Page 209 of 302

Openen1.Aan de lus trekken en middenarmsteun
omlaag klappen.2.Toets indrukken.
Sluiten
Beide afdekkingen na elkaar terug naar binnen
drukken.
KleerhakenAanwijzingen WAARSCHUWING
Kledingstukken op de kledinghaken kun‐
nen tijdens het rijden het zicht beperken. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Kleding moet
zodanig aan de haken worden gehangen, dat
het zicht tijdens het rijden niet wordt belem‐
merd.◀
WAARSCHUWING
Bij ondeskundig gebruik van de kleding‐
haken kan bijv. bij rem- en uitwijkmanoeuvres
gevaar ontstaan door in het rond vliegende
voorwerpen. Er bestaat kans op letsel of
schade. Alleen lichte voorwerpen, bijv. kleding‐
stukken, aan de kledinghaken hangen.◀
Algemeen
Twee opklapbare kleerhaken bevinden zich
achterin. Voor het openklappen zijwaarts tegen
de rand drukken.
Opbergvakken in de
bagageruimte
Opbergruimte onder
bagageruimtebodem
Bagageruimtebodem omhoogklappen. De op‐
bergruimte onder de bagageruimtebodem is
onderverdeeld.
Boodschappentashouder WAARSCHUWING
Bij ondeskundig gebruik van de houder
kan bijv. bij rem- en uitwijkmanoeuvres gevaar
ontstaan door in het rond vliegende voorwer‐
pen. Er bestaat kans op letsel of schade. Al‐
leen lichte voorwerpen, bijv. boodschappen‐
tassen, aan de houders hangen. Zware bagage
uitsluitend met de nodige beveiliging in de ba‐
gageruimte transporteren.◀
Seite 209OpbergvakkenBediening209
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 210 of 302
Afhankelijk van de uitvoering bevinden zich
één of twee tassenhouders in de bagage‐
ruimte.
Spanband
Aan de linker zijbekleding bevindt zich een ba‐
gagespanband voor het bevestigen van kleine
voorwerpen.
Net
Kleinere voorwerpen kunnen in het net aan de
linker zijkant van de bagageruimte worden op‐
geborgen.
Zijopbergvak rechts In de bagageruimte bevindt zich aan de rech‐
terkant een waterdicht opbergvak.
Opbergvak aan de zijkant links
Aan het handvat trekken.
Sjorogen in de bagageruimte met railVoor het vastzetten van de bagage, zie pa‐
gina 219, zijn bevestigingsogen aangebracht
in de bagageruimte.
Kofferruimtenet, FlexNet
Voor het vastzetten van de bagage, zie pa‐
gina 219, kan ook het flexibele kofferruimtenet
gebruikt worden.Seite 210BedieningOpbergvakken210
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 211 of 302
Seite 211OpbergvakkenBediening211
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 212 of 302
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 213 of 302
Rijtips
Het hoofdstuk biedt u ondersteunende
informatie voor specifieke rij-omstandigheden of bijzonder gebruik.Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 214 of 302

Bij het rijden in acht nemenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Inrijden Algemeen
Bewegende onderdelen moeten op elkaar kun‐
nen inlopen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het ver‐
krijgen van een optimale levensduur en zuinig‐
heid voor de auto.
Tijdens het inrijden de Launch Control, zie pa‐
gina 84, niet gebruiken.
Opmerking WAARSCHUWING
Door nieuwe onderdelen en componen‐
ten kunnen veiligheids- en rijhulpsystemen
vertraagd reageren. Er bestaat gevaar voor on‐
gevallen. Na het inbouwen van nieuwe onder‐
delen of bij een nieuwe auto defensief rijden en
eventueel vroegtijdig ingrijpen. Inrij-aanwijzin‐ gen van de betreffende onderdelen en compo‐
nenten in acht nemen.◀Motor, versnellingsbak en differentieel
Tot 2000 km
Maximale motortoerental en snelheid niet
overschrijden:▷Bij benzinemotor 4500/min en 160 km/h.▷Bij dieselmotor 3500/min en 150 km/h.
Volledige belasting of kickdown beslist vermij‐
den.
Vanaf 2000 km
Toerental en snelheid kunnen geleidelijk wor‐
den verhoogd.
BandenDirect na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Remsysteem Remschijven en remvoeringen krijgen pas na
ca. 500 km een goed slijtage- en gedragspro‐
fiel. Tijdens deze inrijperiode beheerst rijden.
Na vervanging van onderdelen
Opnieuw de aanwijzingen voor het inrijden in
acht nemen, indien later bij het gebruik van de
auto de hierboven besproken componenten
worden vervangen.
Praktische tips voor het
rijden
Achterklep sluiten WAARSCHUWING
Een geopende achterklep steekt boven
de auto uit en kan bij een ongeval, rem- of uit‐
wijkmanoeuvre inzittenden en andere ver‐
keersdeelnemers in gevaar brengen of de auto
Seite 214RijtipsBij het rijden in acht nemen214
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 215 of 302

