Page 73 of 281

Parkeerrem
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Aantrekken
De hendel klikt na het omhoog trekken auto‐
matisch in.
Controlelampje gaat rood branden.
Parkeerrem is vastgezet.
Wanneer bij uitzondering gebruik tijdens het
rijden noodzakelijk is, de parkeerrem licht aan‐
trekken en daarbij de knop ingedrukt houden.
Voor het voorkomen van corrosie en ongelijk‐
matige remwerking links/rechts de parkeerrem
van tijd tot tijd bij het uitrollen licht aantrekken,
wanneer de verkeerssituatie het toelaat.
De remlichten branden niet wanneer de par‐
keerrem wordt aangetrokken.
Vrijzetten
De hendel iets omhoog trekken, de knop in‐
drukken en de hendel naar beneden bewegen.
Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
Richtingaanwijzer knippert driemaal.
De functie kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Driemaal knipperen"Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 74 of 281

De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Storing Ongewoon snel knipperen van de controle‐
lampje duidt op een uitgevallen richtingaanwij‐
zerlampje.
Bij rijden met aanhanger wijst de lamp evt. ook
op een uitgevallen knipperlicht van de aan‐
hangwagen.
Grootlicht, lichtsignaal▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀
ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.Seite 74BedieningRijden74
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 75 of 281

Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.
Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Intervaltijd of gevoeligheid van
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 76 of 281

Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Ruitensproeiermonden Ruitensproeiermonden worden bij ingescha‐
keld contact automatisch verwarmd.
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar boven tot
door het drukpunt drukken en ca. 3 secon‐
den ingedrukt houden tot de wissers onge‐
veer in verticale stand stilstaan.Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.1.Contact inschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken.
De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Algemeen
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir.
Vullen met een mengsel uit leidingwater, ge‐
concentreerde ruitenreiniger en eventueel an‐
tivries vóór het vullen mengen.
Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Sproeiervloeistof kan bij contact met
hete motoronderdelen ontbranden. Er bestaat
kans op letsel of schade. Sproeiervloeistof al‐
leen bij afgekoelde motor bijvullen. Vervolgens
de dop van het sproeiervloeistofreservoir volle‐ dig dichtdraaien.◀
ATTENTIE
Siliconenhoudende toevoegingen in de
sproeiervloeistof die ervoor zorgen dat het wa‐
ter van de ruiten parelt kunnen de sproeierin‐
stallatie beschadigen. Er bestaat gevaar voor
Seite 76BedieningRijden76
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 77 of 281

schade. Geen siliconenhoudende toevoegin‐
gen aan de sproeiervloeistof toevoegen.◀
ATTENTIE
Het gebruik van onverdunde en verschil‐
lende reinigingsvloeistof-concentraten of anti‐
vriesmiddelen kan tot schade aan de ruiten‐
sproeierinstallatie leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. Reinigingsvloeistof-concentraten
of antivriesmiddelen vóór het bijvullen verdun‐
nen. De aanwijzingen en mengverhoudingen
op de verpakkingen in acht nemen. Geen reini‐
gingsvloeistof-concentraten van verschillende
fabrikanten met elkaar mengen.◀
Overzicht
Het reservoir voor de sproeiervloeistof bevindt
zich in de motorruimte.
Handversnelling
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij het inschakelen van een te lage ver‐
snelling kunnen te hoge toerentallen schade
aan de motor veroorzaken. Er bestaat gevaar
voor schade. Bij het schakelen naar de 5e of 6e
versnelling de versnellingshendel naar rechts
drukken.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Schakelen
Algemeen
Voor het harmonisch en dynamisch wisselen
van versnelling wordt het motortoerental tij‐
dens een schakelprocedure automatisch aan‐
gepast.
Achteruitversnelling
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Om de weerstand te overwinnen de schakel‐
hendel in een vloeiende beweging naar links
bewegen en de achteruitversnelling inschake‐
len.
Steptronic versnellingsbak
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 78 of 281

▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Keuzehendelstanden
D Drive
Keuzehendelstand voor normaal rijden. Alle
versnellingen voor het vooruitrijden worden
automatisch geschakeld.
R Achteruit
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
N Neutraal De auto kan vrij rollen. Bijv. in wasstraten in‐
schakelen.
Bij Contact uit, zie pagina 68, wordt automa‐
tisch de keuzehendelstand P ingeschakeld.
P Parkeren
Alleen bij stilstaande auto inschakelen. De aan‐
gedreven wielen worden geblokkeerd.
De keuzehendelstand P wordt in de volgende
situaties automatisch ingeschakeld:
▷Na het afzetten van de motor in standby-
modus van de radio, zie pagina 69, of con‐
tact uit, zie pagina 68, als keuzehendel‐
stand R of D ingeschakeld is.▷Bij contact uit, als de keuzehendelstand N
ingeschakeld is.▷Als tijdens stilstand bij geselecteerde keu‐
zehendelstand D of R de gordel van de be‐
stuurdersstoel wordt afgedaan, het be‐
stuurdersportier wordt geopend en de rem
niet ingedrukt wordt.
Kickdown
Met kickdown wordt een maximale rijprestatiebereikt. Gaspedaal tot voorbij de weerstand
van de volgasstand indrukken.
Keuzehendelstanden inschakelen
Algemeen
Het rempedaal ingedrukt houden tot wordt
weggereden, anders komt de auto bij een in‐
geschakelde versnelling in beweging.▷De keuzehendelstand P kan pas bij draai‐
ende motor en ingedrukt rempedaal wor‐
den verlaten.▷Bij stilstaande auto het rempedaal indruk‐
ken alvorens vanuit P of N te schakelen,
omdat anders de schakelblokkering niet
wordt gedeactiveerd en het schakelver‐
zoek niet wordt uitgevoerd.
Een blokkering verhindert het per ongeluk
schakelen naar keuzehendelstand R en het per
ongeluk schakelen uit keuzehendelstand P.
Blokkering opheffen
Unlock-toets indrukken, pijl.
Keuzehendelstand D, N, R inschakelen
Keuzehendel in de gewenste richting drukken,
resp. over drukpunt duwen.
Seite 78BedieningRijden78
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 79 of 281

