Page 105 of 302

In-/uitschakelen1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Head-Up-display"
Weergave
Overzicht
Op het Head-Up Display wordt de volgende in‐
formatie weergegeven:
▷Snelheid.▷Navigatiesysteem.▷Check-Control-meldingen.▷Keuzelijst uit het instrumentenpaneel.▷Rijhulpsystemen.
Een deel van deze informatie wordt alleen in‐
dien nodig kortstondig weergegeven.
Weergaven in het Head-Up-Displayselecteren
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Weergegeven informatie"4.De gewenste weergaven in het Head-Up-
Display selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Helderheid instellen
De helderheid wordt automatisch aan het om‐
gevingslicht aangepast.
De basisinstelling kan handmatig worden inge‐
steld.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Helderheid"4.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.5.Controller indrukken.
Bij ingeschakeld dimlicht kan de verlichtings‐
sterkte van het Head-Up Display ook met be‐
hulp van de instrumentenverlichting worden
aangepast.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Hoogte instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Hoogte"4.Controller draaien tot de gewenste hoogte
is bereikt.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Rotatie instellen
Het beeld van het Head-Up Display kan om zijn
eigen as worden gedraaid.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Rotatie"4.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Speciale voorruit
De voorruit is een onderdeel van het systeem.
De vorm van de voorruit laat een nauwkeurige
projectie toe.
Een folie in de voorruit voorkomt dat het beeld
dubbel wordt weergegeven.
Seite 105WeergavenBediening105
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 106 of 302
Daarom wordt dringend geadviseerd, de speci‐
ale voorruit door een Service Partner van de fa‐
brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist te laten vervangen.Seite 106BedieningWeergaven106
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 107 of 302

VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingSymboolFunctieLicht uit
DagrijlichtStadslichtDimlichtInstrumentenverlichting
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakeld contact het be‐
stuurdersportier wordt geopend, wordt de bui‐
tenverlichting bij deze schakelaarstanden au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor evt. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 108, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Het dimlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Bij inrichting met Night Vision met Dynamic
Light Spot wordt een aanvullend accentlicht,
zie pagina 133, ingeschakeld.
Seite 107VerlichtingBediening107
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 108 of 302

Parkeerlicht
Principe De stadslichten kunnen aan één zijde als par‐
keerlicht worden ingeschakeld.
Inschakelen
Bij uitgeschakeld contact de hendel ca. 2 se‐
conden door het drukpunt heen naar boven of
naar beneden drukken.
Uitschakelen
Hendel in tegengestelde richting kort tot het
drukpunt drukken.
Begroetings- en
thuiskomverlichting
Begroetingsverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitrusting bij het parkeren
van de auto schakelaarstand
of .
Sommige verlichtingsfuncties worden bij het
ontgrendelen van de auto eventueel afhanke‐
lijk van de omgevingslichtsterkte kort inge‐
schakeld.
Inschakelen/uitschakelen Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Begroetingsverlichting"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Dimlicht brandt nog een bepaalde tijd, als bij
uitgeschakelde standby-modus van de radio
het lichtsignaal wordt geactiveerd.
Duur instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Thuiskomv.:"4.Duur instellen.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Automatische
verlichtingsregeling
Principe
Het dimlicht wordt afhankelijk van de omge‐
vingslichtsterkte automatisch in- of uitgescha‐
keld, bijv. in een tunnel, bij schemering of neer‐
slag.
Algemeen
Een blauwe hemel met laagstaande zon kan tot
inschakelen van de verlichting leiden.
Bij tunneluitritten overdag wordt het dimlicht
niet direct, maar pas na ca. 2 min uitgescha‐
keld.
Dimlicht blijft altijd ingeschakeld, zolang het
mistlicht ingeschakeld is.
Activeren Schakelaarstand:
Seite 108BedieningVerlichting108
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 109 of 302

Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzen van het systeem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks
de automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijv. mist of nevelig weer
niet herkennen. In dergelijke situaties moet de
verlichting handmatig worden ingeschakeld
om veiligheidsrisico's te voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Inschakelen/uitschakelen
In sommige landen is dagrijlicht verplicht,
daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet wor‐
den.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Dagrijlicht"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Adaptieve bochtverlichting
Principe
De adaptieve bochtverlichting is een variabele
koplampregeling, die een dynamische verlich‐
ting van het wegdek mogelijk maakt.
Algemeen
Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere
parameters volgt het koplamplicht het verloop van de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te ver‐
blinden, draait de adaptieve bochtverlichting
bij stilstand niet naar de bestuurderszijde.
Als bij een grensovergang naar landen waarin
aan de andere kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating de koplampen
worden veranderd, zie pagina 111, dan is de
adaptieve bochtverlichting evt. maar beperkt
beschikbaar.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de adap‐
tieve bochtverlichting uit een of meer syste‐
men:▷Variabele lichtverdeling, zie pagina 109.▷Hoekverlichting, zie pagina 110.▷Adaptieve koplampverstelling, zie pa‐
gina 110.
Activeren
Schakelaarstand
bij ingeschakeld contact.
Variabele lichtverdeling De variabele lichtverdeling zorgt, afhankelijk
van de snelheid, voor een nog betere verlich‐
ting van de rijbaan.
De lichtverdeling wordt automatisch aan de
snelheid aangepast.
▷Stadslicht: het verlichtingsbereik van het
dimlicht wordt uitgebreid aan de zijkanten.
Het stadslicht wordt ingeschakeld wanneer
bij het accelereren niet sneller wordt gere‐
den dan 50 km/h of bij het remmen langza‐
mer wordt gereden dan 40 km/h.▷Autosnelweglicht: de reikwijdte van het
dimlicht wordt vergroot. De snelwegver‐
lichting wordt ingeschakeld wanneer de
snelheid gedurende 30 seconden boven
110 km/h ligt of zodra de snelheid hoger is
dan 140 km/h. De snelwegverlichting wort
uitgeschakeld langzamer wordt gereden
dan 80 km/h.Seite 109VerlichtingBediening109
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 110 of 302

Hoekverlichting
In scherpe bochten, bijv. haarspeldbochten, of
bij het afslaan wordt tot een bepaald snel‐
heidsbereik een afslaglicht ingeschakeld dat
de binnenbocht verlicht.
De hoekverlichting wordt afhankelijk van de
stuuruitslag of richtingaanwijzers automatisch
ingeschakeld.
Bij het achteruitrijden wordt de hoekverlichting
eventueel onafhankelijk van de stuuruitslag au‐
tomatisch ingeschakeld.
Adaptieve koplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseert
het optrekken en afremmen, om het tegemoet‐
komend verkeer niet te verblinden en te zorgen
voor een optimale verlichting van de weg.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De adaptieve bochtverlichting heeft een func‐
tiestoring of is uitgevallen. Het systeem door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Grootlichtassistent PrincipeDe grootlichtassistent herkent vroegtijdig an‐
dere verkeersdeelnemers en schakelt afhanke‐
lijk van de verkeerssituatie het grootlicht auto‐
matisch in of uit. De functie zorgt ervoor dat
het grootlicht wordt ingeschakeld als de ver‐
keerssituatie dit vereist. Bij lage snelheden
wordt het grootlicht door het systeem niet in‐
geschakeld.
Algemeen
Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en voorliggende verkeeralsook op voldoende verlichting in bijv. de be‐
bouwde kom.
De bestuurder kan altijd ingrijpen en het groot‐
licht zoals gebruikelijk zelf in- en uitschakelen.
Bij een uitvoering met Selective Beam wordt
het grootlicht bij tegenliggers niet uitgescha‐
keld, maar worden alleen de gedeeltes uitge‐
schakeld die het tegemoetkomend verkeer
kunnen verblinden. In dit geval blijft het blauwe
controlelampje gewoon branden.
Als bij een grensovergang naar een land,
waarin aan de andere kant van de weg wordt
gereden dan in het land van toelating, de kop‐
lampen worden veranderd, zie pagina 111,
dan is de grootlichtassistent evt. maar beperkt
beschikbaar.
Activeren1.Afhankelijk van de uitrusting lichtschake‐
laar in stand
of draaien.
2.Toets op de richtingaanwijzerschakelaar
indrukken, pijl.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel gaat branden.
Met ingeschakeld dimlicht wordt ahet groot‐
licht automatisch in - en uitgeschakeld.
Het blauwe controlelampje op het in‐
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt in‐
geschakeld.
Seite 110BedieningVerlichting110
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 111 of 302