beschadigen. Tevens kunnen uitlaatgassen in
het interieur binnendringen. Er bestaat kans op
letsel of schade. Niet met geopende achter‐
klep rijden.◀
Als u niettemin met geopende klep moet rij‐
den:▷Alle ruiten en het glazen dak sluiten.▷De aanjagercapaciteit sterk verhogen.▷Rustig rijden.
Heet uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden kunnen hoge tempera‐
turen onder de carrosserie optreden, bijv. door
het uitlaatsysteem. Als brandbare materialen,
bijv. bladeren of gras, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontbranden. Er bestaat kans
op letsel of schade.
De aangebrachte hitteschilden niet verwijde‐
ren of van een anticorrosielaag voorzien. Erop
letten dat tijdens het rijden, bij stationair
draaien of bij het parkeren geen brandbare ma‐
terialen met hete onderdelen van de auto in
contact kunnen komen. Het uitlaatsysteem
niet aanraken.◀
Dieselroetfilter
In het dieselroetfilter worden roetdeeltjes op‐
gevangen en periodiek onder hoge temperatu‐
ren verbrand.
Tijdens de reinigingsduur van enkele minuten
kan het volgende optreden:
▷Motor draait tijdelijk wat onregelmatiger.▷Geluiden en lichte rookontwikkeling uit de
uitlaat tot kort na het afzetten van de mo‐
tor.▷Normale vermogensontwikkeling vereist
een iets hoger toerental.Warmtewerende voorruit
Het gemarkeerde vlak is niet voorzien van een
warmtereflecterende laag.
Dit vlak gebruiken voor afstandsbedieningen
van garagedeuren, apparatuur voor de elektro‐
nische tolheffing.
Mobiele communicatieapparatuur in
de auto
WAARSCHUWING
Voertuigelektronica en draadloze appara‐
tuur kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden.
Door de zendfunctie van draadloze apparatuur
ontstaat straling. Er bestaat kans op letsel of
schade. Indien mogelijk in het interieur de
draadloze apparatuur, zoals mobiele telefoons,
alleen gebruiken met een directe aansluiting
op de buitenantenne om wederzijdse storing te
voorkomen en de straling buiten het interieur
te houden.◀
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen kan zich tussen
banden en weg een laagje water vormen.
Dit staat bekend als aquaplaning en kan het
gedeeltelijke of totale verlies van het wegcon‐
tact tot gevolg hebben, waardoor de auto niet
meer bestuurbaar is en niet kan worden afge‐
remd.
Seite 215Bij het rijden in acht nemenRijtips215
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 216 of 302

Door water rijdenATTENTIE
Als te snel door hoog water wordt gere‐
den kan het water in de motorruimte, de elek‐
trische installatie of in de transmissie binnen‐
dringen. Er bestaat gevaar voor schade. Bij het
rijden door water de maximaal aangegeven wa‐
terhoogte en de maximumsnelheid voor het rij‐
den door water niet overschrijden.◀
Bij het rijden door water het volgende in acht
nemen:
Met interieurvoorverwarming:▷Alleen door rustig water rijden.▷Slechts door water met een hoogte van
max. 25 cm rijden.▷Max. stapvoets tot 5 km/h door water rij‐
den.
Zonder interieurvoorverwarming:
▷Alleen door rustig water rijden.▷Slechts door water met een hoogte van
max. 45 cm rijden.▷Max. stapvoets tot 5 km/h door water rij‐
den.
Veilig remmen
Uw auto is standaard met ABS uitgerust.
In situaties waarin dit nodig is een noodstop
uitvoeren.
De auto blijft bestuurbaar. Eventuele obstakels
met zo rustig mogelijke stuurbewegingen ont‐
wijken.
Het pulseren van het rempedaal en hydraulisch
regelgeluid wijzen erop dat het ABS in werking
is.
In bepaalde remsituaties kunnen de geperfo‐
reerde remschijven functiegeluiden veroorza‐
ken. Dit heeft echter geen invloed op het pres‐
tatieniveau en de bedrijfsveiligheid van de rem.
Voorwerpen in het bewegingsbereik
van de pedalen en in de beenruimte
WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
aan de vloer bevestigd kunnen worden. Geen
losse vloermatten gebruiken en niet meerdere
vloermatten over elkaar leggen. Erop letten dat
voldoende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Nat weer Bij nat weer, strooizout of sterke regen over
een afstand van enkele kilometers licht rem‐
men.
Andere verkeersdeelnemers daarbij niet hinde‐
ren.
Door de warmte die ontstaat drogen de rem‐
schijven en remvoeringen.
De remkracht staat indien nodig onmiddellijk
ter beschikking.
Afdalingen WAARSCHUWING
Lichte maar permanente druk op het
rempedaal kan hoge temperaturen, remblok‐
slijtage en mogelijk het uitvallen van het rem‐
systeem tot gevolg hebben. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Overmatige belasting van de
rem vermijden.◀
WAARSCHUWING
Bij stationair draaiende of afgezette mo‐
tor zijn veiligheidsrelevante functies beperkt of
niet meer beschikbaar, bijv. de remwerking van
de motor of de ondersteuning van remkrachtSeite 216RijtipsBij het rijden in acht nemen216
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15