Page 73 of 302

Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop
worden afgezet of gestart.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.
Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
Steptronic versnelling:
1.Start/stop-knop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De automatische
start-stop-functie is gedeactiveerd.
De transmissiestand P wordt automatisch
ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.
Motorstart zoals gewoonlijk via de start/stop-
knop.
Automatische deactivering In bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Het systeem
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Parkeerrem
Principe De parkeerrem dient om de stilstaande auto te
beschermen tegen wegrollen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 74 of 302

Overzicht
Parkeerrem
Vastzetten Aan schakelaar trekken.
LED brandt.
Controlelampje gaat rood branden.
Parkeerrem is vastgezet.
Tijdens het rijden Gebruik tijdens het rijden is bedoeld als nood‐
remfunctie:
Schakelaar naar achteren drukken en inge‐
drukt houden. De auto remt krachtig zolang de
schakelaar wordt uitgetrokken.
Controlelampje gaat rood branden, er
klinkt een signaal en de remlichten
gaan branden.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Als de auto tot ca. 3 km/h wordt afgeremd,
wordt de parkeerrem vastgezet.
Vrijzetten
Met ingeschakeld contact:
Steptronic versnellingsbak: Schakelaar
bij ingedrukt rempedaal of ingeschakelde
keuzehendelstand P indrukken.
LED en controlelampje doven.
Parkeerrem is vrijgezet.
Automatisch loszetten Steptronic
versnellingsbak
Gaspedaal bedienen voor het automatisch vrij‐
zetten.
LED en controlelampje doven.
Onder de volgende voorwaarden wordt de par‐
keerrem door het bedienen van het gaspedaal
automatisch vrijgezet:▷Motor aan.▷Keuzestand ingeschakeld.▷Bestuurder heeft veiligheidsgordel omge‐
daan en portier is gesloten.
Automatic Hold
Principe Het systeem is behulpzaam door automatisch
vastzetten en losmaken van de rem, bijv. bij
stilstaand en langzaam rijdend verkeer.
De auto wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Op hellingen wordt bij het wegrijden achteruit‐
rollen verhinderd.
Overzicht
Automatic Hold
Seite 74BedieningRijden74
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 75 of 302

Voor de veiligheidWAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Onder de volgende voorwaarden wordt Auto‐
matic Hold automatisch gedeactiveerd en de
parkeerrem wordt vastgezet:
▷De motor wordt afgezet.▷In stilstand wordt een portier geopend en
de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.▷Tijdens het rijden wordt met de parkeer‐
rem geremd, totdat de auto stilstaat.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood en de tekst AUTO H dooft.
Activeren Activering is mogelijk bij gesloten bestuurder‐portier, bevestigde veiligheidsgordel en motor.
Toets indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H bran‐
den.
Controlelampje brandt.
Automatic Hold is ingeschakeld.
Uitschakelen Toets opnieuw indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H gaan
uit.
Automatic Hold is uitgeschakeld.
Als de auto door Automatic Hold wordt tegen‐
gehouden dan voor het uitschakelen tevens op
de rem trappen.
Bij het handmatig vastzetten van de parkeer‐
rem wordt Automatic Hold automatisch ge‐
deactiveerd.
Rijden
Automatic Hold is ingeschakeld: de auto wordt
na het remmen tot stilstand automatisch tegen
wegrollen beveiligd.
Controlelampje brandt groen.
Voor het wegrijden het gaspedaal in‐
drukken.
Rem komt automatisch los.
Controlelampje dooft.
ATTENTIE
Automatic Hold schakelt bij stilstaande
auto de parkeerrem in en verhindert in was‐
straten dat de auto gaat rollen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Voor het binnenrijden van de
wasstraat Automatic Hold deactiveren.◀
Parkeren
Parkeerrem wordt automatisch vastgezet als
de auto door Automatic Hold op zijn plaats
wordt gehouden en de motor wordt afgezet.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood.
Parkeerrem wordt niet vastgezet, als bij
het uitrollen van de auto de motor werd afge‐
zet. Automatic Hold wordt daarbij gedeacti‐
veerd.
Tijdens de motorstop door de automatische
start-stop-functie blijft Automatic Hold geacti‐
veerd.Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 76 of 302

WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Storing Auto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Met de hand ontgrendelen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Ingeval van een stroomonderbreking of elektri‐
sche storing kan de parkeerrem handmatig
worden ontgrendeld.
Ontgrendelen
Als de parkeerrem in verband met een defect
handmatig is ontgrendeld, kan deze alleen
door gekwalificeerde vakmensen weer in ge‐
bruik worden genomen.1.Linkerzijbekleding in de bagageruimte
openen.2.Schroevendraaier uit het boordgereed‐
schap in de lus van het ontgrendelings‐
punt, zie pijl, steken.3.Schroevendraaier krachtig tegen de me‐
chanische weerstand in omhoog trekken
tot een duidelijke krachttoename te be‐
speuren is en de parkeerrem goed hoor‐
baar ontgrendelt.4.Schroevendraaier opbergen en linker zijbe‐
kleding in de bagageruimte sluiten.
Na een stroomonderbreking
WAARSCHUWING
De werking van de parkeerrem is niet ge‐
waarborgd als deze handmatig is ontgrendeld
zonder dat zich een stroomonderbreking heeft
voorgedaan. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. Parkeerrem alleen in gebruik nemen als
deze vanwege een stroomonderbreking hand‐
matig is ontgrendeld.◀
Ingebruikneming
1.Contact inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukt rempedaal of
ingeschakelde keuzehendelstand P indruk‐
ken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Seite 76BedieningRijden76
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 77 of 302

Het controlelampje in het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
Richtingaanwijzer knippert driemaal.
De functie kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Driemaal knipperen"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Storing Ongewoon snel knipperen van de controle‐
lampje duidt op een uitgevallen richtingaanwij‐
zerlampje.
Bij rijden met aanhanger wijst de lamp evt. ook
op een uitgevallen knipperlicht van de aan‐
hangwagen.
Grootlicht, lichtsignaal
▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 78 of 302

AanwijzingenWAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀
ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.
Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Seite 78BedieningRijden78
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 79 of 302

Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde
regensensor: als de rit binnen ongeveer 15 mi‐
nuten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Intervaltijd of gevoeligheid van
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Ruitensproeiermonden Ruitensproeiermonden worden bij ingescha‐
keld contact automatisch verwarmd.
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar boven tot
door het drukpunt drukken en ca. 3 secon‐Seite 79RijdenBediening79
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 80 of 302

den ingedrukt houden tot de wissers onge‐
veer in verticale stand stilstaan.
Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.
1.Contact inschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken.
De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Algemeen
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir.
Vullen met een mengsel uit leidingwater, ge‐
concentreerde ruitenreiniger en eventueel an‐
tivries vóór het vullen mengen.
Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Sproeiervloeistof kan bij contact met
hete motoronderdelen ontbranden. Er bestaat
kans op letsel of schade. Sproeiervloeistof al‐
leen bij afgekoelde motor bijvullen. Vervolgens
de dop van het sproeiervloeistofreservoir volle‐ dig dichtdraaien.◀
ATTENTIE
Siliconenhoudende toevoegingen in de
sproeiervloeistof die ervoor zorgen dat het wa‐
ter van de ruiten parelt kunnen de sproeierin‐
stallatie beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Geen siliconenhoudende toevoegin‐
gen aan de sproeiervloeistof toevoegen.◀
ATTENTIE
Het gebruik van onverdunde en verschil‐
lende reinigingsvloeistof-concentraten of anti‐
vriesmiddelen kan tot schade aan de ruiten‐
sproeierinstallatie leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. Reinigingsvloeistof-concentraten
of antivriesmiddelen vóór het bijvullen verdun‐
nen. De aanwijzingen en mengverhoudingen
op de verpakkingen in acht nemen. Geen reini‐
gingsvloeistof-concentraten van verschillende
fabrikanten met elkaar mengen.◀
Overzicht
Het reservoir voor de sproeiervloeistof bevindt
zich in de motorruimte.
Steptronic versnellingsbak
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Seite 80BedieningRijden80
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15