Page 209 of 302
207
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Zekeringen motorruimte
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F1 40Airconditioning.
F2 30 / 40
Stop & Start.
F3 30Zekeringkast interieur.
F4 70Zekeringkast interieur.
F5 70Intelligente servicecentrale (BSI).
F6 60Motorventilateurgroep.
F7 80Intelligente servicecentrale (BSI).
F8 15Motormanagement, brandstofpomp.
F9 15Motormanagement.
F10 15Motormanagement.
F11 20Motormanagement.
F12 5Motorventilateurgroep.
F13 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F14 5Eenheid laadtoestand accu (motor zonder Stop & Start).
F15 5Stop & Start.
F17 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F18 10Grootlicht rechts.
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, bij de accu.
8
Storingen verhelpen
Page 210 of 302
208
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Zekering n r. Ampère
(A) Functies
F19 10Grootlicht links.
F20 30Motormanagement.
F21 30Startmotor.
F22 40Elektronisch gestuurde versnellingsbak.
F23 40ABS, ESC.
F24 20ABS, ESC.
F25 30Zekeringkast interieur.
F26 15Elektronisch gestuurde versnellingsbak.
F27 25Intelligente servicecentrale (BSI).
F28 30Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue
®).
F29 40Ruitenwissers vóór.
F30 80Elektronische eenheid voorgloeien.
F31 100Extra verwarming (diesel).
F32 80Elektrische stuurbekrachtiging.
Storingen verhelpen
Page 211 of 302

209
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
12V- ac c u
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de
motorkapsteun onder de motorkap om hem
geopend te houden,
F
b
eweeg het plastic beschermkapje omhoog
voor toegang tot de (+) klem.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Na het monteren van de accu duurt
het even voordat het Stop & Start-
systeem weer zal werken, hoe lang dit
duurt is afhankelijk van klimatologische
omstandigheden en de laadtoestand van
de accu (kan tot ongeveer 8
uur duren).
Voordat u werkzaamheden
uitvoer t
Zet de auto stil, trek de parkeerrem
aan, zet de versnellingsbak in de
neutraalstand en zet vervolgens het
contact af.
Controleer of alle elektrische functies
van de auto zijn uitgeschakeld. Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de
accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel D
omlaag te duwen.
8
Storingen verhelpen
Page 212 of 302

210
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
F Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
V
erwijder, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+).
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op
de pluspool (+) van de hulpaccu B .
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu (of op de motorsteun).
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien. Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
Start de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het
c ontact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
d e motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
-
…
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
Storingen verhelpen
Page 213 of 302

211
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Accu's bevatten schadelijke stoffen,
zoals zwavelzuur en lood. Accu's
moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu op te laden:
de accu moet eerst worden ontdooid om
explosiegevaar uit te sluiten. Als de accu
bevroren is geweest, laat deze dan eerst
controleren, voordat u hem laat opladen door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Zij controleren of de inwendige
componenten zijn beschadigd en of de
behuizing scheuren vertoont, waardoor giftige
en corrosie-veroorzakende accuzuren zouden
kunnen weglekken.
Keer de polariteiten niet om en gebruik uitluitend
een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is.
Als uw auto is uitgerust met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak, is het aanduwen van
de auto om de motor te starten niet toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F V olg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
S
luit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
C
ontroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen. Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het
opladen niet losgenomen te worden.
8
Storingen verhelpen
Page 214 of 302

212
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Slepen
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf:
-
a
ls de auto is gestrand op de autosnelweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de handrem los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op de grond,
-
bij
het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang…
U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
Het sleepoog
bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte of, volgens uitvoering,
onder de voorpassagiersstoel.
Storingen verhelpen
Page 215 of 302

213
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Slepen van een andere auto
F Druk op de onderzijde van het klepje in de achterbumper om het los te maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
F
D
ruk op de onderzijde van het klepje in de
voorbumper om het los te maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
Z
et de versnellingshendel in de
neutraalstand (of selecteer de stand N
bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak).
Slepen van uw auto
Het niet opvolgen van dit voorschrift kan
er toe leiden dat bepaalde componenten
(remsysteem, transmissie…) beschadigd
raken en dat de rembekrachtiger na het
starten mogelijk niet meer werkt. F
O
ntgrendel het stuurslot door de
contactsleutel één stand naar rechts te
draaien en zet de parkeerrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
8
Storingen verhelpen
Page 216 of 302

214
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2015
Brandstoftank leeg (Diesel)
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten.
e-HDi 92-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15
seconden en start de
motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
Blue HDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10 keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Storingen verhelpen