Na het loslaten van de keuzehendel, keert deze
terug naar de middelste stand.
Keuzehendelstand P inschakelen
Toets P indrukken, pijl.
Sportprogramma en handbediening
Sportprogramma activeren
Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.
Het sportprogramma van de transmissie is ge‐
activeerd.
Handbediening M/S activeren
1.Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.2.Keuzehendel naar voren drukken of naar
achteren trekken.
Handbediening M/S wordt actief en er wordt
een andere versnelling ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt de inge‐
schakelde versnelling weergegeven bijv. M1.
Als de situatie het vereist, schakelt de Steptro‐
nic versnellingsbak verder automatisch.
Voorbeeld: bij het bereiken van bepaalde toe‐
rentalgrenzen wordt bij handbediening M/S in‐
dien nodig automatisch opgeschakeld.
Naar handbediening schakelen▷Terugschakelen: keuzehendel naar voren
drukken.▷Opschakelen: keuzehendel naar achteren
trekken.
Versnelling wordt alleen gewisseld bij passend
toerental en passende snelheid, bij een te
hoog toerental wordt bijvoorbeeld niet terug‐
geschakeld.
De gekozen versnelling wordt kort weergege‐
ven op het instrumentenpaneel, waarna de in‐
geschakelde versnelling weer verschijnt.
Steptronic Sport versnellingsbak:
automatisch opschakelen in
handbediening M/S vermijden
De Steptronic Sport-versnellingsbak schakelt
in handbediening M/S bij het bereiken van be‐
paalde toerentalgrenzen niet een versnelling
op, als aan één van de volgende voorwaarden
is voldaan:
▷DSC gedeactiveerd.▷TRACTION geactiveerd.▷SPORT+ geactiveerd.
Bovendien wordt bij kickdown niet terugge‐
schakeld.
Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoering
kan door gelijktijdig bedienen van de kickdown
en de linker schakelpaddel naar de laagst mo‐
gelijke versnelling teruggeschakeld worden.
Dit is niet mogelijk bij kortstondig wisselen via
de schakelpaddels van keuzehendelstand D
naar de handbediening M/S.
Sportprogramma/handbediening
beëindigen
Keuzehendel naar rechts drukken.
Seite 79RijdenBediening79
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Page 80 of 281

Op het instrumentenpaneel wordt D weerge‐
geven.
Schakelpaddels
Met de schakelpaddels op het stuurwiel kan
snel van versnelling worden gewisseld, zonder
hierbij de handen van het stuurwiel te nemen.
▷Opschakelen: kort aan de rechter schakel‐
paddel trekken.▷Terugschakelen: kort aan de linker scha‐
kelpaddel trekken.▷Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoe‐
ring kan door lang aan de linker schakel‐
paddel te trekken naar de laagst mogelijke
versnelling worden teruggeschakeld.
Wisselen van versnelling wordt alleen uitge‐
voerd bij passend toerental en passende snel‐
heid uitgevoerd, bij te hoog toerental wordt
niet teruggeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt kort de ge‐
kozen versnelling en vervolgens de ingescha‐
kelde versnelling weergegeven.
Als bij automatische bediening met de scha‐
kelpaddels op het stuurwiel wordt geschakeld,
wordt kort overgeschakeld naar handbedie‐
ning.
Wanneer in handbediening gedurende een be‐
paalde tijd voorzichtig wordt gereden, niet
wordt geaccelereerd of via de schakelpaddels
wordt geschakeld, wordt teruggeschakeld naar
automatische bediening.
Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoering
kan als de keuzehendel nog steeds in keuze‐
hendelstand D staat, naar automatische bedie‐
ning worden omgeschakeld:▷Lang aan rechter schakelpaddel trekken.
Of▷Naast het kort aan de rechter schakelpad‐
del trekken, tevens kort aan de linker scha‐
kelpaddel trekken.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De keuzehendelstand wordt ge‐
toond, bijv.: P.
Parkeervergrendeling elektronisch
ontgrendelen
Algemeen De parkeervergrendeling elektronisch ontgren‐
delen om de auto uit de gevarenzone te ma‐
noeuvreren.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer de
startmotor de motor kan doordraaien.
Keuzehendelstand N inschakelen
1.Rempedaal indrukken.2.Start/stop-knop indrukken. De startmotor
moet hoorbaar aanslaan.3.Unlock-toets op de keuzehendel indrukken
en de keuzehendel in keuzehendelstand N
zetten en zo laten staan.
Desbetreffende Check-Control-melding
wordt weergegeven.4.Keuzehendel loslaten en binnen ca. 6 se‐
conden opnieuw in stand N zetten.
Stand N wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren
en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.Seite 80BedieningRijden80
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15