Page 185 of 239
Verzorging van de auto1833. Lamphouder linksom draaien omdeze van het lamphuis te schei‐
den.
4. Bovenste lamp vervangen.
5. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
6. Kabelboomstekker weer op lamp‐
huis aansluiten.
7. Monteer het lamphuis met de twee bouten.
Binnenverlichting
Interieurverlichting voor en achter1. Maak het glas met een platte schroevendraaier compleet los
van de clips en de steller.
2. Lamp vervangen.
3. Lens plaatsen.
Laadruimteverlichting
1. Maak het glas met een platte schroevendraaier compleet los
van de clips.
2. Achterste afdekking op lamphuis verwijderen.
3. Lamp vervangen.
4. Achterste afdekking en lamphuis aanbrengen.
Verlichting handschoenenkastje
1. Lens compleet verwijderen meteen platte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Lens plaatsen.
Instrumentenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.
Page 186 of 239

184Verzorging van de autoElektrisch systeemZekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● links op het instrumentenpaneel, achter het afwerkingspaneel
● in de motorruimte, naast de accu
Let op
De zekeringenkast in motorruimte is alleen toegankelijk voor werkplaats‐
monteurs.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Er zitten verschillende typen zekerin‐
gen in de auto.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herken‐
baar aan de gesmolten draad. Zeke‐
ring pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Het wordt geadviseerd altijd een
volledige set zekeringen mee te
nemen. Dergelijke reservezekerin‐
gen kunnen in de zekeringenkast
worden bewaard.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle in deze
gebruikershandleiding beschreven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn. Raadpleeg het zeke‐
ringenkastlabel indien aanwezig.
Zekeringtrekker
Page 187 of 239
Verzorging van de auto185
Op het deksel van de zekeringenkastinstrumentenpaneel kan een zeke‐
ringtrekker zitten.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkastinstrumentenpaneel
De zekeringenkast zit aan de linker‐
kant van het instrumentenbord,
achter een bekledingspaneel.
Trek het bovenste deel van het bekle‐ dingspaneel weg om bij de zekerin‐
genkast te komen.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Page 188 of 239
186Verzorging van de auto
Page 189 of 239

Verzorging van de auto187Nr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatie‐
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aanslui‐
ting32Verwarmings- en recirculatie‐
systeem33Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutel‐
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
Page 190 of 239
188Verzorging van de autoNr.Stroomkring44Voorruitwissers45Verwarming/airco
Breng na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het bekledingspa‐
neel weer aan.
Boordgereedschap
Gereedschap
De krik, de wielsleutel, de wielbout‐
mof, de momentsleutel, adapters, de
wieldophaak en het sleepoog liggen
in een module onder de bestuurders‐
stoel.
Schuif de stoel naar voren en klap de rugleuning naar voren 3 48 om bij de
gereedschapskist te komen. U kunt de gereedschapskist vastzetten met
een vleugelmoer. Losmaken door
vleugelmoer linksom te draaien.
Wiel verwisselen 3 197, Reservewiel
3 199.
Auto’s met bandenreparatieset: De
wieldophaak en de momentsleutel
liggen in het koffertje met de banden‐ reparatieset, dat onder de bestuur‐
dersstoel opgeborgen is.
Bandenreparatieset 3 194.
Page 191 of 239

Verzorging van de auto189Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om
te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐ heid.Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐ turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Afhankelijk van de voorschriften die in
uw land gelden dient er een sticker in het zicht van de bestuurder te worden
aangebracht met daarop de toelaat‐
bare maximumsnelheid bij gebruik
van winterbanden.
Aanduidingen op banden
Bijv. 195/65 R 16 C 88 Q195:Bandbreedte in mm65:Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:Type koordlagen: RadiaalRF:Type: RunFlat16:Velgdiameter in inchesC:Cargo (bedrijfswagen)88:Kengetal voor draagvermo‐
gen, 88 komt bijv. overeen met 567 kgQ:Kenletter voor snelheidKenletter voor snelheid:Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Page 192 of 239

190Verzorging van de autoBandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
De bandenspanningsinformatiestic‐
ker op het bestuurdersportierframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
Breng de banden altijd op de op het
label vermelde spanningswaarden.
Bandenspanningswaarden 3 225.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden
verschillen afhankelijk van de diverse opties. Ga voor de juiste banden‐
spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 216.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 225.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.