Page 209 of 281

Wielen en bandenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Bandenspanning Informatie over veiligheid
De conditie van de banden en de bandenspan‐
ning zijn van invloed op:▷Levensduur van de banden.▷Rijveiligheid.▷Rijcomfort.
Bandenspanning controleren
WAARSCHUWING
Een band met een geringe bandenspan‐
ning of spanningsverlies heeft een negatieve
invloed op de rijeigenschappen, bijv. het stuur-
en remgedrag. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De bandenspanning regelmatig controle‐
ren en zo nodig corrigeren: minstens tweemaal
per maand en voor een lange rit.◀
Banden vertonen een natuurlijk, gelijkmatig
verlies van bandenspanning.
Banden worden warm tijdens het rijden en
door de stijgende bandtemperatuur stijgt ook
de bandenspanning. De gespecificeerde ban‐
denspanningen hebben betrekking op koude
banden of banden op omgevingstemperatuur.
Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. D.w.z. na max. 2 km rijden of wan‐
neer de auto minstens 2 uur heeft stilgestaan.
Vulsystemen kunnen max. 0,1 bar te weinig
aangeven.
Bij indicatie bandenpech: na het op spanning
brengen van de band de indicatie van de ban‐
denpech opnieuw initialiseren.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren.
Gegevens betreffende de
bandenspanning
De bandenspanningswaarden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten bevinden
zich op de portierstijl van het bestuurderspor‐
tier.
Als de snelheidsletter van de band niet te vin‐
den is, dan geldt de bandenspanning voor de
betreffende bandenmaat. De aangegeven
spanningswaarden gelden voor banden op
omgevingstemperatuur.
Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Seite 209Wielen en bandenMobiliteit209
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 210 of 281

Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
Aanwijzingen
Aanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Productiedatum Op de zijkant van de band:
DOT … 3615: de band is in de 36e week van
2015 gefabriceerd.
Seite 210MobiliteitWielen en banden210
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 211 of 281

Vervangen van wielen en
banden
Montage
Montage en balanceren door een Service Part‐ ner van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren.
Wielbandcombinatie Een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist kan u informeren over de juiste wiel-band‐
combinaties en velgen voor uw auto.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties wordt
de werking van verschillende systemen beïn‐
vloed, bijv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Wielen en banden die niet geschikt zijn
voor de auto kunnen onderdelen van de auto
beschadigen, bijv. contact met de carrosserie
als gevolg van toleranties, ondanks dezelfde
nominale afmetingen. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Wielen en banden gebruiken die
door de fabrikant van de auto als geschikt zijn
aangemerkt voor het betreffende type auto.◀Aanbevolen bandenmerken
Voor elke bandenmaat worden bepaalde ban‐
denfabrikanten geadviseerd door BMW. Deze
kunnen worden herkend aan een ster op de zij‐
wand van de band.
Nieuwe banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Coverbanden De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
WAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd
toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen cover‐
banden gebruiken.◀
Winterbanden Voor gebruik op een winters wegdek worden
winterbanden aanbevolen.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, maar ze
hebben in het algemeen niet het prestatieni‐
veau van winterbanden.
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
Seite 211Wielen en bandenMobiliteit211
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 212 of 281

toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. De sticker is verkrijgbaar bij een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bij het rijden met winterbanden de daarbij toe‐
gestane maximumsnelheid in acht nemen.
Banden met noodloopeigenschappen
Als de auto is uitgerust met banden met nood‐
loopeigenschappen voor de eigen veiligheid
alleen deze gebruiken. Ingeval van pech staat
geen reservewiel ter beschikking. Meer infor‐
matie is bij een Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist verkrijgbaar.
Voor- en achterwielen vervangen Op de voor- en achteras ontstaan vanwege de
verschillende rijomstandigheden verschillende
slijtagepatronen. Om een gelijkmatige slijtage
te verkrijgen kunnen de voor- en achterwielen
onderling worden verwisseld. Meer informatie
is bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist verkrijgbaar. Na het verwisselen de
bandenspanning controleren en eventueel cor‐
rigeren.
Bij auto's met verschillende bandenmaten of
velgmaten op de voor- en achteras is het ver‐
wisselen van de wielen tussen de assen niet
toegestaan.
Opslag Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.
Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.Banden met
noodloopeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit n beperkte mate zelfdra‐
gende banden en speciale velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij verlies van bandenspanning nog
beperkt worden doorgereden.
Aanwijzingen voor het doorrijden met banden‐
pech in acht nemen.
Vervangen van banden met
noodloopeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodloopeigenschappen gebruiken. Ingeval
van pech staat geen reservewiel ter beschik‐
king.
Neem voor meer informatie contact op met de
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bandenpech verhelpen
Veiligheidsmaatregelen
▷Auto zo ver mogelijk uit de buurt van de
verkeersstroom en op een vaste onder‐
grond parkeren.▷Alarmknipperlichten inschakelen.▷Auto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor
de parkeerrem vastzetten.Seite 212MobiliteitWielen en banden212
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 213 of 281

