Dimlicht 107Automatische verlichtingsrege‐
ling 108
Adaptieve bochtverlichting 109
Grootlichtassistent 110Instrumentenverlichting 112Night Vision, warmtebeeld in-/
uitschakelen 1337Stuurkolomschakelaar, linksRichtingaanwijzers 77Grootlicht, lichtsignaal 77Grootlichtassistent 110Parkeerlicht 108Boordcomputer 1008Toetsen op stuurwiel, linksSnelheidsbegrenzer 141Snelheid oproepen 165, 154Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 154Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 165File-assistent aan/uit 161File-assistent: snelheidsregeling,
afstand instellen 154Snelheidsregeling, afstand ver‐
kleinen 154Snelheidsregeling, afstand ver‐
groten 154Tuimelschakelaar voor snelheidsrege‐
ling 165, 1549Schakelpaddels 8310Instrumentenpaneel 8611Toetsen op stuurwiel, rechtsEntertainmentbronVolumeSpraakinvoer 25Telefoon, zie Handleiding over
navigatie-, entertainment- en
communicatiesysteemGekartelde knop voor selectielijsten 10012Stuurkolomschakelaar, rechtsRuitenwisser 77Regensensor 78Ruiten en koplampen reini‐
gen 7713Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 70Automatische start-stop-func‐
tie 7114Claxon, gehele vlak15Stuurwielverwarming 62Seite 13BedieningsorganenOverzicht13
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Batterij vervangen1.Geïntegreerde sleutel uit de afstandsbe‐
diening nemen.2.De geïntegreerde sleutel onder het batte‐
rijvakdeksel aanbrengen, pijl 1, en dit met
een hefboombeweging van de geïnte‐
greerde sleutel optillen.3.Batterijvakdeksel verwijderen, pijl 2.4.Batterij van hetzelfde type met de pluskant
naar boven plaatsen.5.Deksel terugdrukken.
Oude batterijen door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Nieuwe afstandsbedieningen
Nieuwe afstandsbedieningen zijn bij een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist ver‐
krijgbaar.
Verlies van afstandsbedieningen
De verloren afstandsbediening kan worden ge‐
blokkeerd door een Service Partner van de fa‐
brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist.
Noodherkenning van de
afstandsbediening
Ook in een van de volgende situaties kan het
contact worden ingeschakeld of de motor wor‐
den gestart:
▷Storing van de signaaloverdracht naar de
afstandsbediening door externe bronnen,
bijv. door zendmasten.▷Lege batterij van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door
draadloze apparatuur in directe nabijheid
van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door het
opladen van mobiele apparaten, bijv. een
mobiele telefoon.
Bij een poging tot inschakeling van het contact
of een start van de motor wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Motor starten via probleemherkenning
van de afstandsbediening
Bij Check-Control-melding de afstandsbedie‐
ning met de achterkant op de markering tegen
de stuurkolom houden. De achterkleptoets op
de afstandsbediening moet zich op de hoogte
van de markering bevinden. Binnen 10 secon‐
den, met ingetrapte rem, op de start/stop-knop
drukken.
Wanneer de afstandsbediening niet wordt her‐
kend: de positie van de afstandsbediening in
de hoogte iets veranderen en de procedure
herhalen.
Personal Profile
Principe Via Personal Profile kunnen individuele instel‐
lingen van meerdere bestuurders worden op‐
Seite 33Openen en sluitenBediening33
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
3."Opties" oproepen.4."Gebruikerslijst bij start"
Met de afstandsbedieningOpmerking WAARSCHUWING
Personen of huisdieren in de auto kun‐
nen de portieren van binnenuit vergrendelen
en zichzelf insluiten. De auto kan dan niet van
buitenaf worden geopend. Er bestaat kans op
letsel. Afstandsbediening meenemen, zodat de
auto van buitenaf kan worden geopend.◀
Ontgrendelen Toets van de afstandsbediening in‐
drukken.
Afhankelijk van de instellingen, zie pagina 44,
worden de volgende toegangen ontgrendeld.
