Page 225 of 281

Koelvloeistofpeil in de vulopening
controleren
In het koelvloeistofreservoir zijn gele Min- en
Max-markeringen aanwezig.1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir
rechtsom iets opendraaien, zodat de over‐
druk kan ontsnappen.3.Dop van het koelvloeistofreservoir openen.4.Het koelvloeistofpeil is correct, als het tus‐
sen de min- en max-markering in de vul‐
buis staat.
Bijvullen
1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir tegen
de wijzers van de klok in een beetje open‐draaien, zodat overdruk kan ontsnappen,
daarna openen.3.Zo nodig langzaam tot het correcte peil
vullen, niet te veel bijvullen.4.Dop tot hoorbare klik vastdraaien. De pijlen
op het koelvloeistofreservoir en het deksel
moeten naar elkaar wijzen.5.Oorzaak van het koelvloeistofverlies zo
snel mogelijk laten verhelpen.
Afvalverwerking
Bij het afvoeren van koelvloeistof met
toevoegingen voor koelvloeistoffen
moeten de betreffende milieuvoor‐
schriften in acht worden genomen.
Seite 225KoelvloeistofMobiliteit225
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 226 of 281

OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 89,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
In de afstandsbediening wordt continu infor‐
matie opgeslagen over de onderhoudsbe‐
hoefte. De Service Partner kan deze gegevens
uitlezen en een op uw auto afgestemde onder‐
houdsbeurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten uitvoeren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuweSeite 226MobiliteitOnderhoud226
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 227 of 281

autobezitter worden ingezien. Daarnaast kan
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist de in de elektronische onderhoudsge‐
schiedenis opgeslagen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist bezwaar maken
tegen de invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis met de daarmee gepaard
gaande opslag van de gegevens in de auto en
de gegevensoverdracht aan de autofabrikant
gedurende de tijd dat de auto in zijn bezit is. Er
vindt dan geen invoer in de elektronische on‐
derhoudsgeschiedenis van de auto plaats.
Ingevoerd onderhoud op het Control Display
weergeven, zie pagina 90.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. De fabrikant van uw auto advi‐
seert dringend, alleen een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist of andere over‐
eenkomstig geautoriseerde personen toegang
tot de contactdoos voor de On-Board-Dia‐
gnose te verlenen.◀Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden
▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is bij een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Seite 227OnderhoudMobiliteit227
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 228 of 281

Vervangen van onderdelenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Boordgereedschap
Het boordgereedschap vindt u rechts in de ba‐
gageruimte in een vak. De afdekking openen.
Vervangen van de
wisserbladen
Opmerking ATTENTIE
Als de ruitenwisserarm zonder gemon‐
teerd wisserblad op de voorruit valt, kan deze
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Ruitenwisserarm bij het vervangen van
de wisserbladen vasthouden en de wissers
niet op de ruit klappen zolang er geen wisser‐
bladen zijn aangebracht.◀
Wisserbladen vervangen1.Voor het vervangen de wissers in uitge‐
klapte stand brengen, zie pagina 76.2.Wisserarm uitklappen en vasthouden.3.Borgveer samendrukken, pijlen 1, en het
wisserblad uitklappen, pijl 2.4.Wisserblad naar voren uit de vergrendeling
halen.5.Nieuw wisserblad in omgekeerde volgorde
plaatsen tot deze vastklikt.6.Wissers inklappen.
ATTENTIE
Opgeklapte wissers kunnen bij het ope‐
nen van de motorkap worden ingeklemd. Er
bestaat gevaar voor schade. Voor het openen
van de motorkap erop letten dat de wissers
met gemonteerde wisserbladen op de voorruit
liggen.◀
Vervangen van lampen
Aanwijzingen
Lampen en verlichtingen Lampen en verlichting dragen in hoge mate bij
aan de verkeersveiligheid.
De fabrikant van de auto raadt aan om werk‐
zaamheden waarmee u niet vertrouwd bent of
die niet in deze handleiding beschreven staan,
Seite 228MobiliteitVervangen van onderdelen228
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 229 of 281

door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist te laten uitvoeren.
Een doos met reservelampen is verkrijgbaar bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist.
WAARSCHUWING
Ingeschakelde lampen kunnen heet wor‐
den. De lampen niet aanraken om verbrandin‐
gen te voorkomen. Er bestaat kans op letsel.
Lampen alleen vervangen als ze zijn afge‐
koeld.◀
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan ingeschakelde
verlichting kan er kortsluiting ontstaan. Er be‐
staat kans op letsel of schade. Bij werkzaam‐
heden aan de verlichting de betreffende lam‐
pen uitschakelen. De eventueel bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de
lamp in acht nemen.◀
ATTENTIE
Verontreinigde lampen hebben een kor‐
tere levensduur. Er bestaat gevaar voor
schade. Het glas van nieuwe lampen niet met
de blote hand vastpakken. Een schone doek of
iets dergelijke gebruiken of de lamp bij de fit‐
ting vastpakken.◀
LED-lampen Sommige uitrustingsvarianten hebben achter
een afdekking LED-lampen als lichtbron.
Deze zijn verwant met de gewone lasers en
worden als lichtemitterende diode van klasse 1
gekenmerkt.
WAARSCHUWING
Te intensieve helderheid kan het netvlies
van de ogen irriteren of beschadigen. Er be‐
staat kans op letsel. Niet rechtstreeks in de
koplamp of andere lichtbronnen kijken. Afdek‐
kingen van LED's niet verwijderen.◀Koplampglazen
Bij koel of vochtig weer kunnen de voertuigver‐
lichtingsunits aan de binnenzijde beslaan. Bij
rijden met ingeschakeld licht verdwijnt de
wasem na korte tijd. Het koplampglas hoeft
niet te worden vervangen.
Als zich ondanks ingeschakelde koplampen in
toenemende mate vocht vormt, bijv. in de vorm
van waterdruppels in de lamp, adviseert de fa‐
brikant van uw auto de koplampen door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist te
laten controleren.
Koplampinstelling
De instellingen van de koplampen kunnen wor‐
den beïnvloed door het vervangen van lampen.
Na het vervangen de koplampinstelling door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren en eventueel corrigeren.
Frontlampen, lamp vervangen
Halogeenkoplampen
Koplampen1Grootlicht/lichtsignaal2Dimlicht3Richtingaanwijzers4Stadslicht / DagrijlichtSeite 229Vervangen van onderdelenMobiliteit229
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 230 of 281

