Page 129 of 302

127
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- op de toets N drukken om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
-
de versnellingsbak in de ingeschakelde versnelling laten
staan. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.
Parkeren van de auto
U dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
stand
N te selecteren.
Storing
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding - - - .
F
D
ruk op de toets N .
F
T
rap het rempedaal in.
F
Wacht ongeveer 30 seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde versnelling
op het instrumentenpaneel verschijnt.
F Druk op de toets D en vervolgens op de toets N .F Start, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar behoren.
Resetten
(elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5 versnellingen)
Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer. Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding - - - .
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
toets
N is ingedrukt en of de parkeerrem
is aangetrokken. Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
6
Rijden
Page 130 of 302

128
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
-
b
ij bepaalde hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
a
ls bij de elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand D is geselecteerd.Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze
verklikkerlampjes branden in combinatie met
een waarschuwingsmelding. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Trek de parkeerrem aan als u de auto
moet verlaten ter wijl de motor draait.
Rijden
Page 131 of 302

129
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
wordt automatisch in de STOP-stand gezet:
- als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
-
a
ls u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak , bij stilstaande auto of
een snelheid lager dan 8
km/h (volgens
uitvoering) de versnellingsbak in de
neutraalstand zet (selectiehendel in de
stand N ) of het rempedaal intrapt. Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-
stand is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of -afwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-teller
Een teller registreert hoelang de
STOP-stand in totaal tijdens een
traject is geactiveerd.
De teller kan worden weergegeven door de boordcomputer
(via het menu "
Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet).
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op
nul gezet.
6
Rijden
Page 132 of 302

130
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig intrapt.
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak:
● als
u, met de selectiehendel in de stand D,
het rempedaal loslaat,
● als
u, met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal losgelaten,
de schakelaar D indrukt,
● als
u de achteruitversnelling inschakelt.De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
bestuurder zijn veiligheidsgordel
losmaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 11
km/h (elektronisch gestuurde
versnellingsbak),
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.
Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het CITROËN-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitvoeren
bij een gekwalificeerde werkplaats,
bijvoorbeeld een servicepunt van
het CITROËN-netwerk, die over
alle deskundigheid en speciale
gereedschappen beschikt.
Rijden
Page 133 of 302

131
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Een storing in het systeem wordt
gesignaleerd in het menu
"Rijhulpsysteem " (hoofdpagina) van
het touchscreen tablet.
Storing
In het geval van een storing gaat het
pictogram van de toets over in de
waarschuwingsmodus en knippert het lampje
even, waarna het permanent blijft branden.
Als u op deze toets drukt om het systeem weer
in te schakelen, knippert het lampje nogmaals
even waarna het weer permanent blijft branden.Het uitschakelen van het Stop & Start-systeem kan
worden geconfigureerd via het touchscreen tablet.
Uitschakelen
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
Bij het rijden op een overstroomde weg
is het raadzaam de Stop & Start-functie
uit te schakelen en stapvoets te rijden. Het opnieuw inschakelen kan worden
geconfigureerd via het touchscreen tablet.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw
start.
F
D
ruk op " Stop & Star t ".
F
S
electeer het menu
" Rijhulpsysteem ".
Het lampje van deze toets blijft branden.
Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt
het Stop & Start-systeem weer ingeschakeld.
Het lampje van deze toets gaat uit.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden. Afhankelijk van de uitvoering kan er
daarnaast een waarschuwingsmelding
verschijnen, waarbij verzocht wordt om
de neutraalstand (toets N ) te selecteren
en opnieuw het rempedaal in te trappen.
U moet het contact uitzetten en de
motor opnieuw starten.
6
Rijden
Page 134 of 302
132
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/onderbroken.
7.
I
ngestelde snelheid.
8.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de maximumsnelheid.
3.
V
erhogen van de maximumsnelheid.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
T
oets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneelDe ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Rijden
Page 135 of 302

133
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F
U k
unt de werking van de snelheidsbegrenzer
tijdelijk onderbreken door nogmaals op de
toets 4 te drukken: het onderbreken wordt
bevestigd op het display (Pause). Nadat u de functie snelheidsbegrenzer
hebt geselecteerd (rolknop 1 in de stand
"LIMIT"
), kunt u als volgt de waarde van de
snelheidslimiet wijzigen:
-
d
oor op de toets 5 te drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen tablet,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel. H et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten. De opgeslagen snelheden kunnen
worden geprogrammeerd via het menu
"Rijhulpsysteem"
.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan
van snelheden.
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Het
inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Of:
- d ruk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
6
Rijden
Page 136 of 302

134
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, kan de
snelheidsbegrenzer niet altijd
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan
tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde
snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden, knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door CITROËN kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed is bevestigd,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Het knipperen van streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "0" . D
e informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
F
T
rap het gaspedaal met kracht
in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid. Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijden