Page 153 of 302

De configuratie wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
SPORT activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐strumentenpaneel SPORT wordt
weergegeven.
COMFORT
Voor een evenwichtige afstemming bij maxi‐
male koersstabiliteit.
COMFORT activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
In bepaalde situaties wordt automatisch naar
het programma COMFORT gewisseld, Auto‐
matisch wisselen van programma, zie pa‐
gina 151.
ECO PRO ECO PRO, zie pagina 226, biedt een conse‐
quent verbruiksverminderende afstemming
voor maximale actieradius bij maximale koers‐
stabilisering.
Comfortfuncties en de motorregeling worden
aangepast.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd.
ECO PRO activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel ECO PRO wordt
weergegeven.
ECO PRO configureren1.ECO PRO activeren.2."ECO PRO configureren"
Gewenste instellingen uitvoeren.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Geselecteerd programma Het geselecteerde programma
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Selectie van het programma Bij het drukken van de toets
wordt een lijst met de te selec‐
teren programma's weergege‐
ven. Afhankelijk van de uitrus‐
ting kan de lijst in het
instrumentenpaneel afwijken van de afbeel‐
ding.
Weergave op het Control Display
Het wisselen van programma kan voor korte
tijd op het Control Display worden weergege‐
ven.
Hiervoor de volgende instelling uitvoeren:1."Instellingen"2."Control-display"3."Info rijmodus tonen"Seite 153RijstabiliteitsregelsystemenBediening153
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 154 of 302

RijcomfortUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Actieve snelheidsregeling
met Stop & Go, ACC
Principe
Met dit systeem kan een gewenste rijsnelheid
worden gekozen die bij vrije rijbaan door de
auto automatisch wordt gehandhaafd.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een langzamere
voorligger aan.
De afstand die het systeem tot de voorligger
aanhoudt, kan worden gevarieerd.
Deze is om veiligheidsredenen snelheidsaf‐
hankelijk.
Om op afstand te blijven reduceert het sys‐
teem automatisch de snelheid, remt het even‐
tueel licht en versnelt het opnieuw als het
voorliggendevoertuig sneller beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af‐
remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeem
dit in het gegeven kader registreren. De eigen
auto wordt automatisch afgeremd en accele‐
reert weer.
Als het voorliggende voertuig na langere tijd
weer vertrekt, kort het gaspedaal bedienen of de betreffende toets indrukken om het sys‐teem weer te activeren. De auto accelereert
automatisch.
Zodra de rijbaan vrij is, wordt tot de gewenste
rijsnelheid versneld.
Deze wordt ook op neerwaartse hellingen wor‐
den gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan
de snelheid echter afnemen als het motorver‐
mogen niet toereikend is.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op be‐
paalde punten veranderen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀Seite 154BedieningRijcomfort154
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 155 of 302

Overzicht
Toetsen op stuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbre‐
ken, zie pagina 155Snelheid oproepen, zie pagina 157Afstand verkleinen, zie pagina 157Afstand vergroten, zie pagina 157Met file-assistent: afstand instellen,
zie pagina 157Tuimelschakelaar:
Snelheid handhaven, opslaan, wijzi‐
gen, zie pagina 156Met file-assistent: file-assistent aan/
uit, zie pagina 161
De volgorde van de toetsen varieert afhankelijk
van de landspecifieke of gekozen speciale uit‐
rusting.
Radarsensor
Om voorliggende voertuigen te detecteren,
bevat de bumper een radarsensor.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
Voor de waarneming van voertuigen wordt een
camera gebruikt.
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Snelheidsregeling in-/uitschakelen en
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsme‐
ter wordt op de huidige snelheid gezet.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.
▷Bij ingeschakeld systeem: tweemaal in‐
drukken.▷Bij onderbroken werking: eenmaal indruk‐
ken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen ge‐
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Seite 155RijcomfortBediening155
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 156 of 302