Stadslicht, dagrijlicht
Stadslicht en dagrijlicht zijn uitgevoerd met
LED-technologie.
Bij een defect contact opnemen met de Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist.
Toegang tot knipperlicht en dimlicht
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 228.
In de wielkast de beide houders losmaken en
de afdekking verwijderen.
Richtingaanwijzers
Lamp 21 watt, PY21W.
1.Evt. de binnenbekleding van de wielkast
iets naar binnen trekken. De lamphouder
linksom draaien en wegnemen.2.Lamp licht in de fitting drukken, tegen de
klok in draaien en verwijderen.3.Nieuwe lamp en lamphouder in omge‐
keerde volgorde inbouwen.4.Afdekking in de wielkast aanbrengen.Dimlicht
Lamp 55 watt, H7.1.Het deksel tegen de klok in draaien en ver‐
wijderen.2.Lamphouder tegen de klok in draaien,
pijl 1, en verwijderen, pijl 2.3.Lamp uit de lamphouder trekken.4.Nieuwe lamp en lamphouder plaatsen.5.Koplampbehuizing met deksel sluiten. Let
erop dat het deksel hoorbaar vergrendelt.6.Afdekking in de wielkast aanbrengen.
Toegang tot grootlicht/lichtsignaal
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 228.
1.Motorkap openen, zie pagina 218.Seite 230MobiliteitVervangen van onderdelen230
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 231 of 281

2.Deksel tegen de klok in draaien en verwij‐
deren.
Grootlicht/lichtsignaal
Lamp 55 watt, H7.
1.Lamphouder draaien, pijl 1, en lamphouder
voorzichtig verwijderen, pijl 2.2.Lamp uit de lamphouder trekken.3.Voor het plaatsen van lamp en lamphouder
in omgekeerde volgorde te werk gaan.
Lamphouder moet hoorbaar vastklikken.4.Koplampbehuizing met deksel sluiten.
LED-koplampen
LED-lampen
Bij LED-koplampen zijn alle lampen alsmede de zijdelingse richtingaanwijzers met LED-lam‐
pen uitgerust.
Als er LED-lampen uitvallen, kan voorzichtig
verder worden gereden met gebruik van de
mistlampen als verlichting. Neem de voor het
land specifieke wetten in acht.
Bij een defect contact opnemen met de Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist.
Halogeen-mistlamp Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 228.
Gloeilamp 35 watt, H8.1.Met de handgreep van de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap de drie
schroeven, pijl 1, van de wielkastbekleding
losdraaien. Wielkastbekleding voorzichtig
wegtrekken, pijl 2.2.Stekker van de lamp lostrekken, pijl 1.
Lamp draaien, pijl 2.
Linker voertuigzijde: met de klok mee
draaien.
Rechter voertuigkant: tegen de klok in
draaien.
Lamp verwijderen.3.Nieuwe lamp plaatsen, stekker aansluiten
en wielkastbekleding vastschroeven.Seite 231Vervangen van onderdelenMobiliteit231
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 232 of 281

LED-mistlamp
De mistlampen zijn van LED-techniek voor‐
zien. Bij een defect contact opnemen met de
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Knipperlicht in de buitenspiegel
De knipperlichten in de buitenspiegels maken
gebruik van LED-techniek. Bij een defect con‐
tact opnemen met de Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of specialist.
Achterlichten, lamp vervangen
Overzicht1Richtingaanwijzers2Mistachterlicht3Achteruitrijlicht4Achterlichtlampen5Remlicht
Lampvervanging buitenste
achterverlichting
De buitenste achterlichten maken gebruik van
LED-techniek. Bij een defect contact opnemen
met de Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist.
Lichten in het kofferdeksel
Algemeen
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 228.
Achteruitrijlicht: lamp 21 watt, H21W.
Alle andere lampen in het kofferdeksel zijn van LED-techniek voorzien. Bij een defect contact
opnemen met de Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist.
Toegang tot de lampen1.Evt. gevarendriehoek weghalen, zie pa‐
gina 237, en houder met de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap, zie pa‐
gina 228, verwijderen.2.De bevestigingen van de bekleding met de
schroevendraaier uit het boordgereed‐
schap losmaken en helemaal uittrekken.3.De bekleding voorzichtig van het koffer‐
deksel losmaken, eerst aan de rand en dan
in het bereik van de handgreepkommen.
Erop letten dat de bekleding niet vast‐
haakt.4.De bekleding voorzichtig uitklappen.Seite 232MobiliteitVervangen van onderdelen232
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15