▷Het bestuurdersportier en de tankdopklep.▷Alle portieren, de achterklep en de tank‐
dopklep.
Daarnaast worden de volgende functies uitge‐
voerd:
▷De interieurverlichting wordt ingeschakeld,
bij duisternis wordt tevens de omgevings‐
verlichting ingeschakeld. Deze functie is
niet beschikbaar wanneer de interieurver‐
lichting handmatig wordt uitgeschakeld.▷Bij activering van deze functie wordt de be‐
groetingsverlichting ingeschakeld.▷De via comfortsluiten ingeklapte buiten‐
spiegels worden uitgeklapt.▷De installatie voor diefstalbeveiliging wordt
uitgeschakeld.▷De alarminstallatie, zie pagina 45, wordt
uitgeschakeld.Comfortopenen
Toets afstandsbediening na ontgren‐
delen ingedrukt houden.
Zolang de toets op de afstandsbediening
wordt ingedrukt, worden de ruiten en het gla‐
zen dak geopend.
Vergrendelen WAARSCHUWING
Bij sommige landuitvoeringen is ontgren‐
delen van binnenuit niet mogelijk als de auto
van buitenaf is vergrendeld.
Als personen een langere tijd in de auto moe‐
ten doorbrengen en daarbij aan overmatige
warmte of koude worden blootgesteld, bestaat
er kans op letsel of levensgevaar. De auto niet
van buitenaf vergrendelen als zich daarin per‐
sonen bevinden.◀
Het bestuurdersportier moet gesloten zijn. Toets van de afstandsbediening indruk‐
ken.
Alle portieren, de achterklep en de tankdop‐
klep worden vergrendeld.
De installatie voor diefstalbeveiliging wordt in‐
geschakeld. Deze verhindert dat de portieren
via de vergrendelingsknoppen of de portier‐
openers worden ontgrendeld.
De alarminstallatie, zie pagina 45, wordt in‐
geschakeld.
Wanneer de auto bij het vergrendelen twee‐
maal claxoneert, is het contact nog ingescha‐
keld. In dit geval de motor or het contact via de
start-/stop-toets uitschakelen.
Comfortsluiten Toets afstandsbediening na vergrende‐
ling ingedrukt houden.
De ruiten en het glazen dak worden gesloten
zolang de toets op de afstandsbediening wordt
ingedrukt.Seite 36BedieningOpenen en sluiten36
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
▷Knop aan de buitenzijde van de achterklep
indrukken.▷Toets van de afstandsbediening
ca. 1 seconde indrukken.
Zo nodig worden de portieren tevens ont‐
grendeld. Openen met de afstandsbedie‐
ning, zie pagina 37.
Bij het rijden met een aanhangwagen kan
de achterklep niet worden geopend met de
afstandsbediening.▷Toets in het bestuurdersportier in‐
drukken.
Bij het rijden met een aanhangwagen kan
de achterklep niet worden geopend met de
toets in het bestuurdersportier.
Bij stilstand opent de achterklep automatisch
tot aan de ingestelde openingshoogte.
Openen wordt afgebroken:
▷Bij opnieuw indrukken van een toets.▷Bij het starten van de motor.▷Als de auto zich in beweging zet.▷Door indrukken van de knop aan de bin‐
nenzijde van de achterklep.
Sluiten
ATTENTIE
Scherpe of spitse voorwerpen kunnen tij‐
dens de rit tegen de achterruit en de verwar‐
mingsdraden stoten. Er bestaat gevaar voor
schade. Randen afdekken en erop letten dat
spitse voorwerpen niet tegen de achterruit sto‐
ten.◀
De afstandsbediening niet in de bagageruimte
leggen om mogelijk insluiten van de afstands‐
bediening te vermijden.
De bagageruimtebodem moet gesloten zijn,
anders kan de achterklep niet worden geslo‐
ten.
Zonder comforttoegang:▷Knop aan de binnenzijde van de achterklep
indrukken.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.
Bij comforttoegang:
▷Toets aan de binnenzijde van de achter‐
klep indrukken, pijl 1.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Toets indrukken, pijl 2.
