Page 137 of 302

135
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Ingestelde snelheid.
8.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid
of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid
of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
4.
O
nderbreken / hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
T
oets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneelNa het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
6
Rijden
Page 138 of 302

136
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Inschakelen
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld
(ON), kunt u vervolgens de ingestelde snelheid
wijzigen:
-
d
oor op de toets 5 te drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen tablet,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
D
e waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
H
et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten.
D
e wijziging is opgeslagen.
F
D
raai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" :
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
De opgeslagen snelheden kunnen via
het menu "Rijhulpsysteem" worden
ingesteld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan
van snelheden.
Of:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3 :
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Rijden
Page 139 of 302

137
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing
in de snelheidsregelaar.
Laat dit controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "0". D
e informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven. Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door CITROËN zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan
de geprogrammeerde snelheid.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking
ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4
te drukken:
op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).
Onderbreken
Als de ingestelde snelheid wordt
overschreden, gaat de weergegeven
snelheid knipperen.
Het knipperen stopt zodra de ingestelde
snelheid weer is bereikt. Het onderbreken
van de
snelheidsregelaar geschiedt handmatig
met de toets, door het rem- of
koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen, door activering van
het ESP.
6
Rijden
Page 140 of 302

138
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Snelheden opslaan
Opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid).
U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen.F
D
ruk op de secundaire pagina op
" Inst. snelheden ".
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
F
S
electeer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt opslaan:
F
S
electeer het menu
" Rijhulpsysteem ".
F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
● snelheidsbegrenzer
of
● snelheidsregelaar.
F
D
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen. Als u op deze toets drukt, worden de
fabrieksinstellingen weer teruggezet.
Deze functie kan worden ingesteld via het
touchscreen tablet.
Rijden
Page 141 of 302

139
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Deze functie signaleert met behulp van sensoren
in de bumper obstakels in de nabijheid van de
auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.)
die binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die
aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in
de dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Parkeerhulp achter
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling
op het geluidssignaal. Op het display of op
het instrumentenpaneel worden blokjes
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen. Als de auto het
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het
symbool "Gevaar".
6
Rijden
Page 142 of 302

140
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Parkeerhulp vóór
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's voorzien van een
trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Storing
Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
schakelt het pictogram van de toets over
op de waarschuwingsmodus en knippert
het verklikkerlampje enige tijd waarna
het permanent blijft branden.
Er wordt een melding weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
F
D
ruk op " Parkeerhulp ".
H
et lampje van deze toets gaat
branden.
F
S
electeer het menu
" Rijhulpsysteem ".
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de
hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de sensoren.
Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het lampje dooft. Het uitschakelen van de parkeerhulp kan worden
geconfigureerd via het touchscreen tablet.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie Park Assist.
Uitschakelen/activeren van
de parkeerhulp vóór en
achter
Rijden
Page 143 of 302

141
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Achteruitrijcamera
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd
wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.
De beelden worden op het touchscreen tablet
weergegeven.De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand komt overeen met de
breedte van uw auto zonder de buitenspiegels).
De rode steep geeft een ruimte van 30 cm
direct achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
De groene strepen geven een afstand van circa
1 en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
De turquoise gebogen lijnen geven de
maximale draaicirkels weer.Wassen met een hogedrukreiniger
Bewaar een afstand van minimaal 30 cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger en de
lens van de camera.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven. Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
De achteruitrijcamera is gecombineerd
met het parkeerhulpsysteem.
6
Rijden
Page 144 of 302

142
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde
versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij
erop kan toezien dat de manoeuvre veilig wordt uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden
(extra brede banden, winterbanden enz.),
kan de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief worden beïnvloed.Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre.
Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
Rijden