OnderbrekenToets op het stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
De werking van het systeem wordt in de vol‐
gende situaties automatisch onderbroken:▷Als er geremd wordt.▷Wanneer uit de keuzehendelstand D naar
een andere stand geschakeld wordt.▷Als DTC wordt geactiveerd of DSC wordt
gedeactiveerd.▷Als DSC regelt.▷Als met de rijbelevingsschakelaar SPORT+
wordt geactiveerd.▷Als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel
en het bestuurdersportier worden ge‐
opend.▷Als het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijv. op weinig bereden routes
zonder randbegrenzing.▷Wanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijv. door vuil of hevige neer‐
slag.▷Na een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheid aanhouden, opslaan,
wijzigen
Aanwijzingen WAARSCHUWING
De ingestelde snelheid kan abusievelijk
verkeerd ingesteld of opgeroepen worden. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Ingestelde
snelheid aan de verkeerssituatie aanpassen.
Verkeerssituatie observeren en in de betref‐
fende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen door te grote
snelheidsverschillen t.o.v. andere voertuigen,
bijv. in de volgende situaties:▷Snel van achteren naderen van een lang‐
zaam rijdend voertuig.▷Plotseling uitwijkend voertuig naar de ei‐
gen rijbaan.▷Snel naar stilstaande voertuigen toe rijden.
Er bestaat kans op letsel of levensgevaar. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Snelheid handhaven, opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin een‐
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnel‐
heid opgeslagen.
Deze wordt op de snelheidsmeter en kort op
het instrumentenpaneel afgebeeld, zie pa‐
gina 158.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheid wijzigen Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of
onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven
snelheid opgeslagen en bereikt voor zover de
verkeerssituatie dit toelaat.
Seite 156BedieningRijcomfort156
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 157 of 302

▷Drukken van de tuimelschakelaar tot het
drukpunt verhoogt of verlaagt de gewenste
rijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.▷Drukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de ge‐
wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand hou‐
den om de actie te herhalen.
Afstand WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe‐
perkingen kan pas laat afgeremd worden. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Ver‐
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstan‐
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.◀
Afstand verkleinen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 158, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Afstand vergroten Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 158, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Met file-assistent: afstand instellen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gewenste snelheid en afstand
oproepen
Tijdens het rijden Met ingeschakeld systeem de toets
indrukken.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen
snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:▷Bij het uitschakelen van het systeem.▷Bij het uitschakelen van het contact.
Bij stilstand
De auto wordt door het systeem tot stilstand
afgeremd:
▷Groene markering in de snelheidsmeter:
De eigen auto versnelt automatisch zodra
het voertuig in het detectiegebied van de
radarsensor wegrijdt.▷Markering in de snelheidsmeter verandert
in oranje: geen automatisch wegrijden.
Om automatisch te accelereren tot de ge‐
wenste snelheid, kort het gaspedaal bedie‐
nen of de RES-toets indrukken.
Roulerende balken in de afstandsindicatie ge‐
ven aan dat het voertuig in het detectiegebied
van de radarsensor weggereden is.
Het systeem is onderbroken, of de eigen auto
is actief door indrukken van de rem tot stil‐
stand gebracht en staat achter een ander voer‐
tuig:
1. Toets indrukken, om een opgesla‐
gen gewenste rijsnelheid op te roepen.2.Rem loslaten.3.Kort het gaspedaal bedienen, RES-toets of
tuimelschakelaar indrukken, als het voer‐
tuig voor u wegrijdt.Seite 157RijcomfortBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 158 of 302

Omschakelen tussen
snelheidsregeling met/zonder
afstandsregeling
WAARSCHUWING
Het systeem reageert niet op voorlig‐
gend verkeer, maar houdt de opgeslagen snel‐
heid aan. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Gewenste rijsnelheid aan de verkeers‐
situatie aanpassen en eventueel remmen.◀
Omschakelen naar snelheidsregeling zonder
afstandsregeling:
Toets indrukken en ingedrukt houden
of
Toets indrukken en ingedrukt houden.
Met file-assistent: toets ingedrukt
houden.
Om terug te schakelen naar snelheidsregeling
met afstandsregeling, de toets nogmaals kort
indrukken.
Na het omschakelen wordt een Check-Con‐
trol-melding weergegeven.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Gewenste snelheid▷Markering brandt groen:
systeem is actief.▷Markering brandt oranje:
systeem is onderbroken.▷Markering brandt niet: sys‐
teem is uitgeschakeld.
Met instrumentendisplay: analoog met
de markering van de gewenste rijsnel‐
heid wordt in de snelheidsmeter het
symbool weergegeven.
Korte statusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Voertuigafstand
De gekozen afstand tot het voorliggende voer‐
tuig wordt weergegeven.AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Is na inschakelen van het systeem
automatisch ingesteld. Komt over‐
een met ca. de helft van de waarde
van de km/h-weergave in meters.Afstand 4Systeem onderbroken of afstands‐
regeling gedeactiveerd omdat het
gaspedaal werd bediend zonder
identificatie voertuig.Afstandsregeling gedeactiveerd,
omdat het gaspedaal werd bediend
met identificatie voertuig.Roulerende balken: waargenomen voertuig is
weggereden.
ACC accelereert niet. Om te accelereren
ACC activeren door kort het gaspedaal te be‐
dienen, RES-toets of tuimelschakelaar te
drukken.Seite 158BedieningRijcomfort158
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 159 of 302

