Bij niet-geactiveerde ACC: controle‐
lampje op het instrumentenpaneel
brandt.
Bij geactiveerde ACC: controlelampje
op het instrumentenpaneel brandt.
File-assistent kan worden gebruikt.
Bij ingeschakelde file-assistent is de per‐
soonswaarschuwing actief. De instelling op het
Control Display blijft ongewijzigd.
Uitschakelen Toets indrukken.
De weergave gaat uit. Opgeslagen gewenste
snelheid en afstand worden behouden door
ACC.
Het systeem voert geen stuurbeweging uit.
Onderbreken Bij ingeschakeld systeem toets in‐
drukken.
De werking van het systeem wordt in de vol‐
gende situaties automatisch onderbroken:▷Als er geremd wordt.▷Bij een snelheid boven 60 km/h.▷Bij het herkennen van slechts één rijbaan‐
begrenzing.▷Bij het verlaten van de snelweg of een ver‐
gelijkbare straat.▷Bij het loslaten van het stuurwiel.▷Bij een stuuringreep.▷Bij het verlaten van de eigen rijstrook.▷Bij het ontbreken van een voorligger.▷Bij ingeschakelde richtingaanwijzer.▷Bij een te smalle rijstrook.▷Bij stilstand van meer dan 3 seconden
stopt de acceleratie van de auto wanneer
de voorligger wegrijdt.Roulerende balk bij stilstaand voertuig:
Het systeem versnelt niet verder.
Om verder te versnellen, ACC activeren
door kort gas te geven, op RES-toets of tui‐
melschakelaar drukken.
Drukken op de RES-toets of de tuimelschake‐
laar: wanneer het voorliggende voertuig binnen
30 seconden wegrijdt, wordt de versnelling au‐
tomatisch geactiveerd. Bij langere stilstand
RES-toets of tuimelschakelaar opnieuw in‐
drukken.
Rood knipperend en geluidssignaal:
File-assistent is onderbroken. Het sys‐
teem voert geen stuurbeweging uit.
ACC is actief.
Indien voldaan is aan de systeemvereisten,
wordt het systeem automatisch opnieuw geac‐
tiveerd.
Bij het verlaten van het ondersteunde wegtype
wordt het systeem eerst onderbroken en ver‐
volgens uitgeschakeld.
Afstand WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe‐
perkingen kan pas laat afgeremd worden. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Ver‐
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstan‐
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.◀
Afstand instellen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Voertuigafstand
De gekozen afstand tot het voorliggende voer‐
tuig wordt weergegeven.Seite 163RijcomfortBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15