Het voertuig wordt vergrendeld zodra de
achterklep is gesloten. Hiervoor moet het
bestuurdersportier gesloten zijn en de af‐
standsbediening moet zich buiten het
voertuig binnen het bereik van de achter‐
klep bevinden.Seite 40BedieningOpenen en sluiten40
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Knop aan de buitenzijde van de achterklep
indrukken.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Toets van de afstandsbediening
ingedrukt houden tot de achter‐
klep gesloten is.
Bij het loslaten van de toets stopt de be‐
weging.▷Blijven drukken op de toets in het be‐
stuurdersportier. Door de toets los te
laten stopt de beweging.
Voor deze functie moet de afstandsbedie‐
ning zich in het interieur bevinden.
De achterklep wordt gesloten.
Het sluiten wordt afgebroken:
▷Bij het starten van de motor.▷Bij abrupt wegrijden.
Handmatige bediening
WAARSCHUWING
Bij het handmatig bedienen van een ge‐
blokkeerde achterklep kan deze onverwacht
loskomen uit de blokkering. Er bestaat kans op
letsel of schade. Geblokkeerde achterklep niet
handmatig bedienen. Door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controle‐
ren.◀
Bij een elektrisch defect de ontgrendelde ach‐
terklep langzaam en zonder abrupte beweging
handmatig bedienen.
Comforttoegang Principe Toegang tot de auto is zonder gebruik van de
afstandsbediening mogelijk.
Het volstaat de afstandsbediening bij zich te
dragen, bijv. in de broekzak.
De auto herkent automatisch de afstandsbe‐
diening in de nabijheid of in het interieur.
Comforttoegang ondersteunt de volgende
functies:▷Ontgrendelen/vergrendelen van de auto.▷Comfortsluiten.▷Achterklep afzonderlijk openen.▷Achterklep zonder aanraking openen/slui‐
ten.▷Motor starten.
Aanwijzingen
De afstandsbediening niet in de bagageruimte
leggen om mogelijk insluiten van de afstands‐
bediening te vermijden.
WAARSCHUWING
Bij de bediening van de achterklep kun‐
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er be‐
staat kans op letsel. Bij het openen en sluiten
erop letten dat het bewegingsgebied van de
achterklep vrij is.◀
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷Er zijn geen externe storingsbronnen in de
buurt.▷Voor het vergrendelen moet de afstands‐
bediening zich buiten de auto in de buurt
van de portieren bevinden.Seite 41Openen en sluitenBediening41
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Controlelampje op de binnenspiegel▷Controlelampje knippert om de 2 secon‐
den:
De alarminstallatie is ingeschakeld.▷Het controlelampje knippert ca. 10 secon‐
den en gaat daarna elke 2 seconden flit‐
sen:
De interieurbeveiliging en hellingshoek‐
sensor zijn niet actief, omdat de portieren,
motorkap of achterklep niet correct geslo‐
ten zijn. Correct gesloten toegangen zijn
geblokkeerd.
Wordt de nog geopende toegang gesloten,
dan worden de interieurbeveiliging en hel‐
lingshoeksensor ingeschakeld.▷Controlelampje dooft na het ontgrendelen:
Aan de auto zijn geen ongeoorloofde han‐
delingen uitgevoerd.▷Controlelampje blijft na het ontgrendelen
knipperen tot het contact wordt ingescha‐
keld, maximaal echter ca. 5 minuten:
Alarm is geactiveerd.
Hellingshoeksensor
De hellingshoek van de auto wordt bewaakt.
De alarminstallatie reageert bijv. bij een poging
van diefstal van de wielen of bij het wegslepen.
InterieurbeveiligingVoor een optimale werking moeten ruiten en
glazen dak gesloten zijn.
Ongewild alarm vermijden
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging
kunnen samen worden uitgeschakeld, bijv. in
de volgende situaties:▷In wasinstallatie of wasstraten.▷In stapelgarages.▷Bij het transport op autotreinen, op zee of
op een aanhangwagen.▷Bij dieren in de auto.
