Page 65 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen63Behalve de waarschuwing conform
ECE R94.02 moet een voorwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem omwille van de veiligheid uitsluitend
worden gebruikt volgens de instruc‐
ties en beperkingen in de tabel
Inbouwposities kinderveiligheidssys‐
temen 3 68.
U vindt het airbaglabel op de zonne‐
klep aan passagierszijde.9 Gevaar
Gebruik geen kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
met actieve frontairbag.
Airbag deactiveren 3 64.
Frontaal airbagsysteem Het frontairbagsysteem bestaan uit
een airbag in het stuurwiel en een airbag in het instrumentenpaneel aan
de passagierskant voorin. Ze zijn te
herkennen aan het opschrift
AIRBAG .
Het frontairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
aanrijding. Het contact moet inge‐
schakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk.
Stoelpositie 3 47.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omdoen
en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
Zijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in de rugleuning van beide
voorstoelen. Dit is te herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
aanrijding. Het contact moet inge‐ schakeld zijn.
Page 66 of 239

64Stoelen, veiligheidssystemen
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en de
heupen bij een zijdelingse aanrijding
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Gordijnairbagsysteem
De hoofdairbags bestaan uit een
airbag aan weerskanten in het
dakframe. Dit is te herkennen aan het
opschrift AIRBAG op de hemelbekle‐
ding.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Bij het aanbrengen van een kinder‐ veiligheidssysteem moet het passa‐
giersairbagsysteem gedeactiveerd
zijn conform de instructies in de tabel‐
len Inbouwposities kinderveiligheids‐
systemen 3 68.
De gordelspanners en alle andere
airbagsystemen blijven actief.
Afhankelijk van de auto staat er een
waarschuwing op het airbaglabel op
de zonneklep van de passagier voor.
Raadpleeg "Airbagsysteem" voor
nadere informatie 3 60.
Page 67 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen65
Het passagiersairbagsysteem kan via
een schakelaar aan de zijkant van het
instrumentenbord worden gedeacti‐ veerd. Open de passagiersdeur om
bij de schakelaar te komen.
Druk de schakelaar in en draai deze
om de positie te kiezen:* UIT:passagiersairbagsysteem
is gedeactiveerd en gaat
niet af bij een aanrijding.
Controlelamp *UIT brandt
ononderbroken in de
dakconsole 3 94, 3 97
en er verschijnt een bijbe‐
horend bericht op het Driver Information Center 3 102.Ó AAN:passagiersairbagsysteem
is actief.9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 68.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als controlelamp ÓAAN na het
inschakelen van het contact brandt
en controlelamp *UIT niet brandt,
gaat het passagiersairbagsysteem bij
een aanrijding af.
Als beide controlelampen ÓAAN en
* UIT tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Als controlelamp F 3 98 samen met
v 3 97 blijft branden, is er sprake
van een systeemstoring. De stand
van de schakelaar kan per ongeluk
zijn veranderd terwijl het contact aan
is. Draai het contact uit en weer aan
en zet de schakelaar weer in de juiste
stand. Als F en v toch nog blijven
branden, roep dan de hulp van een
werkplaats in.
Status alleen wijzigen tijdens stilstand met het contact uitgeschakeld. De
status blijft vervolgens tot de
volgende wijziging van kracht.
Controlelamp airbag deactiveren
3 97.
Page 68 of 239

66Stoelen, veiligheidssystemenKinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabel 3 68.
Airbag deactiveren 3 64.
Airbaglabel 3 60.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Top-Tether
Driepuntsgordel Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet 3 56.
Afhankelijk van de afmetingen van de
gebruikte kinderveiligheidssystemen
en de modelvariant, kunnen kinder‐
veiligheidssystemen worden beves‐
tigd op bepaalde zitplaatsen achterin
op de 2e en 3e rij 3 68.
ISOFIX-beugels Op de ISOFIX bevestigingsbeugels
staat het ISOFIX-logo of er is een
symbool op de zitting.
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX bevestigings‐
beugels.
Bij gebruik van ISOFIX-
bevestigingsbeugels mogen alge‐
meen voor ISOFIX goedgekeurde
kinderzitjes worden gebruikt.
Gebruik een Top-Tether-band in
combinatie met de ISOFIX-bevesti‐
gingsbeugels.
Toegestane montageplaatsen voor
ISOFIX -kinderveiligheidssystemen
worden in de tabellen gemarkeerd
met <, IL en IUF.
Page 69 of 239

