Batterijen vervangen
De batterijen vervangen wanneer een Check-
Control-melding getoond wordt of wanneer de
indicator van de batterij knippert.
ATTENTIE
De bestanddelen van accu's kunnen
schade veroorzaken. Er bestaat gevaar voor
schade. Geen accu's gebruiken.◀1.Met een geschikt voorwerp het batterijvak
uit de klemsluiting halen, pijl 1.2.Deksel van het batterijvak verwijderen,
pijl 2.3.Batterijen van hetzelfde type gebruiken.4.Deksel terugdrukken.
Oude batterijen door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Storing
Symbool geeft aan dat er een storing is van
de voorventilatie/-verwarming tijdens stilstand.
Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of specialist laten controleren.
Seite 194BedieningKlimaatregeling194
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De 1e versnelling alleen gebruiken bij het weg‐
rijden. Vanaf de 2e versnelling vlot accelereren.
Daarbij hoge motortoerentallen en te vroeg op‐
schakelen vermijden.
Bij het bereiken van de gewenste snelheid naar
de hoogst mogelijke versnelling schakelen en
zo mogelijk met een lager motortoerental en
constante snelheid rijden.
Evt. de schakelpuntindicator van de wagen in
acht nemen, zie pagina 98.
Afremmen op de motor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie
De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals bijv. rijstijl, toestand van
de weg, onderhoud en omgevingsomstandig‐
heden.
Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
Het rijprogramma ECO PRO ondersteunt het
energiezuinige gebruik van comfortfuncties.
Deze functies worden automatisch gedeeltelijk
of volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 258, in acht nemen.
ECO PRO
Principe ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 226RijtipsBrandstof besparen226
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
AanwijzingenAanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Seite 242MobiliteitWielen en banden242
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Profile, zie Personal Pro‐file 33
R
Raapoliemethylester RME 237
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
Radio, zie Handleiding over navigatie-, entertainment-
en communicatiesysteem
RDC bandenspanningscon‐ trole 117
Rechtsrijdend verkeer, instel‐ ling koplampen 111
Recycling 259
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 146
Regensensor 78
Reiniging displays 278
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 277
Reinigingsvloeistof 80
Reis-boordcomputer 102
Reisdoelafstand 101
Remassistent 146
Remassistent, adaptief 146
Remlicht, adaptief 143
Remlichten, dynamisch 143
Remmen, aanwijzingen 216
Remschijven inrijden 214
Remvoeringen inrijden 214
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 95
Reservewiel 265
Reservezekering 268
Reservoir voor sproeiervloei‐ stof 80
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 118
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 118
Resterende actieradius 95
RES-toets 157 RES-toets, zie Actieve snel‐
heidsregeling, ACC 154
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 165
Restwarmte, automatische airconditioning 187
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 77
Rijaanwijzing, ECO PRO 228
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 214
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 137
Rijbelevingsschakelaar 151
Rijden op slechte wegen 217
Rijmodus 151
Rijmodus ECO PRO 226
Rijstabiliteitsregelsyste‐ men 146
Rijstrookwisselmelding 139
Rijtips 214
Ritten op slechte wegen 217
RME raapoliemethyles‐ ter 237
Roetdeeltjesfilter 215
Roetfilter 215
Rokerspakket 197
RON, benzinekwaliteit 236
Rondom de dakhemel 15
Rondom de middencon‐ sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 120
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 244
Rubber, verzorging 277
Rugleuning achterbank kan‐ telen 203
Rugleuningbreedte 54
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 53
Ruitbediening 46
Ruitensproeiermonden 79
Ruitensproeiers, ruiten 79 Ruitenwisser 77
Ruitenwisserinstallatie 77
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 79
Ruitreinigingsinstallatie 77
Run Flat-banden 244
S
Schade, banden 242
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 151
Schakeling, zie Steptronic versnellingsbak 80
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel 83
Schakelpuntindicator 98
Scherm tegen verblin‐ ding 197
Schminkspiegel 197
Schoudersteun 54
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 260
Schuif-/kanteldak 48
Sensoren, verzorging 278
Servicegeschiedenis 97
Sfeerverlichting 112
Shift Lights 89
Side View 175
Signalen bij het ontgrende‐ len 44
Ski- en snowboardzak 204
Slepen, zie Aan- en wegsle‐ pen 272
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 115
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 223
Slot, portier 38
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 36 Seite 297Alles van A tot ZOpzoeken297
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15