Op het Control Display:1."Auto-info"2."Autostatus"3."Opties" oproepen.4."Laatste Teleservice oproep"
Onderhoudsgeschiedenis
Algemeen
Onderhoudswerkzaamheden bij een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren. De uitgevoerde onderhoudswerkzaam‐
heden worden ingevoerd in de
voertuiggegevens, zie pagina 226.
Het ingevoerde onderhoud kan op het Control
Display worden weergegeven. De functie is
beschikbaar zodra er een onderhoudsbeurt in
de autogegevens is ingevoerd.
Onderhoudsgeschiedenis weergeven Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"4. "Service historie"
Uitgevoerd onderhoud wordt weergege‐
ven.5.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te laten weergeven.SymbolenSym‐
bolenBeschrijvingGroen: onderhoud is tijdig uitge‐
voerd.Geel: onderhoud is te laat uitge‐
voerd.Onderhoud is niet uitgevoerd.
Schakelpuntindicator
Principe
Het systeem geeft de meest energiezuinige
versnelling voor de actuele rijsituatie aan.
Algemeen
De schakelpuntindicator is, afhankelijk van de uitrusting en landuitvoering, actief bij de hand‐
matige bediening van de Steptronic en de
handgeschakelde versnellingsbak.
Aanwijzingen voor op- of terugschakelen wor‐
den op het instrumentenpaneel weergegeven.
Handgeschakelde versnellingsbak:
weergave
SymboolBeschrijvingMeest energiezuinige versnelling
is ingeschakeld.Opschakelen naar meest energie‐
zuinige versnelling.Seite 90BedieningWeergaven90
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De 1e versnelling alleen gebruiken bij het weg‐
rijden. Vanaf de 2e versnelling vlot accelereren.
Daarbij hoge motortoerentallen en te vroeg op‐
schakelen vermijden.
Bij het bereiken van de gewenste snelheid naar
de hoogst mogelijke versnelling schakelen en
zo mogelijk met een lager motortoerental en
constante snelheid rijden.
Evt. de schakelpuntindicator van de wagen in
acht nemen, zie pagina 90.
Afremmen op de motor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie
De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals bijv. rijstijl, toestand van
de weg, onderhoud en omgevingsomstandig‐
heden.
Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
Het rijprogramma ECO PRO ondersteunt het
energiezuinige gebruik van comfortfuncties.
Deze functies worden automatisch gedeeltelijk
of volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 226, in acht nemen.
ECO PRO
Principe ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D blijft daarbij ingeschakeld.Seite 193Brandstof besparenRijtips193
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
Aanwijzingen
Aanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Productiedatum Op de zijkant van de band:
DOT … 3615: de band is in de 36e week van
2015 gefabriceerd.
Seite 210MobiliteitWielen en banden210
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Rijstabiliteitsregelsyste‐men 132
Rijstijlanalyse 199
Rijstrookwisselmelding 126
Rijtips 183
RME raapoliemethyles‐ ter 205
Roetdeeltjesfilter 183
Roetfilter 183
RON, benzinekwaliteit 204
Rondom de dakhemel 15
Rondom de middencon‐ sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 113
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 212
Rubber, verzorging 245
Rugleuning achterbank om‐ klappen, zie Doorlaadsys‐
teem 172
Rugleuningbreedte 51
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 51
Ruitbediening 44
Ruitensproeierinstallatie 74
Ruitensproeiermonden 76
Ruitensproeiers, ruiten 76
Ruitenwisserinstallatie 74
Ruitenwissers, zie Ruitenwis‐ serinstallatie 74
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 76
Run Flat-banden 212
S
Schade, banden 210
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 134
Schakeling, handmatige ver‐ snellingsbak 77 Schakelpaddels op het stuur‐
wiel 80
Schakelpuntindicator 90
Scherm tegen verblin‐ ding 169
Schminkspiegel 169
Schokdempercontrole, dyna‐ misch 134
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 228
Schuif-/kanteldak 46
Sensoren, verzorging 246
Servicegeschiedenis 90
Services, ConnectedDrive 6
Servotronic 137
Sfeerverlichting 105
Side View 153
Sigarettenaansteker 169
Signalen bij het ontgrende‐ len 42
Slepen, zie Aan- en wegsle‐ pen 239
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 108
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 189
Slot, portier 37
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 36
Sluiten/openen via portier‐ slot 37
Sneeuwkettingen 216
Snelheidsbegrenzer, hand‐ matig 127
Snelheidsbeperking, weer‐ gave 91
Snelheidslimietinfo 91
Snelheidslimietinformatie, boordcomputer 94
Snelheidslimiet, zie Handma‐ tige snelheidsbegren‐
zer 127
Snelheidsregeling 144 Snelheidsregeling, actief met
Stop & Go 138
Snelheidswaarschuwing 95
SOS-toets 236
Spanning, banden 209
Spanningscontrole, ban‐ den 109
Spanningwaarschuwing RPA, banden 113
Speciale uitrustingen, stan‐ daard uitrustingen 7
Speed Limit Device, zie Handmatige snelheidsbe‐
grenzer 127
Spiegels 57
Spiegels, memory 56
Splitscreen 22
SPORT+ - programma, rijdy‐ namiek 135
Sportbesturing, variabel 134
SPORT-programma, rijdyna‐ miek 135
Sportprogramma, versnel‐ lingsbak 79
Sportweergaven, koppel‐ weergave, vermogensweer‐
gave 95
Spraakgestuurd systeem 25
Sproeiervloeistof 76
Stabiliteitsregelsyste‐ men 132
Stadslicht 100
Stadslicht, vervangen van de lamp 230
Standby-modus van de radio 69
Standventilatie 168
Start/stop-knop 68
Starten van de motor 69
Starten van de motor bij sto‐ ring 33
Starten, zie Starten van de motor 69
Startfunctie bij storing 33
Starthulp 237
Starthulp, zie DSC 132 Seite 277Alles van A tot ZOpzoeken277
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15