▷Stuurwielvergrendeling laten vastklikken in
rechtuitstand van de wielen.▷Alle inzittenden laten uitstappen en buiten
het gevarengebied brengen, bijv. achter de
vangrails.▷Eventueel gevarendriehoek op de juiste af‐
stand neerzetten.
Mobility System
Principe
Met het Mobility System kan beperkte schade
aan een band kortstondig worden afgedicht,
zodat verder kan worden gereden. Daartoe
wordt een vloeibaar afdichtmiddel in de ban‐
den gepompt dat bij het uitharden de bescha‐
diging van binnenuit afdicht.
De compressor kan gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren.
Aanwijzingen
▷Aanwijzingen voor de toepassing van het
Mobility System op de compressor en het
afdichtmiddelhouder in acht nemen.▷Bij beschadiging van de band vanaf een
grootte van 4 mm werkt het gebruik van
het Mobility System mogelijk niet.▷Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist als de
band niet rijklaar kan worden gemaakt.▷Vreemde voorwerpen die in de band zijn
terechtgekomen, zo mogelijk laten zitten.▷Stickers voor de snelheidsbegrenzing van
de afdichtmiddelhouder lostrekken en op
het stuurwiel plakken.▷Door de toepassing van afdichtmiddel kan
de RDC-wielelektronica beschadigd raken.
Controleer in dat geval de elektronica bij de
eerstvolgende gelegenheid en laat deze
evt. vervangen.GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide.
In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
Locatie Het Mobility System bevindt zich onder de ba‐
gageruimtebodem.
Afdichtmiddelreservoir▷Afdichtmiddelreservoir, pijl 1.▷Vulslang, pijl 2.
Houdbaarheidsdatum op afdichtmiddelhouder
controleren.
Compressor
1Aan/uit-schakelaar2Bevestiging van houderSeite 213Wielen en bandenMobiliteit213
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 214 of 281
3Bandenspanning verlagen4Weergave van bandenspanning5Compressor6Stekker/bedrading voor contactdoos7Verbindingsslang — opgeborgen in de
compressorbodem
Afdichtmiddel in de band brengen
1.Afdichtmiddelverpakking schudden.2.Verbindingsslang volledig uit de compres‐
sorbehuizing nemen. Slang niet buigen.3.Verbindingsslang hoorbaar vastklikken op
de aansluiting van de afdichtmiddelhouder.4.Afdichtmiddelhouder in verticale stand
hoorbaar vastklikken in de bevestiging van
de behuizing van de compressor.5.Verbindingsslang op het bandventiel van
het defecte wiel schroeven.6.Bij een uitgeschakelde compressor de
stekker in een contactdoos in de auto aan‐
brengen.Seite 214MobiliteitWielen en banden214
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 215 of 281

7.Bij ingeschakeld contact of draaiende mo‐
tor de compressor inschakelen.
ATTENTIE
Als de compressor te lang in werking is
kan deze oververhit raken. Er bestaat gevaar
voor schade. Compressor niet langer dan 10
minuten laten draaien.◀
Compressor ca. 3 tot 8 minuten aan laten
staan om de lekkage met afdichtmiddel te vul‐
len en een bandenspanning van ca. 2,5 bar te
verkrijgen.
Bij het aanbrengen van het afdichtmiddel kan
de bandenspanning tijdelijk oplopen tot ca.
5 bar. Compressor in deze fase niet uitschake‐
len.
Indien er geen bandenspanning van 2 bar kan
worden bereikt:
1.Compressor uitschakelen.2.Vulslang van het wiel losdraaien.3.10 m voor- en achteruitrijden om het af‐
dichtmiddel in de band te verdelen.4.Banden opnieuw oppompen met de com‐
pressor.
Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist als de
bandenspanning lager dan 2 bar blijft.
Mobility System opbergen
1.Verbindingsslang van de afdichtmiddel‐
houder van het wiel losmaken.2.Verbindingsslang van afdichtmiddelhouder
losmaken.3.Lege afdichtmiddelhouder en verbindings‐
slang inpakken om vervuiling van de baga‐
geruimte te vermijden.4.Mobility System weer in de auto opbergen.
Afdichtmiddel verdelen
Direct ca. 10 km rijden, zodat het afdichtmiddel
zich gelijkmatig in de banden verdeelt.
Snelheid van 80 km/h niet meer overschrijden.
Indien mogelijk niet langzamer rijden dan
20 km/h.
Bandenspanning corrigeren
1.Op een geschikte plaats stoppen.2.Verbindingsslang op ventiel van de band
schroeven.3.Verbindingsslang direct op compressor
aanbrengen.Seite 215Wielen en bandenMobiliteit215
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 216 of 281

4.Stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.5.Bandenspanning corrigeren tot 2,5 bar.▷Spanning verhogen: bij ingeschakeld
contact of draaiende motor de com‐
pressor inschakelen.▷Spanning verlagen: toets op de com‐
pressor indrukken.
Doorrijden
Toegestane maximumsnelheid van 80 km/h
niet overschrijden.
Bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren.
Bandenspanningscontrole opnieuw initialise‐
ren.
De defecte band en de afdichtmiddelhouder
van het Mobility System zo snel mogelijk laten
vervangen.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen met fijne schakels De fabrikant van uw auto adviseert het gebruik
van sneeuwkettingen met fijne schakels. Be‐
paalde sneeuwkettingen met fijne schakels zijn
door de fabrikant van de auto getest en als ver‐
keersveilig en geschikt aangemerkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
bij een Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist verkrijgbaar.
Gebruik
Het gebruik is uitsluitend paarsgewijs toege‐
staan op de achterwielen voor de volgende
wielmaten:▷205/60 R 16.▷225/55 R 16.▷225/50 R 17.▷225/45 R 18.
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant in
acht nemen.
Controleer of de sneeuwkettingen altijd vol‐
doende aangespannen zijn. Zo nodig de snee‐
uwkettingen naspannen overeenkomstig de
opgaven van de fabrikant.
Met sneeuwkettingen de bandenpechwaar‐
schuwing niet initialiseren, omdat dit tot on‐
juiste weergaven kan leiden.
Met sneeuwkettingen de bandenspannings‐
controle niet initialiseren, omdat dit tot onjuiste
weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. de dy‐
namische tractiecontrole voor korte tijd active‐
ren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Seite 216MobiliteitWielen en banden216
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15