Page 17 of 239
Kort en bondig15Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers 3 86, sproeier‐
vloeistof 3 173.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Aan hendel draaien:
7:uite:wisserf:sproeier
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 87,
Sproeiervloeistof 3 173.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 41.
Page 18 of 239
16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
Verwarming en ventilatie
● Luchtverdeling op V.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Koeling A/C aan.
● Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Klimaatregelsysteem 3 117.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
● Druk op Ê. Na activeren brandt
de LED in de toets.
● Temperatuur, luchtverdeling en koeling worden automatisch
geregeld en de ventilator draait
snel.
● Verwarming achterruit Ü 3 45
inschakelen.
Elektronisch klimaatregelsysteem 3 119.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
drie seconden na het bedienen van
het koppelingspedaal de ring op de
schakelpook omhoogtrekken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 148.
Page 19 of 239

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 190, 3 225.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 170.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 41,
3 47, 3 56.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten met sleutel
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: sleutel naar stand 2 draaien om voor te
verwarmen en wachten totdat
controlelamp ! op de instru‐
mentengroep dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 135.
Motor starten met Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel moet in de
auto zijn, in de kaartlezer of voorin in
het interieur.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Geen gas geven.
● Druk op START/STOP laat weer
los.
● Na korte tijd start de motor.
Aan/Uit-knop 3 133.
Page 20 of 239

18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn vervuld, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Als Ï op de instrumentengroep
brandt, duidt dit op een Autostop
3 101.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 137.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen
ondergrond of een oplopende
helling. Op een oplopende
helling bovendien de voorwie‐
len van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 25.
Activeer het vergrendelingssys‐
teem 3 37 en het diefstalalarm‐
systeem 3 38.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 169.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
Page 21 of 239
Kort en bondig1930 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, vergrendelingen 3 20,
auto een langere tijd stallen 3 168.
Page 22 of 239

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Car Pass .................................... 21
Handzender ............................... 21
Elektronisch sleutelsysteem ......23
Portiersloten .............................. 25
Centrale vergrendeling ..............25
Automatisch vergrendelen .........31
Kindersloten .............................. 32
Portieren ...................................... 32
Schuifdeur ................................. 32
Achterdeuren ............................. 33
Bagageruimte ............................ 35
Antidiefstalbeveiliging ..................37
Vergrendelingssysteem .............37
Diefstalalarmsysteem ................38
Startbeveiliging .......................... 40
Buitenspiegels ............................. 40
Bolle vorm ................................. 40
Handmatig verstellen .................40
Elektrische verstelling ................41
Inklapbare spiegels ...................41
Verwarmde spiegels ..................41Binnenspiegel .............................. 42
Handmatige dimfunctie ..............42
Automatische dimfunctie ...........42
Ruiten .......................................... 43
Voorruit ...................................... 43
Elektrisch bediende ruiten .........43
Achterste zijruiten ......................44
Achterruitverwarming ................45
Zonnekleppen ............................ 45Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat op de sleutelof op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Ga als de elektronische sleutel moet
worden vervangen met de auto naar
een werkplaats.
Sloten 3 204, Handzender 3 21,
Elektronisch sleutelsysteem 3 23,
Centrale vergrendeling 3 25, Motor
starten 3 135.
Page 23 of 239

Sleutels, portieren en ruiten21Car Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ● centrale vergrendeling 3 25
● bagageruimte 3 35
● vergrendelingssysteem 3 37
● diefstalalarmsysteem 3 38
De afstandsbediening heeft een
bereik van ongeveer vijf meter. Dit
kan beperkt worden door invloeden
van buitenaf. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de bediening op afstand.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor het systeem
opnieuw moet worden gepro‐
grammeerd in een werkplaats.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Bediening met fysieke sleutel 3 25.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Page 24 of 239

22Sleutels, portieren en ruitenBatterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Handzender met 2 toetsen en
3 toetsen
Boutje verwijderen en batterijvak
openen door een munt in de sleuf te
steken en de munt te verdraaien.
Batterij (type CR 2016) vervangen,
hierbij op de juiste plaatsing letten.
De twee helften van de behuizing op
elkaar plaatsen en erop letten dat ze
goed vastklikken.
Boutje terugplaatsen en aanhalen.
Elektronische sleutel
Een bericht op het Driver Information
Center geeft aan dat de batterij moet
worden vervangen 3 103.
Let op
In een noodsituatie kan de auto nog steeds worden vergrendeld/
ontgrendeld met behulp van de
fysieke noodsleutel in de behuizing
van de elektronische sleutel 3 23.Ontgrendelingsknop aan de zijkant
van de elektronische sleutel ingedrukt
houden en fysieke noodsleutel uit de
bovenkant trekken. Klik het batterijk‐
lepje op de achterkant van de elek‐
tronische sleutel los en druk op één kant van de batterij om deze los te
maken en te verwijderen.
Batterij (type CR 2016) vervangen,
hierbij op de juiste plaatsing letten.
Breng het batterijklepje weer aan en
steek de fysieke noodsleutel er weer
in.