Controle- en waarschuwingslampjesSymbool brandt oranje:
Voorligger gedetecteerd.
Symbool knippert oranje:
Aan de voorwaarden voor het gebruik
van het systeem wordt niet meer vol‐
daan.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt tot
de actieve overname door het intrappen van de
rem of het gaspedaal.
Symbool knippert rood en er klinkt een
signaal:
Oproep om in te grijpen door remmen
en evt. uitwijken.
Weergaven in het Head-Up Display Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Afstandsinformatie Het symbool wordt weergegeven, als
de afstand tot de auto die voor u rijdt te
gering is.
De afstandsinformatie is in de volgende geval‐
len actief:▷Actieve snelheidsregeling uitgeschakeld.▷Weergave in het Head-Up Display geselec‐
teerd, zie pagina 104.▷Afstand te kort.▷Snelheid boven ca. 70 km/h.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Snelheidsbereik
Het optimale toepassingsgebied zijn goed in‐
gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h. De maximaal instelbare snelheid
hangt af van de auto.
Het systeem kan ook in stilstand worden geac‐
tiveerd.
Bij gebruik altijd de wettelijk voorgeschreven
maximale snelheid in acht nemen.
Na het overschakelen op snelheidsregeling
zonder afstandsregeling kunnen ook hogere gewenste rijsnelheden worden gekozen.
Detectiegebied
Het detectievermogen van het systeem en het
automatische remvermogen zijn beperkt.
Tweewielers worden bijv. mogelijk niet waar‐
genomen.
VertragingHet systeem vertraagt niet in de volgende situ‐
aties:
▷Bij voetgangers of dergelijke langzame ver‐
keersdeelnemers.▷Bij rode verkeerslichten.▷Bij kruisend verkeer.▷Bij tegemoetkomend verkeer.Seite 159RijcomfortBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 160 of 302

Invoegende voertuigen
Een voorligger wordt pas herkend, als deze
zich volledig op de eigen strook bevindt.
Bij het plotseling uitwijken van een voorligger
op uw rijstrook kan het systeem de ingestelde
afstand soms niet meer zelfstandig herstellen.
Dit geldt ook voor grote snelheidsverschillen
ten opzichte van voor u rijdende voertuigen,
bijv. bij het snel naderen van een vrachtauto.
Het systeem verzoekt u om bij een met zeker‐
heid gedetecteerde voorligger in te grijpen
door af te remmen en eventueel uit te wijken.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Rijden in bochten
Als de ingestelde snelheid te hoog is voor een
bocht, wordt de snelheid in de bocht iets ver‐
minderd, maar bochten worden niet van te vo‐
ren herkend. Daarom met aangepaste snelheid
een bocht inrijden.
In scherpe bochten kunnen in verband met het
beperkte detectiegebied van het systeem situ‐
aties optreden waarbij een voorligger niet of te
laat wordt herkend.
Bij het naderen van een bocht kan het systeem
in verband met de kromming van de bocht
kortstondig reageren op voertuigen die zich op
de andere rijstrook bevinden. Een eventuele
vertraging van de auto door het systeem kan
worden verholpen door kort te accelereren.
Na het loslaten van het gaspedaal is het sys‐
teem weer actief en wordt de snelheid weer
automatisch geregeld.
Wegrijden De auto kan bijv. in volgende situaties niet au‐
tomatisch vertrekken:
▷Bij steile hellingen.Seite 160BedieningRijcomfort160
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15