Stoelen, veiligheidssystemen67Top-Tether-bevestigingsogenOp de achterkant van de stoel bevin‐
den zich Top-Tether-bevestigings‐ ogen.
Aanvullend op de ISOFIX-bevesti‐
gingsbeugels zet u de Top-Tether-
band vast aan de Top-Tether-beves‐
tigingsogen. Daarbij moet de bijbeho‐
rende gordel tussen de glijstangen van de hoofdsteun lopen.
ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie worden in
de tabel aangeduid met IUF 3 68.
Juiste systeem selecteren
De achterbank is de beste plaats om
een kinderzitje vast te maken.
Kinderen zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in vervoeren. Hierdoor
wordt de nog erg zwakke ruggengraat
van het kind bij een ongeval minder
belast.
Geschikt zijn veiligheidssystemen die voldoen aan de geldende UN ECE-
regelgeving. Raadpleeg de plaatse‐
lijke wetgeving en richtlijnen voor het
verplichte gebruik van kinderveilig‐
heidssystemen.
Het kinderveiligheidssysteem dat u
gaat monteren, moet geschikt zijn
voor het autotype.
Het kinderveiligheidssysteem moet
op de correcte positie in de auto
worden gemonteerd, zie de onder‐
staande tabellen.
Laat kinderen alleen aan de trottoir‐
kant van de auto uit- en instappen.
Wanneer het kinderveiligheidssys‐
teem niet wordt gebruikt, moet u vast‐
zetten met een veiligheidsgordel of
verwijderen.Let op
Kinderveiligheidssystemen niet
beplakken of met andere materialen afdekken.
Een kinderveiligheidssysteem dat
tijdens een aanrijding werd belast
moet worden vervangen.
Kindersloten 3 32, Centrale vergren‐
deling 3 25.
Page 70 of 239
68Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemVoorstoelen - bestelauto
Gewichts- of leeftijdsgroep
Enkele passagiersstoel 1Dubbele passagiersstoel
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbag
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbagmiddenbuitenste zitplaatsGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgXUXXUGroep I: 9 tot 18 kgXUXXUGroep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgXUXXU1:Voorwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen: Hoofdsteun verwijderen 3 46. Stoel zover mogelijk naar achteren
schuiven. Stoel in de hoogste stand zetten. Maximale hoek van de rugleuning is 25°. Stoelverstelling 3 48.
Page 71 of 239
Stoelen, veiligheidssystemen69Voorstoelen - combi, dubbele cabine
Gewichts- of leeftijdsgroep
Enkele passagiersstoel1Dubbele passagiersstoel
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbag
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbagmiddenbuitenste zitplaatsGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgXUXXUGroep I: 9 tot 18 kgXU 2XXU 2Groep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgXXXXX1:Stoel indien verstelbaar zo ver mogelijk naar achteren schuiven en in de hoogste stand zetten. Maximale hoek van
de rugleuning is 25°. Stoelverstelling 3 48.2:Achterwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen alleen voor deze gewichts- en leeftijdsgroep.
Achterbank - combi, dubbele cabine
Gewichts- of leeftijdsgroepZitplaatsen op 2e rij 1Bank op 3e zitrijGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgUUGroep I: 9 tot 18 kgU 2U2Groep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgU 2U2
Page 72 of 239

70Stoelen, veiligheidssystemen1:Schuif zo nodig de verstelbare voorstoel naar voren om een kinderveiligheidssysteem op deze zitplaatsen te instal‐leren. Wellicht is er bij auto's met vaste voorstoelen onvoldoende ruimte voor het installeren van specifieke kinder‐ veiligheidssystemen.2:Voorwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen: Verwijder de hoofdsteun 3 46 voordat u het kinderveiligheidssysteem
installeert. De stoel vóór de plek van de installatie mag niet verder dan op de helft van de rails naar achteren staan. Maximale hoek van de rugleuning is 25°. Stoelverstelling 3 48.U:Geschikt voor universele veiligheidssystemen in deze gewichts- en leeftijdscategorie bij gebruik van een driepunts‐
veiligheidsgordel.X:Stoelpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichts- en leeftijdscategorie.
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
GewichtsklasseMaat
klasseBevestigingVoorstoelenZitplaatsen op 2e rij 1Bank op 3e
zitrijMiddenBuitenste zitplaatsauto's met enkele
passagiersstoelauto's met dubbele
passagiersstoelGroep 0: tot 10 kgEISO/R1XXILILXGroep 0+: tot 13 kgEISO/R1XXILILXDISO/R2XXILXXCISO/R3XXILXX