▷Naast het kort aan de rechter schakelpad‐
del trekken, tevens kort aan de linker scha‐
kelpaddel trekken.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De keuzehendelstand wordt ge‐
toond, bijv.: P.
Parkeervergrendeling elektronisch
ontgrendelen
Algemeen De parkeervergrendeling elektronisch ontgren‐
delen om de auto uit de gevarenzone te ma‐
noeuvreren.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer de
startmotor de motor kan doordraaien.
Keuzehendelstand N inschakelen
1.Rempedaal indrukken.2.Start/stop-knop indrukken. De startmotor
moet hoorbaar aanslaan.3.Unlock-toets op de keuzehendel indrukken
en de keuzehendel in keuzehendelstand N
zetten en zo laten staan.
Desbetreffende Check-Control-melding
wordt weergegeven.4.Keuzehendel loslaten en binnen ca. 6 se‐
conden opnieuw in stand N zetten.
Stand N wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren
en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.Steptronic Sport versnellingsbak:
Launch Control
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op
stroef wegdek een optimale acceleratie moge‐
lijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroeg‐
tijdige slijtage van onderdelen, omdat deze
functie een zeer hoge belasting voor de auto
vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie pa‐
gina 214, gebruiken.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Een geoefende bestuurder kan in de modus
DSC OFF mogelijk betere acceleratiewaarden
realiseren.
Voorwaarden
Launch Control is beschikbaar bij bedrijfs‐
warme motor, dus na een ononderbroken rit
van minstens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet stu‐
ren.
Wegrijden met Launch Control
Bij draaiende motor:1. Toets indrukken of met de rijbele‐
vingsschakelaar SPORT+ kiezen.
Het instrumentenpaneel geeft TRACTION
weer en het controlelampje voor DSC OFF
gaat aan.2.Keuzehendelstand S inschakelen.3.Met de linkervoet krachtig het rempedaal
intrappen.4.Gaspedaal tot voorbij de weerstand van de
volgasstand intrappen en ingetrapt hou‐
den, kickdown.Seite 84BedieningRijden84
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan ca. 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF op het instru‐
mentenpaneel gaat branden en DSC OFF
wordt weergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de besturing
en het onderstel sportief afgesteld.
Dynamische stabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle- en waarschuwingslampjes
Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weer‐
gegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeac‐
tiveerd.
Dynamische tractiecontrole
DTC
Principe
Het DTC-systeem is een op tractie geoptimali‐
seerde variant van DSC.
Het systeem waarborgt bij bijzondere rijbaan‐
situaties, bijv. niet sneeuwvrij gemaakte rij‐
baan, of op losse ondergrond een maximale
tractie bij beperkte koersstabiliteit.
Bij geactiveerde DTC wordt maximale tractie
geleverd. De koersstabiliteit is bij het accelere‐
ren en bij het rijden in bochten beperkt.
Daarom zeer behoedzaam rijden.In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de DTC tijdelijk in te schake‐
len:▷Rijden dooiende sneeuw of op niet ge‐
ruimde, besneeuwde rijbanen.▷Auto vrij rijden of wegrijden uit diepe
sneeuw of op losse ondergrond.▷Rijden met sneeuwkettingen.
Dynamic Traction Control DTC
activeren/deactiveren
DTC activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRAC‐
TION weer en het controlelampje voor DSC
OFF gaat aan.
DTC deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij geactiveerde DTC wordt op het instrumen‐
tenpaneel TRACTION weergegeven.
Controlelampje brandt: dynamische
tractiecontrole DTC is geactiveerd.
xDrive xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
uw auto. Door het samenwerken van xDrive en
DSC worden tractie en rijdynamiek verder ver‐
beterd. Het vierwielaandrijvingssysteem xDrive
verdeelt de aandrijfkrachten afhankelijk van
rijsituatie en gesteldheid van de weg variabel
over voor- en achteras.
Seite 148BedieningRijstabiliteitsregelsystemen148
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
NiveauregelingPrincipe De niveauregeling zorgt voor een gelijkblij‐
vende wagenhoogte en bodemvrijheid. Hier‐
voor wordt de hoogte van de auto aan de ach‐
teras onder alle beladingstoestanden op een
ingesteld niveau gehouden.
Het systeem waarborgt een gelijk blijvend
comfort, aangezien de volledige veerweg on‐
der alle rij-omstandigheden constant wordt
gehouden.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven. Het systeem vertoont storing. De auto
heeft veranderde rijeigenschappen of een dui‐
delijk merkbaar beperkt rijcomfort. De dichtst‐
bijzijnde Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
een specialist opzoeken.
