van de zitplaatsen
achterin kunnen ook naar voren
worden geklapt.
Let op
Alleen goedgekeurde accessoires aan de hoofdsteun van de passa‐giersstoel voorin bevestigen. Monte‐
ren als de stoel niet in gebruik is.
Demonteren
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐heidssysteem 3 66.
Kantel eerst de rugleuning naar voren
en trek dan de hoofdsteun helemaal
omhoog. Druk op de ontgrendelings‐
knop en trek de hoofdsteun omhoog
eruit.
Hoofdsteunen veilig opbergen in de
laadruimte.
Bij verwijderde hoofdsteunen
niemand op de desbetreffende
zitplaatsen vervoeren.
Monteren
Kantel eerst de rugleuning naar voren en steek de stangen van de hoofd‐
steun in de gaten.
Laat de hoofdsteun zo ver mogelijk zakken en zet deze omhoog (zo nodig
eerst de ontgrendelingsknop indruk‐
ken) totdat deze goed in de gewenste
stand vastklikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit losse voorwerpen onder de
stoelen plaatsen.
Opbergvak onder passagiers‐
stoel, opbergvak 3 76.
Page 50 of 239

48Stoelen, veiligheidssystemen
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. De dijen moeten licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De
hoek van de rugleuning zo instel‐
len dat u het stuurwiel met licht
gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel, contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver achteroverhellen. De aanbevo‐
len hellingshoek bedraagt maxi‐ maal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 85.
● Hoofdsteun instellen 3 46.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 56.
● Lendensteun zodanig afstellen dat deze de natuurlijke vorm van
de ruggengraat ondersteunen
3 48.Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, dan handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer tebewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Page 51 of 239
Stoelen, veiligheidssystemen49Hoek van rugleuning
Aan hendel trekken, hellingshoek
instellen en hendel loslaten. Rugleu‐
ning hoorbaar laten vastklikken.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel:
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagLendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Page 52 of 239

