Page 121 of 446

119
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Aangezien het motorkoppel op alle vier
wielen wordt overgebracht, heeft de
staat van de banden grote invloed op de
prestaties van de auto.
Controleer of de vier banden in goede
staat verkeren.
Vermijd zandgrond, modder en
andere plaatsen waar wielen kunnen
doorslippen.
bi
j slippende wielen wordt veel kracht
uitgeoefend op de overbrenging,
hetgeen ernstige storingen kan
veroorzaken.
ri
jd nooit met de auto door diep water.
Vermijd te geaccidenteerd terrein (kans
op beschadigen van de bodem of vast
blijven zitten op de top van een helling).
Storingen
Wanneer het pictogram van de geselecteerde
aandrijving knippert, schakelt de auto
automatisch over op voorwielaandrijving
"2WD" .
In dit geval is het niet meer mogelijk om een
andere aandrijving te selecteren met de knop A .
Als de melding "
sLoW DoWn" o
p het
instrumentenpaneel verschijnt, dient u de
aandrijving te laten afkoelen voordat u verder rijdt.
Als de pictogrammen "4WD" en
"L
oCk"
afwisselend knipperen en de
melding "
s
er
V
IC
e
re
QuIr
e
D
" op het
instrumentenpaneel verschijnt, is er een storing
en treedt het veiligheidssysteem in werking.
ra
adpleeg zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Sleep de auto uitsluitend met een
autotransporter.
bi
j het slepen van de auto mogen de
voor- of achter wielen nooit meedraaien,
zelfs niet wanneer tweewielaandrijving
"2WD" is ingeschakeld.Als bij uitvoeringen met
4-wielaandrijving het vervangen van
één of meer banden noodzakelijk is,
wordt geadviseerd alle 4
de banden
tegelijkertijd te vervangen. Gebruik
hiervoor vier identieke banden
(afmetingen, type en merk).
bi
j gebruik van banden waarbij de maat,
structuur of mogelijk slijtagepatroon
verschillend zijn, zouden onderdelen
van de aandrijving beschadigd kunnen
raken.
4
rijden
Page 122 of 446

120
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven
geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig: hiervoor moet de
auto minimaal 40
km/h rijden en moet de
tweede versnelling zijn ingeschakeld bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of door
activering van het A
sC
-systeem.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
bi
j het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen. De toetsen voor dit systeem bevinden zich aan
het stuurwiel.
1.
to
e t s "ON/OFF" : inschakelen/
uitschakelen van de snelheidsregelaar.
2.
t
o
e t s "COAST SET": opslaan van
een rijsnelheid en vermindering van de
kruissnelheid.
3.
to
e t s "ACC R ES": verhoging van de
kruissnelheid en terugkeren naar de
opgeslagen snelheid.
4.
t
o
e t s "CANCEL": uitschakelen van de
snelheidsregelaar.
Bediening op de stuurkolom
Wanneer u op de toets 1 drukt, gaat het lampje
" CRUISE" op het instrumentenpaneel branden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Instellen
F Druk op de toets 1 .
F st el de snelheid in door de wagensnelheid
op het gewenste niveau te brengen en druk
vervolgens op de toets 2
"COAST SET".
om w
eer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
na h
et afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
rijden
Page 123 of 446

121
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Verhogen van de ingestelde
snelheidVerlagen van de ingestelde
snelheidTijdelijk versnellen/
snelheid minderen
Tijdelijk versnellen
trap het gaspedaal normaal in. Als u het
pedaal weer loslaat, gaat u terug naar de
opgeslagen snelheid.
F
M
et de toets 2
"COAST SET"
:
-
d
oor achter elkaar te drukken kunt u de
snelheid in stappen van 1,6
km/h verlagen.
-
d
oor de toets ingedrukt te houden kunt u
de snelheid geleidelijk verlagen.
Laat, als de gewenste snelheid is bereikt, de
toets los en de nieuwe snelheid is opgeslagen.
F
M
et het rempedaal:
-
r
em om de gewenste snelheid te bereiken,
druk daarna op de toets 2
"COAST SET" .
Laat de toets los om de nieuwe snelheid op
te slaan.
F
M
et de toets 3
"ACC RES"
:
-
d
oor achter elkaar te drukken kunt u
de snelheid in stappen van 1,6
km/h
verhogen.
-
d
oor de toets ingedrukt te houden kunt u
de snelheid geleidelijk verhogen.
Laat, als de gewenste snelheid is bereikt, de
toets los en de nieuwe snelheid is opgeslagen.
F
M
et het gaspedaal:
-
g
eef gas om de gewenste snelheid te
bereiken en druk daarna op de toets
2
"COAST SET" . Laat de toets los om de
nieuwe snelheid op te slaan.
Tijdelijk snelheid minderen
trap het rempedaal in om snelheid te minderen.
Druk, om terug te gaan naar de opgeslagen
snelheid, op de toets 3
"ACC RES".
4
rijden
Page 124 of 446