Rijbelevingsschakelaar
Principe Met de rijbelevingsschakelaar kunnen de rijdy‐
namiek-eigenschappen van de auto worden
aangepast. Daarvoor staan verschillende pro‐
gramma's ter beschikking, die via beide toet‐
sen van de rijbelevingsschakelaar en de DCS
Off-toets worden geactiveerd.Overzicht
Toets in de auto
Bediening van de programma's
ToetsProgrammaDSC OFF
TRACTIONSPORT+
SPORT
COMFORT
ECO PRO
Automatisch wisselen van programma In de volgende situaties wordt zo nodig auto‐
matisch naar COMFORT gewisseld:
▷Bij uitval van de dynamische stabiliteits‐
controle DSC.▷Bij bandenpech.▷Bij inschakelen van de handmatige snel‐
heidsbegrenzer, zie pagina 141.▷Bij activering van de snelheidsregeling in
de modus TRACTION of DSC OFF.
DSC OFF
De koersstabiliteit is bij het accelereren en bij
het rijden in bochten beperkt.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Seite 151RijstabiliteitsregelsystemenBediening151
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren: DSC OFF
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan ca. 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF op het instru‐
mentenpaneel gaat branden en DSC OFF
wordt weergegeven.
Het systeem DSC is uitgeschakeld.
Dynamische stabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle- en waarschuwingslampjes
Bij geactiveerde DSC OFF wordt DSC OFF
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC OFF is ge‐activeerd.
TRACTION Maximale tractie op losse ondergrond. Dyna‐
mische tractiecontrole DTC is ingeschakeld.
De koersstabiliteit is bij het accelereren en bij
het rijden in bochten beperkt.
TRACTION activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRAC‐
TION weer en het controlelampje voor DSC
OFF gaat aan.
TRACTION deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.Controle- en waarschuwingslampjes
Bij geactiveerde TRACTION wordt op het in‐
strumentenpaneel TRACTION weergegeven.
Controlelampje brandt: TRACTION is
geactiveerd.
SPORT+
Sportief rijden met geoptimaliseerde onder‐ stelafstelling en aangepaste aandrijving bij be‐
perkte koersstabilisering.
Dynamische tractiecontrole is ingeschakeld. De bestuurder neemt een deel van de stabili‐
satietaak over.
SPORT+ activeren Druk zo vaak op de knop tot in de toe‐
renteller SPORT+ en in het instru‐
mentenpaneel het controlelampje voor DSC
OFF gaat branden.
Automatisch wisselen van programma
Bij het inschakelen van de handmatige snel‐
heidsbegrenzer of bij activering van de snel‐
heidsregeling wordt automatisch gewisseld
naar de rijmodus SPORT.
Controle- en waarschuwingslampjes
Op het instrumentenpaneel wordt SPORT+
weergegeven.
Controlelampje DSC OFF brandt: dy‐
namische tractiecontrole is geacti‐
veerd.
SPORT Consequente sportieve aanpassing van de on‐
derstelafstelling en aandrijving voor grotere
wendbaarheid bij het rijden met maximale
koersstabiliteit.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd.Seite 152BedieningRijstabiliteitsregelsystemen152
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Weergave in het Head-Up-DisplayDe aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte kan ook op het Head-Up-
Display weergegeven worden.
Weergaven op het Control Display
Een extra symbool geeft het herkende route‐
gedeelte aan:SymboolNaderend routegedeelteSnelheidslimiet, resp. begin van de
bebouwde kom.Kruising resp. afslaan, afrit van een
snelweg.Bocht.Rotonde.
Anticipeerhulp gebruiken
Er wordt een naderend routegedeelte weerge‐
geven:
1.Gas terugnemen.2.Auto laten uitrollen totdat het weergege‐
ven routegedeelte is bereikt.3.Eventueel de snelheid aanpassen door te
remmen.
Grenzen van het systeem
Het systeem is in de volgende situaties niet
beschikbaar:
▷Snelheid onder 50 km/h.▷Bij tijdelijke en variabele snelheidsbegren‐
zingen, bijv. bij wegwerkzaamheden.▷Als de kwaliteit van de navigatiegegevens
onvoldoende is.▷Zolang de snelheidsregeling actief is.▷Tijdens het rijden met een aanhangwagen.Uitrollen
Principe Het systeem helpt om brandstof te besparen.
Daarvoor wordt onder bepaalde voorwaarden
in de keuzehendelstand D de motor automa‐ tisch van de transmissie ontkoppeld. De auto
rolt met minder verbruik stationair verder. De
keuzehendelstand D blijft daarbij ingeschakeld.
Deze rijmodus wordt uitrollen genoemd.
Zodra het rem- of gaspedaal wordt ingedrukt,
wordt de motor automatisch weer aangekop‐
peld.
Aanwijzingen Uitrollen maakt deel uit van de rijmodus ECO
PRO, zie pagina 226.