50Stoelen, veiligheidssystemenRugleuning neerklappenPassagiersstoel middenvoor
neerklappen
Aan de ontgrendelhendel trekken, de
rugleuning helemaal naar voren klap‐ pen en de hendel loslaten. Rugleu‐
ning hoorbaar laten vastklikken.
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen omlaag
duwen alvorens de rugleuning neer
te klappen.
Zorg dat niets belet dat de stoel
opklapt bijv. zonneklep 3 45, beker‐
houder 3 75.
De stoel weer uitklappen door aan de
ontgrendelhendel te trekken, de
rugleuning omhoog te brengen en de hendel los te laten. Rugleuning hoor‐
baar laten vastklikken.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 64.
Armsteun
Armsteun zo nodig omhoog of
omlaag zetten.
Verwarming
Druk op ß
voor de betreffende stoel
wanneer de motor loopt; de LED in de schakelaar licht op. Druk voor het
uitschakelen van de stoelverwarming
op het andere uiteinde van de tuimel‐ schakelaar.
De stoelverwarming wordt met een
thermostaat geregeld en schakelt
automatisch uit wanneer de stoeltem‐
peratuur hoog genoeg is.
Langdurig gebruik voor personen met een gevoelige huid wordt afgeraden.
Page 53 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen51Achterbank
Zitplaatsen achterin
Afhankelijk van de auto kunnen er
zitplaatsen achterin op de 2e rij en de
3e rij aanwezig zijn.
Achterinstap
Open voor toegang tot de stoelen op
de 3e zitrij (mits aanwezig) de
zijschuifdeur, druk de ontgrendelings‐
hendel op de neerklapbare toegangs‐
stoel op de 2e rij omlaag en klap de
rugleuning van de stoel naar voren.
Maak zo nodig de veiligheidsgordels
los uit hun gespen.
9 Waarschuwing
Controleer of de rugleuning naar
de juiste stand terug gaat en of de
veiligheidsgordelgespen goed
vastzitten.
Veiligheidsgordel omdoen en losma‐ ken 3 56.
Schuifdeur 3 32.
Zittingkussen
Afhankelijk van de versie kan het
zittingkussen in een van de
vijf standen worden gezet door de
band vooraan de stoel en het schuif‐
zittingkussen voorzichtig naar voren
of naar achteren te trekken.
Opbergvak onder passagiersstoel 3 76.
Zitplaatsen achterin neerklappen
en verwijderen9 Waarschuwing
Houd als de achterbank wordt
opgeklapt of verwijderd de handen en voeten uit het bewegingsge‐
bied.
Nooit onder het rijden de stoelen
verstellen, omdat dit oncontroleer‐ bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
Controleer vóór het achterin
plaatsnemen of de zitplaatsen
achterin en de rugleuningen
geheel zijn vastgeklikt.
Page 54 of 239
52Stoelen, veiligheidssystemen
Zorg vóór het neerklappen of verwij‐
deren van de zitplaatsen achterin ervoor dat de armsteunen helemaal
omhoog worden geklapt.
Haal voordat u de zitplaatsen achterin
neerklapt of verwijdert eerst de
buitenste veiligheidsgordels uit hun
gespen en berg de sluitingen op in
hun behuizing.
Steek bij de middelste zitplaats
achterin de sluiting in de gesp 1.
Zitplaatsen achterin neerklappen Bij sommige modellen kan de baga‐
geruimte worden vergroot door de
zitplaatsen achterin 3e rij (mits aanwezig) neer te klappen.
9 Waarschuwing
Bij het opklappen van de bank
voorzichtig zijn – oppassen voor bewegende delen. Ervoor zorgendat de bank goed vastzit wanneer
deze volledig ingeklapt is.
Verwijder zo nodig de hoofdsteunen
3 46.
Trek aan de ontgrendelingsband en
klap de rugleuning op de zitting.
Houd de vergrendelstangen vast en
breng ze tegelijkertijd bij elkaar.
Page 55 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen53
Stoel als geheel optillen en naar
voren klappen totdat deze in de inge‐
klapte voorste stand vastklikt.
Druk op de bovenkant van de
zitplaats en vergrendel deze op zijn
plaats door op de vergrendelingshen‐ dels (pijlen) te drukken. Controleer of
de zitplaats goed vastgeklikt is.
Voorzichtig
Zet omwille van de veiligheid geen
zware voorwerpen op de neerge‐
klapte zitplaatsen achterin.
Trek bij het terugzetten van de
zitplaats stoel als geheel aan de
vergrendelingsstangen, laat de
zitplaats voorzichtig zakken en zorg
dat de vergrendelingshendels goed
komen te staan en vastklikken.
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets
anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.
Zet de rugleuning omhoog en plaats
zo nodig de hoofdsteunen weer.
Zitplaatsen achterin verwijderen
Bij sommige modellen kan de baga‐
geruimte worden vergroot door de
achterbank 2e rij en 3e rij (mits
aanwezig) te verwijderen.9 Waarschuwing
Nooit onderweg de achterbank
verstellen, omdat dit oncontroleer‐
bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
9 Waarschuwing
Verwijderbare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te
demonteren.
Verwijder zo nodig de hoofdsteunen
3 46.
Achterbank ontgrendelen door de
pallen op de linker en rechter bank‐
bevestigingen omlaag te drukken en
naar voren te schuiven.
Page 56 of 239

54Stoelen, veiligheidssystemen
Breng de pallen omhoog en breng deachterbank naar achteren om hem
van de ankerpunten op het achterste
deel van de vloer vrij te maken.
Breng de achterbank omhoog en
breng hem weer naar achteren om
hem van de ankerpunten op het voor‐ ste deel van de vloer vrij te maken. De
achterbank kan vervolgens uit de
auto worden getild.
Verwijder de achterbank uitsluitend
door de zijschuifdeur (niet door de
achterdeuren/achterklep). Haal eerst
de achterbank 2e rij en dan de achter‐ bank 3e rij uit de auto.
Achterbank aanbrengen
Verzeker u er bij het opnieuw instal‐
leren van de stoelen van dat de rij met de opvouwbare stoel B correct vóór
de rij met de vaste stoelen A is
geplaatst.
Breng de achterbank uitsluitend door de zijschuifdeur aan (niet door de
achterdeuren/achterklep). Breng
eerst de achterbank 3e rij en dan de
achterbank 2e rij aan in de auto.
Voorzichtig
De zitplaatsen op de 2e en 3e rij
kunnen niet onderling worden
verwisseld en moeten op hun
oorspronkelijke plaats worden
teruggezet.
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets
anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.
Zet de bankmodule boven de voorste ankerpunten en druk de bankmodule
dan omlaag totdat deze over de bank‐ module zit.