Bandenspanningscontrole RDCContinu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem au‐
tomatisch weer actief.▷RDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.▷Wiel zonder RDC-elektronica is gemon‐
teerd: Evt. laten controleren door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specia‐
list.▷Storing: het systeem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Voor meer informatie, zie Bandenspannings‐
controle, zie pagina 109.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Motorfuncties De auto door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Voor meer informatie, zie Aansluiting voor On-
Board-Diagnose-Diagnose, zie pagina 227.
Lane Departure Warning
Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rij‐
baan zonder eerst de richting aan te
geven onder bepaalde omstandigheden een
waarschuwing gegeven.
Voor meer informatie, zie Lane Departure War‐
ning, zie pagina 124.
Handmatige snelheidsbegrenzer Branden: systeem is ingeschakeld.
Knipperen: ingestelde snelheidslimiet
overschreden. Er klinkt evt. een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sys‐
teem.
Mistachterlicht Mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Mistachter‐
lichten, zie pagina 104.
Groene lampjes
Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.
Ongewoon snel knipperen van de con‐
trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Voor meer informatie, zie Richtingaanwijzer,
zie pagina 73.
Stadslicht, rijlicht Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Stads-/
dimlicht, verlichtingsregeling, zie pa‐
gina 100.Seite 85WeergavenBediening85
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Overzicht
Toets in de auto
Lane Departure Warning
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Het controlelampje op het
instrumentenpaneel
▷Lijnen: systeem is geactiveerd.▷Pijlen: ten minste één rijbaanbegrenzings‐
lijn werd herkend en waarschuwen is mo‐
gelijk.
Weergeven van een waarschuwing
Bij het verlaten van de rijstrook boven een her‐
kende rijbaanbegrenzingslijn begint het stuur‐
wiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de rich‐
tingaanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er
geen waarschuwing gegeven.
Onderbreking van de waarschuwing De waarschuwing wordt in de volgende situ‐
aties afgebroken:
▷Automatisch na ca. 3 seconden.▷Bij terugkeer naar de eigen rijbaan.▷Bij krachtig remmen.▷Bij richting aangeven.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Beperkte werking De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen of sneeuw‐
val.▷Bij ontbrekende, afgesleten, moeilijk zicht‐
bare, samen- of uiteenlopende of onduide‐
lijke begrenzingslijnen zoals bijv. bij weg‐
werkzaamheden.▷Als begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuil
of water bedekt zijn.Seite 125VeiligheidBediening125
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15