Bij het inschakelen van de rijmodus ECO PRO met de rijbelevingsschakelaar wordt de uitrol-
functie automatisch geactiveerd.
De functie is een bepaald snelheidsbereik be‐
schikbaar.
Een anticiperende rijstijl helpt om de functie zo
vaak mogelijk te gebruiken en ondersteunt de
verbruiksverlagende werking van het uitrollen.
Veiligheidsfunctie
De functie is niet beschikbaar, als aan een van
de volgende voorwaarden is voldaan:▷DSC OFF of TRACTION geactiveerd.▷Rijden in het dynamische grensbereik als‐
mede op steile hellingen.▷Acculaadtoestand tijdelijk te laag of te
hoge stroombehoefte in het boordnet.▷Snelheidsregeling geactiveerd.▷Aanhangergebruik.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De functie is in de rijmodus ECO PRO in het
snelheidsbereik van ca. 50 km/h tot 160 km/h
Seite 230RijtipsBrandstof besparen230
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Toevoegingen, olie 254
Top View 173
Totaalgewicht 283
Totaalgewicht, toege‐ staan 283
Touchpad 19
Tractiecontrole 148
TRACTION-programma, rij‐ dynamiek 152
TRACTION, rijdynamiek 148
Trekhaak 223
Trekken van een aanhan‐ ger 221
Trekken van een aanhanger, gegevens 284
U
Uitgebreide airconditio‐ ning 185
Uitgebreide BMW online diensten, zie Handleiding
over navigatie-, entertain‐
ment- en communicatiesys‐
teem
Uitgeklapte stand, ruitenwis‐ ser 79
Uitlaatsysteem 215
Uitrollen 230
Uitrollen bij stationair draaien 230
Uitrusting, interieur 195
Uitrusting van de auto 7
Uitvalmelding, zie "Check- Control" 90
Universele afstandsbedie‐ ning 195
Unlock-toets, Steptronic ver‐ snellingsbak 81
USB-aansluiting 200
V
Variabele besturing 150
Veiligheidsgordels 55 Veiligheidsgordels, onder‐
houd 278
Veiligheidspakket, zie Active Protection 143
Veiligheidsschakelaar, rui‐ ten 48
Veiligheidssystemen, air‐ bags 113
Veiligheidssystemen voor kinderen 63
Veilig remmen 216
Veilig zitten 51
Ventilatie 188
Ventilatierooster, zie Ventila‐ tie 188
Ventilator, zie Luchthoeveel‐ heid 183, 187
Ventileren, zie Interieurvoor‐ ventilatie-/verwarming 190
Ventileren, zie Ventilatie 188
Veranderingen, technische, zie Eigen veiligheid 7
Verbruik, zie Gemiddeld ver‐ bruik 101
Verchroomde delen, onder‐ houd 277
Verder rijden met een be‐ schadigde band 119, 122
Vergrendelen/ontgrendelen met afstandsbediening 36
Vergrendelen/ontgrendelen via portierslot 38
Vergrendelen, automa‐ tisch 45
Vergrendelen, instellingen 44
Verlichting 107
Verlichtingsregeling, automa‐ tisch 108
Verschuifbare zonneklep 197
Versnellingsbak, zie Steptro‐ nic versnellingsbak 80
Vertical Dynamic Control 150
Vervangen van banden 243
Vervangen van de accu, accu 267
Vervangen van lampen 261 Vervangen van onderde‐
len 260
Vervangen van wielen 243
Vervangen van wielen/ banden 243
Vervanging van de batterij, af‐ standsbediening auto 33
Vervoeren van kinderen 63
Verwarmen, zie Interieurvoor‐ verwarmen 190
Verwerking, accu auto 268
Verwisselen van een wiel 264
Verzorging, displays 278
Verzorging van bekledings‐ stof 277
Vierwielaandrijving 148
VIN, zie Voertuigidentificatie‐ nummer 9
Vloerbedekking, verzor‐ ging 278
Vloermatten, verzorging 278
Vocht in koplampen 262
Voertuigaccu 267
Voertuigidentificatienum‐ mer 9
Voetrem 216
Voorgeschreven motorolie‐ soorten 254
Voorkeuzetoetsen, iDrive 22
Voorruit, warmtewerend 215
Voorstoelen 51
Vuldruk, banden 241
Vuldrukwaarschuwing RPA, banden 120
Vulopening motorolie 253
Vulpijp motorolie 253
Vulspanningscontrole, ban‐ den 117
W Waakzaamheidshulp 143
Waarschuwingen, zie "Check- Control" 90
Waarschuwing rijbaan verla‐ ten 137 Seite 299Alles van A tot ZOpzoeken299
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15