Page 113 of 446

111
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Functie stop & st art (Auto st op & Go)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G" op het
instrumentenpaneel of op het display
van het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt na enkele
seconden in de
sto
P
-stand:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak: wanneer u, ter wijl de
auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt,
de versnellingsbak in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
ta
nk nooit als de motor in de sto
P
-
stand staat, zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
stAr
t
/st
o
P
-knop.
Als de motor automatisch is
afgezet, functioneren bepaalde
componenten zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging op een andere wijze.
Houd daar rekening mee.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De stoP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
he
t bestuurdersportier geopend is,
-
d
e motorkap geopend is,
-
n
iet meer dan 30 seconden verstreken zijn
sinds het starten van de motor,
-
d
e auto sinds de laatste start niet sneller
dan 5
km/h heeft gereden,
-
d
e motor minder dan 10 seconden geleden
opnieuw is gestart,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten,
-
h
et verklikkerlampje "AS &G"
op het display van het
instrumentenpaneel knippert.
Dit is volkomen normaal.
De functie
s
t
op &
s
t
art (Auto
s
t
op & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
De functie
s
t
op &
s
t
art (Auto
s
t
op & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Als u de versnellingshendel bedient,
knippert als waarschuwing het
verklikkerlampje "AS &G" in combinatie
met een geluidssignaal.
Zodra de versnellingsbak weer in de
neutraalstand is gezet, verdwijnt deze
waarschuwing.
4
rijden
Page 114 of 446

112
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G" gaat
uit en de motor wordt automatisch
opnieuw gestart:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak : wanneer u het
koppelingspedaal volledig intrapt ter wijl de
versnellingsbak in de neutraalstand staat. De
stAr t- stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- de snelheid van de auto hoger is dan 3 km/h,
- he t bestuurdersportier wordt geopend,
-
de
bestuurder zijn veiligheidsgordel
losmaakt,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Als u het systeem met de motor in de
s
to
P
-stand uitschakelt, dan wordt de
motor niet opnieuw gestart.
u
kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de toets "AS &G O FF " in te
drukken.
Uitschakelen
In dat geval gaat het lampje "AS &G"
uit.
Dit is volkomen normaal. Het verklikkerlampje "AS &G O FF "
op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel
gaat branden.
Als in de
sto
P
-stand van de motor de
motorkap wordt geopend, knippert het
verklikkerlampje "AS &G" in combinatie
met een geluidssignaal. De motor wordt
dan niet automatisch opnieuw gestart.
Gebruik om de motor opnieuw te
starten de contactsleutel of druk op de
s
t
Ar
t
/s
to
P
-knop; houd daarbij het
rempedaal en het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
rijden
Page 115 of 446

113
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra de motor
met de sleutel of met de st
Ar
t
/s
to
P
-
knop wordt gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "AS &G O FF " .
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje "AS &G O FF " op het
instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel gaat uit.
Storingen
bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje
"AS &G O FF " op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel knipperen: het
systeem werkt dan niet meer.
Laat het systeem controleren door het CIt roËn-
n etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale
accu (raadpleeg voor meer informatie
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CI
t
ro
Ën
voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het "Auto st op & Go"-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de
sto
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. De volgende
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel of
op het display gaan branden:
Zet in dat geval het contact af en start de motor
met behulp van de sleutel of met de
st
Ar
t
/s
to
P
-knop.
4
rijden
Page 116 of 446

114
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
altijd waakzaam blijven.
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en permanent de spanning van de vier banden zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden ten opzichte van de in het systeem opgeslagen
referentiespanning detecteert. Deze referentiespanning moet worden gereset als de spanning van een band is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de identificatiecodes van de sensoren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats in het systeem zijn
opgeslagen.
u k
unt twee sets banden in het geheugen van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld: wielen met zomerbanden en wielen met winterbanden).
ee
n te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
on
danks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning (ook
die van het reservewiel) handmatig te
controleren.
ee
n te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit). De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3
bar.
rijden
Page 117 of 446

115
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
permanent in combinatie met de
weergave van een melding.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
ee
n lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band.
b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden
is/zijn gerepareerd of vervangen,
moeten de identificatiecodes van de
sensoren door het CI
t
ro
Ën
of een
gekwalificeerde werkplaats worden
opgeslagen.
Het reservewiel is niet voorzien van een
sensor. Daarom heeft het geen zin om
het systeem te resetten na de montage
van het reservewiel.
F
C ontroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Resetten van de
referentiespanning
Controleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
el
ke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
4
rijden
Page 118 of 446