Uitschakelen
Bij handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht, zie pagina 77, wordt de grootlicht‐
assistent gedeactiveerd. Om de grootlichtas‐
sistent opnieuw te activeren, de toets op de
richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Grenzen van het systeem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke be‐
slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen,
anders bestaat er een veiligheidsrisico.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:▷Bij extreem ongunstige weersomstandig‐
heden zoals dichte mist of hevige neerslag.▷Bij de waarneming van verkeersdeelne‐
mers met slechte eigen verlichting, zoals
voetgangers, fietsers, ruiters, karren, bij
trein- of scheepsverkeer nabij de weg en
bij wildoversteekplaatsen.▷In scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoet‐
komend verkeer op de snelweg.▷In slecht verlichte dorpen en bij sterk re‐
flecterende borden.▷Als de voorruit in het gebied voor de bin‐
nenspiegel beslagen, verontreinigd of door
stickers, vignetten enz. bedekt is.
Mistlamp
Mistlamp Stads- of dimlicht moet ingeschakeld zijn.
Toets indrukken. Het groene controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 108, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van de mistlampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Geleidingsmistlamp
In schakelaarstand
wordt een geleiding-
mistverlichting ingeschakeld voor een bredere
verlichting tot een snelheid van 110 km/h.
Mistachterlicht Dimlicht of mistlampen moeten ingeschakeld
zijn.
Toets indrukken. Het gele controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 108, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht au‐
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdend verkeer
Algemeen
Bij de grensovergang naar landen waarin niet
aan dezelfde kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating, dienen de vol‐
gende maatregelen te worden genomen om
verblinding door de koplampen te voorkomen.
LED-koplampen, Xenon-koplampKoplampen omschakelen
De koplampomschakeling vindt plaats via
iDrive.
1."Instellingen"2."Licht"3."Koplampen"4."Koplampen bijstellen"
Der grootlichtassistent, zie pagina 110, is
evt. alleen beperkt beschikbaar.
De adaptieve bochtverlichting, zie pa‐
gina 109, is evt. alleen beperkt beschik‐
baar.Seite 111VerlichtingBediening111
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 112 of 302

InstrumentenverlichtingInstellen Voor de instelling van de licht‐
sterkte moet het stads- of dim‐
licht ingeschakeld zijn.
De lichtsterkte kan met de ge‐
kartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen
Interieurverlichting, beenruimteverlichting, in‐
stapverlichting en omgevingsverlichting wor‐
den automatisch gestuurd.
De helderheid wordt bij enkele uitrustingsvari‐
anten door de gekartelde knop voor de instru‐
mentenverlichting beïnvloed.
Overzicht1Interieurverlichting2Leeslampjes
Interieurverlichting handmatig in- en
uitschakelen
Toets indrukken.
Permanent uitschakelen: toets gedurende ca.
3 seconden indrukken.
Weer inschakelen: toets indrukken.
Leeslampjes handmatig in- en
uitschakelen
Toets indrukken.
De leeslampjes bevinden zich voor- en ach‐
terin naast de interieurverlichting.
Sfeerverlichting
Afhankelijk van de uitrusting kan de verlichting
in het interieur voor enkele lampen worden in‐
gesteld.
Kleurschema selecteren
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Licht"3."Lichtdesign"4.Gewenste instelling selecteren.
Om de sfeerverlichting te deactiveren: "Uit".
Helderheid instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Helderheid:"4.Helderheid instellen.Seite 112BedieningVerlichting112
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15