122
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
bi
j een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
om t
e voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
-
z
org ervoor dat de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten boven
op elkaar.om d
e snelheidsregelaar uit te schakelen:
F
t
rap het rempedaal of de koppeling in, of
F
d
ruk op de toets 1
"ON OFF" , of
F
d
ruk op de toets 4
"CANCEL" .
Uitschakelen van de functie Opnieuw inschakelen van
de functie
Wanneer de snelheidsregelaar uitgeschakeld
is met de toets 4
"CANCEL", kunt u teruggaan
naar de opgeslagen snelheid door op de toets
3
"ACC RES" te drukken zodra u minimaal
40
km/h rijdt.
De snelheidsregelaar kan automatisch
uitgeschakeld worden:
F
w
anneer de auto langzamer rijdt dan
35
km/h.
F
w
anneer het actieve stabiliteitsprogramma
(A
s
C) wordt ingeschakeld.
rijden
Page 125 of 446

123
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven en
is zelf verantwoordelijk.
Parkeerhulp achter
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het
detectiebereik vallen.
be
paalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
bi
nnen een bepaalde afstand tussen de auto
en het obstakel klinkt het geluidssignaal
ononderbroken.
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het controlelampje in de toets gaat branden om
aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
4
rijden
Page 126 of 446
124
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Auto zonder trekhaakAuto uitgerust met trekhaak
Het bereik van de sensoren
wijzigen
F Druk op deze toets om het systeem uit te
schakelen.
F
D
ruk nogmaals enkele seconden op deze
toets en laat deze weer los.
De wijziging van het bereik wordt bevestigd
door een geluidssignaal dat:
-
t
weemaal klinkt voor auto's met trekhaak,
-
é
énmaal klinkt voor auto's zonder
trekhaak.
Bereik van de sensoren
bij auto's met trekhaak is het bereik van de sensoren anders dan bij auto's zonder trekhaak.
Wanneer u het systeem instelt op auto met trekhaak, valt het gebied A buiten het bereik van de
sensoren.
rijden
Page 127 of 446

125
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Grafische weergave
Parkeerhulp vóór
Uitschakelen / activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze
knop in te drukken. Het controlelampje in de
knop dooft.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het controlelampje
gaat branden.
Storing
Deze wordt geactiveerd zodra er bij
ingeschakelde versnelling (stand D bij
auto's met een CV
t-
versnellingsbak) en een
wagensnelheid van maximaal 10
km/h vóór de
auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan vijf seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als
er geen obstakel meer wordt gedetecteerd
of zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h. Vergeet niet het systeem uit te
schakelen zodra een aanhanger of
caravan wordt aangekoppeld.Zorg ervoor dat bij slecht weer of in
winterse omstandigheden de sensoren
niet bedekt zijn met modder, ijs of
sneeuw.
Als de snelheid van de auto lager
is dan 10
km/h, kan de parkeerhulp
geluidssignalen geven als reactie op
bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Als er een storing optreedt bij het inschakelen
van de achteruitversnelling, gaat het
controlelampje in de toets knipperen, in
combinatie met een geluidssignaal.
De grafische weergave
is een aanvulling op het
geluidssignaal. o
p h
et display
worden blokjes voor en/of
achter de auto weergegeven. Als een van de sensoren
defect is, knippert deze
op het display van het
instrumentenpaneel.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Deze blokjes knipperen bij het begin van
de manoeuvre en gaan permanent branden
binnen een bepaalde afstand tussen de auto en
een obstakel.
4
rijden
Page 128 of 446

126
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera van het optionele
navigatiesysteem vormt een aanvulling
op het parkeerhulpsysteem. De camera
wordt automatisch geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De beelden van de camera worden
weergegeven op het display van het
navigatiesysteem.
Het gedeelte (A)
geeft het bovenste deel van
de achterbumper weer.
De rode lijn geeft een afstand van 50
cm achter
het uiteinde van de achterbumper weer.
De groene lijnen geven de breedte van de auto
weer, waarbij aan weerskanten van de auto
20
cm is toegevoegd.
De markeringen op de groene lijnen komen
overeen met het uiteinde van de achterbumper
(B), een afstand van 1
meter achter het
uiteinde van de achterbumper (C) en een
afstand van 2
meter achter het uiteinde van de
achterbumper (D) .
on
danks de aanwezigheid van de
achteruitrijcamera moet de bestuurder
altijd waakzaam blijven.
re
inig de camera om de zoveel tijd met
een zachte, droge doek.
Wassen met een hogedrukspuit
Houd bij het wassen van de auto de
spuit op minimaal 30
cm van de lens
van de camera.
rijden