116
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
u kunt het systeem resetten via het
m enuscherm, bij aangezet contact en
stilstaande auto.
F Druk meerdere keren op de knop INFO
om "RESET" (in het menu 2/3
of 3/3,
afhankelijk van het instrumentenpaneel)
te selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop INFO
minimaal 3
seconden ingedrukt om het
bandenspanningscontrolesysteem te
resetten.
Het knipperen van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem
wordt gereset.
De waarschuwing voor een te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar als
het systeem wordt gereset op het moment dat
de vier banden de juiste spanning hebben.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en vervolgens
permanent brandt in combinatie met een
melding, duidt dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als:
-
e
en of meer wielen niet zijn voorzien
van een sensor (bijvoorbeeld als een
reservewiel is gemonteerd),
-
d
raadloze apparatuur die gebruikmaakt
van dezelfde golflengte zich in de buurt van
de auto bevindt,
-
s
neeuw of ijs zich heeft opgehoopt in de
wielkasten of op de velgen,
-
d
e spanning van de batterij van het
bandenspanningscontrolesysteem
onvoldoende is,
-
d
e identificatiecodes van de druksensoren
van de velgen niet zijn opgeslagen door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de tweede in het systeem
opgeslagen set banden is gemonteerd,
wordt de waarschuwing voor een
storing weergegeven zolang de tweede
set niet in het configuratiemenu is
geselecteerd.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer
na een lekke band het wiel met de
originele velg, dat is voorzien van een
sensor.
rijden
Page 119 of 446

117
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Selecteren van de set
banden
Als u een tweede set banden in het systeem
hebt laten opslaan door het CItroËn- netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u
elke keer dat een set banden (winterbanden
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist
is gemonteerd in het configuratiemenu
selecteren.
Controleer na de montage van de
nieuwe set banden of de banden
de juiste spanning hebben (vermeld
op de bandenspanningssticker (zie
het hoofdstuk "Identificatie")).
b
r
eng
de banden indien nodig op de juiste
spanning. Via het menuscherm kunt u, bij aangezet
contact en stilstaande auto, de desbetreffende
set banden selecteren.
F
D
ruk meerdere keren op de knop INFO om
het menu voor het selecteren van de set
banden te selecteren (in het menu 3/3) .
F Houd vervolgens de knop INFO minimaal
3 seconden ingedrukt om in plaats van
de set banden nummer 1
de set banden
nummer 2
te selecteren, of omgekeerd. De spanning van de banden van de
nieuwe set wordt door het systeem
automatisch als referentiespanning
opgeslagen (het verklikkerlampje te
lage bandenspanning knippert tijdens
deze bewerking).
4
rijden
Page 120 of 446

118
C4-Aircross_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
elektronisch gestuurde vierwielaandrijving
Afhankelijk van de omstandigheden kunt u met dit systeem een type aandrijving kiezen.
De bestuurder kan handmatig kiezen uit drie typen aandrijving, afhankelijk van de gewenste prestaties.
u
kunt van type aandrijving wijzigen wanneer
de auto stilstaat of wanneer de auto rijdt.
Het type aandrijving kan worden gewijzigd door
aan de knop A te draaien.
Type aandrijving
selecteren
4WD AUTO (stand 1)
bij vier wielaandrijving wordt de auto optimaal
aangedreven, op elke ondergrond.
on
der normale omstandigheden wordt in deze
positie het koppel automatisch verdeeld over
de voor- en achter wielen.
Het koppel wordt voornamelijk overgebracht
op de voor wielen, de elektronische eenheid
bepaalt aan de hand van de grip op het wegdek
hoeveel koppel naar de achter wielen gaat.
Hierdoor is de wegligging altijd optimaal.
4WD LOCK (stand 2)
De auto kan ook permanent op alle vier wielen
worden aangedreven.
Deze aandrijving is het meest geschikt in
situaties waar de auto weinig grip heeft (zand,
modder, hellingen, ...).
2WD (stand 3)
In deze stand heeft de auto voor wielaandrijving.
Deze aandrijving leent zich het best voor rijden
op asfaltwegen waar de auto veel grip heeft
(droog wegdek).
Weergave op het instrumentenpaneel
na het wijzigen van het type aandrijving
knippert het bijbehorende pictogram op het
display van het instrumentenpaneel. Als de omstandigheden het toelaten,
raden wij u aan deze aandrijving te
kiezen.
rijden