Hellingshoeksensor en
interieurbeveiliging uitschakelen
Toets van de afstandsbediening binnen
10 seconden opnieuw indrukken, zodra
de auto vergrendeld is.
Controlelampje brandt ca. 2 seconden en gaat
daarna knipperen.
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging zijn
totdat de auto opnieuw wordt ont- en vergren‐
deld uitgeschakeld.
Alarm beëindigen
▷Voertuig met afstandsbediening ontgren‐
delen of contact inschakelen, evt. door
noodherkenning van afstandsbediening,
zie pagina 33.▷Bij comforttoegang: bij aanwezige af‐
standsbediening portierhandgreep van het
bestuurders- of passagiersportier volledig
omvatten.
Ruitbediening
Opmerking WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.Seite 46BedieningOpenen en sluiten46
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
AanwijzingenWAARSCHUWING
Bij de bediening van het glazen dak kun‐
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er be‐
staat kans op letsel. Bij het openen en sluiten
erop letten dat het bewegingsgebied van het
glazen dak vrij is.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Glazen dak optillen en opgetild glazen
dak sluiten
Schakelaar kort naar boven
drukken.
▷Gesloten glazen dak wordt
opgetild en het schuifpaneel
opent een stukje.▷Het geopende glazen dak sluit tot de opge‐
heven positie. Het schuifpaneel blijft op zijn
plaats.▷Het opgetilde glazen dak wordt gesloten.
Het schuifpaneel blijft op zijn plaats.Glazen dak en schuifpaneel
gescheiden openen/sluiten▷Schakelaar tot het drukpunt
in de gewenste richting
schuiven en houden.
Schuifpaneel opent zolang
de schakelaar blijft inge‐
drukt. Het glazen dak gaat
pas open zodra het schuif‐
paneel volledig is geopend.
Het glazen dak sluit zolang
de schakelaar blijft inge‐
drukt. Het schuifpaneel sluit
pas zodra het glazen dak ge‐
sloten is of zich in de opge‐
heven positie bevindt.▷Schakelaar door het drukpunt heen in de
gewenste richting drukken.
Het schuifpaneel wordt automatisch ge‐
opend. Het glazen dak opent automatisch
zodra het schuifpaneel volledig is geopend.
Het glazen dak sluit automatisch. Het
schuifpaneel sluit automatisch zodra het
glazen dak gesloten is of zich in de opge‐
heven positie bevindt.
Naar boven drukken op de schakelaar
stopt de beweging.
Glazen dak en schuifpaneel
gemeenschappelijk openen/sluiten
Schakelaar tweemaal kort na el‐
kaar door het drukpunt heen in
de gewenste richting schuiven.
Glazen dak en schuifpaneel be‐
wegen zich gelijktijdig. Naar bo‐
ven drukken op de schakelaar stopt de bewe‐
ging.
▷Zie ook: Comfortopenen, zie pagina 36, en
comfortsluiten, zie pagina 36, via de af‐
standsbediening.▷Zie ook: sluiten via de comforttoegang, zie
pagina 41.Seite 49Openen en sluitenBediening49
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
2.Rode toets in het slot indrukken.3.Veiligheidsgordel naar het oprolmecha‐
nisme geleiden.
Gordelherinnering voor bestuurders-
en passagiersstoel
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven. Controleren of de veilig‐
heidsgordel correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt geactiveerd als de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is
omgegespt.
Bij enkele landuitvoeringen wordt de gordel‐
herinnering vanaf ca. 10 km/h ook geactiveerd
als de passagiersgordel niet is omgegespt en
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelherinnering voor de achterbank Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.
▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Veiligheidsfunctie In kritieke rij-omstandigheden, bijv. een nood‐
stop, worden de voorste gordels automatisch
voorgespannen.
Wordt de rijsituatie afgesloten zonder ongeluk‐
ken, dan ontspant de gordel weer.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
heidsgordels bij een Service Partner van de fa‐
brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten controleren.◀
Hoofdsteun
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel.
Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.
▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.Seite 57InstellenBediening57
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15